publicatie

Spanning, juni 2007 :: Het rijke rode leven

Spanning, juni 2007

Het rijke rooie leven deel 27: Tiny Kox over Karel Glastra van Loon

‘Stel een daad en toon je moed’

Tekst: Tiny Kox Foto's: Archief SP

“Ik heb zo’n last van de ellende in de wereld. Daar zouden meer mensen last van moeten hebben.” Aldus schrijver Karel Glastra van Loon (1962-2005) over zijn linkse politieke engagement. Hij vond het normaal dat mensen de wereld beter willen achterlaten dan de vorige generatie hem heeft aangeleverd. “Stel een daad en toon je moed”, zo verwoordde hij die opvatting, in wat later ‘Een mens is meer’ zou worden, het lijflied van de SP.

De gepassioneerde

Met zijn vele talenten had Karel Glastra van Loon van alles kunnen worden, zelfs politicus. Dat ambieerde hij echter niet, ook al werd hij vaak door anderen omschreven als ‘ideoloog’ van de SP. Onzin, wist hij. “Ik ben niet eens lid van de SP. Maar ik denk wel mee over de idealen van de SP en probeer ze scherp te houden”, legde hij geduldig uit aan hen die wilden weten hoe het nu precies zat met zijn relatie met de partij van Jan Marijnissen. Meedenken deed hij graag, en veel, en effectief. Hij zag overeenkomsten tussen de aanpak van politici en journalisten. Maar hij dichtte zichzelf toch vooral een rol toe als schrijver en hoopte dat hij zijn leven lang zo verstandig zou blijven om die rol te behouden. Dat is gelukt, ook omdat het leven hem veel te snel ontnomen werd.

Een gepassioneerd mens: hij had er geen bezwaar tegen zo te worden omschreven. “Passie heb je nodig, het leven wordt anders heel vlak”, zo legde hij in één van de interviews uit die hem werden afgenomen nadat hij tot het gilde der prominente Nederlanders was toegetreden door zijn successen als schrijver. “Er is een noodzaak tot pathetiek, tot engagement, tot een zekere bevlogenheid. Tot geestdrift.” Geestdrift die hij in de jaren negentig node miste bij veel collega-bekende Nederlanders. Vooral bij de ‘Mei-68’ers’ zoals hij ze noemde: “Die generen zich over hun uitspraken uit die tijd en hebben daarom de pathetiek op de vuilnishoop van de geschiedenis gegooid. Dom, moet je niet doen.”

De schrijver

Beroemd werd Karel Glastra van Loon met ‘De passievrucht’, dat in 1999 verscheen en Nederlands meest vertaalde roman ooit zou worden. Op zijn werkkamer in Hilversum stonden rijen vertalingen naast elkaar, allemaal met andere woorden en andere kaften – maar in alle talen van de wereld even mooi en meeslepend. Na deze absolute bestseller, waarvoor hij de Generale Bank Literatuurprijs kreeg en die ook nog eens verfilmd werd, kwam het mysterieuze ‘Lisa’s adem’ (2001) en daarna ‘De onzichtbaren’ (2003). Dat laatste boek beschouwde hij zelf als zijn beste literaire prestatie én een geslaagde koppeling van het literaire aan het informatieve. ‘De onzichtbaren’ schetst de omstandigheden waaronder in het grensgebied van Birma en Thailand Birmese vluchtelingen leven nadat ze hun land ontvluchtten voor dictatuur, vervolging en burgeroorlog. Voor dat boek leefde hij met zijn gezin een aantal maanden tussen de Birmese vluchtelingen. Die ervaringen maakten diepe indruk op hem, terwijl hij toch al iemand was met veel ervaringen uit de wijde wereld. In 1997 had hij zijn literaire debuut gemaakt met ‘Vannacht is de wereld gek geworden’, waarin hij zijn eerdere bevindingen als journalist nu als schrijver beschreef. Onderzoeksjournalist en schrijver van non-fictieboeken was hij al veel langer. Hij was op het Plein van de Hemelse Vrede toen dat door het Chinese leger werd bestormd. Hij was in Armenië tijdens de oorlog met Azerbeidzjan, in Koeweit vlak na de bevrijding van Saddams horden, in het Sandinistische Nicaragua, en op nog zoveel meer plaatsen waar het spannend en belangrijk was om over te berichten.

Maar uiteindelijk werd hij wat hij eigenlijk wilde zijn: romanschrijver. De thema’s voor zijn romans kwamen niet uit de lucht vallen. ‘De Passievrucht’ noemde hij een reactie op de golf van cynische boeken die in de jaren negentig verschenen: “Al die seriemoordenaars en serieverkrachters. Die excessieve aandacht voor de cynische, rondneukende, cokesnuivende stedeling die nergens meer enige waarde aan hecht, behalve aan het overleven op zich. Op een gegeven moment werd dat zo gemakkelijk, zo gratuit, zo hip dat ik het tegendeel wilde laten zien. In de samenleving en ook in de literatuur was de liefde zo weggecommercialiseerd, uit cynisme als illusie afgedaan of werd ze puur als wetenschappelijk verschijnsel bekeken. Dat doet in mijn ogen groot onrecht aan wat liefde is en vermag. ‘De Passievrucht’ wil de liefde in ere herstellen en dat brengt met zich mee dat de portee hoopgevend en geruststellend is.”

