publicatie

Spanning, juni 2007 :: De Amerikaanse greep op Latijns-Amerika

Spanning, juni 2007

Plan Colombia

De Amerikaanse greep op Latijns-Amerika

Latijns-Amerika kent een bewogen geschiedenis van bemoeienis van de Verenigde Staten. Tijdens de Koude Oorlog keek de noorderbuur niet op een cent – en ook niet op een mensenrechtenschending meer of minder. Nu de ogen van de wereld vooral op het Midden-Oosten zijn gericht, zouden we haast vergeten dat er in Latijns-Amerika ook nog steeds een oorlog woedt waar de VS intensief bij betrokken is. Via Plan Colombia wordt de greep op de regio gehandhaafd, onder de noemer van de oorlogen tegen drugs en terrorisme.

Tekst: Daniël de Jongh

De Verenigde Staten hebben een merkwaardige verhouding tot coca. Enerzijds vormden cocabladeren een hoofdbestanddeel van het oorspronkelijke recept van Coca Cola, Amerikaans cultuursymbool bij uitstek. Anderzijds kennen de Verenigde Staten het hoogste percentage cocaïnegebruikers ter wereld en wordt drugsverslaving er beschouwd als een gigantisch maatschappelijk probleem. Opeenvolgende regeringen voelen de druk van de kiezers om hard op te treden tegen drugsgebruik. De afgelopen decennia heeft de overtuiging terrein gewonnen dat het drugsprobleem ‘bij de wortel’ moet worden aangepakt, oftewel de productie. In het geval van cocaïne letterlijk bij de wortel – als de cocaplant wordt uitgeroeid dan kan er ook geen cocaïne meer worden geproduceerd en verhandeld, is de redenering. Vanuit die logica heeft de VS zich ontwikkeld tot de motor achter het Plan Colombia, waarvan het systematisch verdelgen van cocaplanten een belangrijk onderdeel is. Onder escorte van Amerikaanse legerhelicopters bespuiten sproeivliegtuigen van de Colombiaanse politie cocavelden met chemicaliën.

War on drugs

Al in 1971 bestempelde toenmalig president Nixon de drugshandel tot staatsvijand en verklaarde hij de oorlog aan drugs. Hoewel de War on Drugs in de beginjaren vooral was gericht tegen de binnenlandse drugshandel en -consumptie, werd de blik al snel over de grens gericht. Het spoor van de handel leidde naar Colombia, waar de bulk van de drugs vandaan bleek te komen. In 1974 werden de eerste agenten van de Amerikaanse narcoticabrigade naar Colombia uitgezonden, om de lokale politie te trainen. Erg enthousiast werden zij trouwens niet ontvangen. Afgezet tegen de schrijnende armoede en de voortdurende dreiging van sociale opstanden vond de Colombiaanse regering drugs niet het meest urgente probleem.

Vanaf eind jaren zeventig maakte cocaïne een duizelingwekkende opmars onder Amerikaanse drugsgebruikers. De groeiende stroom drugsdollars had grote gevolgen voor de Colombiaanse staat. Zowel de productie als de handel waren in handen van een kleine groep drugsbaronnen, die royaal met hun dollars strooiden om ambtenaren en politieagenten om te kopen. Om de hand over hand toenemende corruptie een halt toe te roepen, zwichtte de Colombiaanse regering voor de aanhoudende Amerikaanse druk om de strijd tegen drugs op te voeren en tegelijkertijd hard op te treden tegen linkse rebellen – een tweede stokpaardje van de VS tijdens de Koude Oorlog. Zwaar leunend op de Amerikaanse militaire doctrine (en geldkraan) van rond 1980 trok het Colombiaanse leger fanatiek ten strijde tegen drugshandelaars en guerrillaleiders, én tegen bevolkingsgroepen die beschouwd werden als potentiële handlangers. Deze strategie berustte op een grote inschattingsfout: evenals in veel andere Latijns-Amerikaanse landen dreef het geweld van het overheidsleger hele bevolkingsgroepen rechtstreeks in de armen van de guerrilla.

Nieuwe strategie

Met het einde van de Koude Oorlog veranderde het internationale politieke toneel. In Latijns-Amerika maakten militaire juntas plaats voor democratisch gekozen regeringen en legden de meeste guerrillabewegingen de wapens neer, maar Colombia bleef een brandhaard. De politieke situatie in het land was in de jaren tachtig nog gecompliceerder geworden, door de opkomst van gewapende paramilitaire ‘zelfverdedigingsgroepen’: rechtse knokploegen die de linkse guerrillagroepen bevochten. Daarnaast manifesteerden de drugskartels zich steeds nadrukkelijker als machtsfactor.