Niet alles is hoopgevend, wist Glastra van Loon allang. Er is ook veel angstaanjagends op de wereld. In tegenstelling tot het ‘witte boek’ dat ‘de Passievrucht’ is, noemde hij ‘Lisa’s adem’ zijn ‘zwarte boek’, waarin geen antwoorden worden gegeven maar vragen worden gesteld. Vragen die de hoofdpersonen niet weten te beantwoorden, zodat de slotzin “echt, het komt goed” het tegendeel van de werkelijkheid verwoordt. Het komt lang niet altijd goed in de opvatting van Glastra van Loon. Optimisten horen geen naïevelingen te zijn. Zijn journalistieke ervaringen leerden hem dat de geschiedenis niet per definitie goed afloopt – maar wel beter kan aflopen dan nu vaak het geval is, omdat mensen zich te gemakkelijk als makke schapen laten leiden, door anderen, door hun eigenbelang, door gebrek aan inzicht en betrokkenheid.

In ‘De onzichtbaren’ beschrijft Glastra van Loon de kleine, tragische geschiedenis van vluchteling Min Thein, tegen de achtergrond van de grote tragische geschiedenis van de duizenden vluchtelingen in het grensgebied van Thailand en Birma. Met Min Thein komt het niet goed – en met de duizenden op hem lijkende vluchtelingen, daar en elders op de wereld, evenmin, als we ons niet veel sterker met hun lot verbinden en er iets aan veranderen. Maar het kán wel goed komen, als mensen zich engageren en de echte problemen onderkennen en aanpakken, zo is Glastra van Loons visie: “We moeten het streven niet opgeven om de wereld beter achter te laten dan de vorige generatie”. Daarin geloven is goed, dat als een zeker dogma zien juist niet: “Zekerheden bevriezen de verrassing, doden de fantasie. Terwijl ik juist een pleitbezorger wil zijn van de verwondering; vragen en twijfels, ze houden je geest lenig en maken je onderzoekend. Ik geloof in verbazing en verrassing. En ik kijk met open mond naar een rups die in een vlinder verandert.”

De activist

Karel Glastra van Loon vond het vanzelfsprekend de handen uit de mouwen te steken om de daad bij het woord te voegen. Hij werkte als vrijwilliger in het Sandinistische Nicaragua, verzette zich tegen de opmars van genetisch geklooi (waarover hij samen met zijn vrouw Karin Kuiper het boek ‘Stier Herman’ schreef) en liep voorop mee in de nieuwe vredesbeweging, waar hij een graag geziene spreker en discussieleider was. Hij hielp graag mee bij het ontwikkelen van standpunten. Zoals over biotechnologie. Het grootste bezwaar tegen die ontwikkeling was volgens hem niet ethisch, maar maatschappelijk van aard: “Omdat onderzoek zo duur is zijn alleen monsterconglomeraten van bedrijven in staat om ze uit te voeren. Multinationals die als de wet in het ene land hen niet aanstaat, hun project moeiteloos naar elders verplaatsen en zich zo aan iedere democratische controle kunnen onttrekken. We moeten ons afvragen of we het leven in handen willen geven van een kleine groep technologen die pretenderen te weten wat goed is, maar ondertussen winstmaximalisatie als hoogste doel hebben.”

Glastra van Loon was te vinden bij demonstraties tegen oorlog en wapenwedlopen. Bij een ‘burgerinspectie’ naar kernwapens werd hij op de vliegbasis Volkel gearresteerd. “Het was een ludieke aangelegenheid. Je krijgt dan te maken met zo’n vriendelijke besnorde veldwachter die komt vertellen dat hij toestemming heeft van de officier van justitie om alle zaken te seponeren en geen proces-verbaal op te maken. Het onderwerp op zichzelf is natuurlijk uitermate serieus. Die kernwapen- en bewapeningsdiscussie is helemaal uit het politieke debat verdwenen maar die dingen liggen er nog steeds.”