De Verenigde Staten zagen zich genoodzaakt om een nieuwe strategie te ontwikkelen om hun militaire aanwezigheid op het Latijns-Amerikaanse continent te kunnen verantwoorden. Het antwoord werd gevonden in een intensivering van de War on Drugs. In 1989 sloeg de regering-Bush alarm over de maar niet aflatende stroom drugs die de VS binnenkwamen, en riep de Andeslanden op tot harde maatregelen. Het Andean Counterdrug Initiative (ACI) ging van start, een ‘hulp’-programma dat erop neerkwam dat de VS miljarden dollars pompte in de oprichting, training en materiële uitrusting van drugsbestrijdingseenheden in met name Colombia, Bolivia en Peru. Met behulp van het ACI werden de drugsbestrijdingsactiviteiten drastisch gemilitariseerd en geïntensiveerd.

‘Vredesplan’

Daarbovenop kwam in 2000 Plan Colombia. Dit door de Colombiaanse overheid als vredesplan gepresenteerde samenwerkingsproject met de Verenigde Staten was van meet af aan sterk geënt op de (onjuiste) veronderstelling dat de drugsmaffia en de guerrillabeweging grotendeels samenvallen. Een deel van de miljarden van Plan Colombia gaat naar ontwikkelingsprojecten – de hoofdmoot wordt echter besteed aan de grootschalige bestrijding van de cocateelt, zoals de omstreden sproeivluchten. Critici hebben van meet af aan gewezen op de risico’s voor de volksgezondheid, het milieu en legale landbouwgewassen in de omgeving van cocavelden. Ook de verruiming van bevoegdheden van de als corrupt en gewelddadig te boek staande Colombiaanse strijdkrachten is veel bekritiseerd, zéker nadat vanaf 2002 ook ‘terrorismebestrijding’ tot de doelstellingen van Plan Colombia ging behoren.

De cynische balans na zeven jaar Plan Colombia is dat het hoegenaamd niets heeft opgeleverd. In juni verscheen een rapport van de Verenigde Naties waarin wordt becijferd dat er sinds de invoering ervan alleen maar meer Colombiaanse coke de Verenigde Staten binnen is gekomen. Coca wordt nu op veel meer plekken verbouwd dan zeven jaar geleden – door de aanvankelijke concentratie van drugsbestrijdingsactiviteiten in guerrillagebied kon de drugsmaffia in de rest van het land ongestoord uitbreiden. Door opportunistisch samen te werken met zowel de guerrilla als de paramilitairen en met corrupte militairen en ambtenaren is de drugsmaffia dieper verankerd geraakt in de samenleving. In plaats van grote drugskartels, is er nu veeleer sprake van een wijdvertakt, veel moeilijker te bestrijden netwerk. De guerrillabeweging is ook allerminst verslagen, en recent kwam een reeks schandalen aan het licht over de innige banden tussen paramilitairen en regeringsfunctionarissen. Drugs en oorlog woekeren in Colombia onverminderd voort.

Strategisch

Toch wordt de miljardensteun aan Plan Colombia en het ACI voortgezet, wat de vraag oproept of drugsbestrijding wel echt het hoofddoel is. Het ACI werd gestart in de drie landen waar linkse verzetsbewegingen in 1989 nog een serieuzere bedreiging vormden dan elders in de regio. De eerste besprekingen over Plan Colombia werden gehouden in 1998, het jaar waarin Chávez de verkiezingen won in Venezuela en Lula hoge ogen gooide in Brazilië. De vraag of Plan Colombia werkt, zou weleens veel minder belangrijk kunnen zijn dan het behoud van militaire bases en een strategische bondgenoot in een ‘verlinksende’ regio.

Presidenten als Chávez, Morales en Correa uiten scherpe kritiek op het Amerikaanse drugsbeleid. Zij werpen de vraag op waarom er in de VS zo veel vraag is naar verdovende middelen en ijveren voor legalisering van de cocaplant – die ook wordt verbouwd als voedingsgewas en ingrediënt voor geneesmiddelen. Een sprankje hoop voor de verarmde plattelandsbevolking en miljoenen als gevolg van de oorlog ontheemden in Colombia.

Inhoud