Allerlei maatschappelijke acties konden op zijn steun en inzet rekenen, zoals de campagne voor een ‘royaal gebaar’ naar uitgeprocedeerde asielzoekers. Hun behandeling door de Nederlandse regering vond hij een schande en er iets tegen doen een voor de hand liggende verplichting. Collega-journalisten en -schrijvers die vonden dat hij in zijn engagement te ver ging, lachte hij uit. Hij vond het juist helemaal niets om aan de kant staan, terwijl de wereld voortdurend aan het bewijzen was gek te zijn geworden. Hij geloofde in de toekomst van links: “Verstandige mensen zijn links”, schreef hij in 2002 in de Volkskrant. Maar linkse mensen moeten dan wél wat meer gaan durven: “Praat niet alleen maar luister ook. Debiteer niet slechts dichtgetimmerde waarheden maar zeg ook eens iets waarvan je nog niet zeker weet of het wel zo is. En zorg ook dat er af en toe wat te lachen valt. Verjaag de hokjesgeest: mensen bij wie het hart nog altijd links klopt vind je overal. Onder miljonairs en bijstandsmoeders, Turken en Tukkers, proletariërs en professoren. Laat je niet leiden door opinieonderzoek, focusgroepen en kiezerspanels om inzicht te krijgen in wat mensen beweegt, maar zorg dat je zélf weer bewogen wordt. Kijk, luister, voel, denk, analyseer – en bepaal je eigen standpunt. Draag dat standpunt vervolgens met verve uit onder de kiezers in het grote grauwe midden en zie dan dat dat midden helemaal niet zo grauw hoeft te zijn. Sluit je aan bij de beweging voor een andere globalisering. Blijf pal staan voor het milieu. En ga kijken in de multiculturele samenleving. Die is er en gaat nooit meer weg en er is veel meer in te beleven dan je denkt.”

De optimist

Karel Glastra van Loon was optimistisch over de toekomst van links, ook op momenten dat anderen erop los klaagden. Hij was ook niet bang om links een spiegel voor te houden. Het was goed dat de tijden voorbij waren dat links niets anders deed dan discussiëren over de vraag wat er mis was met het kapitalisme en alles werd gereduceerd tot een economisch probleem. Maar om het dan maar helemaal niet meer te hebben over wat er mis is met het kapitalisme, zelfs het woord niet meer in de mond te durven nemen, dat was slap-links en deugde evenmin: “In het kapitalisme is eeuwigdurende groei een noodzakelijkheid. Als ik zeg: eeuwigdurende groei is een leuke fantasie voor jongetjes van zeven, wat zegt u dan? Herinner de wijze woorden van Bill Clinton: It’s the economy, stupid!” In de jaren negentig schreef hij mee aan enkele edities van de SP-uitgave ‘de Atlas van de Macht’, waarin het hedendaagse kapitalisme in Nederland in beeld werd gebracht.

In 1993 schreef Glastra van Loon het eerste boek over het milieu-activisme van de SP (‘De Poppe-methode’), in 1996 hielp hij Jan Marijnissen, toen net het eerste Tweede Kamerlid voor de SP, met diens eerste boek, ‘Tegenstemmen’. In 2000 schreef Karel Glastra van Loon samen met Jan Marijnissen ‘De laatste oorlog’, waarvoor ze samen de wereld over trokken en gesprekken voerden met belangwekkende persoonlijkheden als Lord Carrington, Sir Michael Rose, Hans van den Broek, Noam Chomski en Georgi Arbatov over de nieuwe oorlogen, na de val van de Muur. Met dat boek doorbraken ze de schijnbare eensgezindheid over onder andere de Nederlandse deelname aan vredesmissies. Glastra van Loon was ervan overtuigd dat bewustmaking van mensen absoluut nodig was om oorlogen en ander geweld tegen te gaan: “Een oorlog begint niet op het moment dat de eerste bommen vallen, maar op het moment dat redelijkheid en bedachtzaamheid moeten wijken voor wraakzucht en vergeldingsdrang”. Begin 2005 verscheen wat zijn op een na laatste boek zou blijken te zijn: ‘Hoe dan, Jan?’, een verslag van een reeks gesprekken die hij samen met collega-journalist Kees Slager voerde met de voorman van de SP. Marijnissen werd in die gesprekken over de samenleving en de toekomst het vuur na aan de schenen gelegd – zonder aandrang overigens tot afbranden. Het cynisme dat nogal wat hedendaagse journalisten blijkbaar als noodzakelijke eigenschap beschouwen voor het maken van een goed interview, was Glastra van Loon volstrekt vreemd.

Zijn allerlaatste boek verscheen kort na zijn overlijden: een bundeling van columns die hij schreef nadat bij hem in januari 2004 een hersentumor was vastgesteld, die hem uiteindelijk zijn leven zou kosten. In mooie, korte verhalen beschrijft hij zijn leven als kankerpatiënt, waarbij hij nooit zijn gevoel voor humor verliest. “Karel ging dood maar werd elke dag beter”, omschreef zijn vrouw Karin de wijze waarop hij zijn laatste strijd (‘Operatie Brainstorm’) leverde. De titel van het boek waarmee hij, zoals een recensent schreef, “in wezen zijn eigen onsterfelijkheid ondubbelzinnig bewees”, was als altijd prettig provocerend en helemaal to the point: ‘Ongeneeslijk optimistisch’.


Karel Glastra van Loon (1962-2005): Glastra van Loon was schrijver en activist. Hij schreef onder meer over Remi Poppe (‘De Poppe-Methode’, 1993), over genetische manipulatie (‘Herman’, 1995, met Karin Kuiper) en over de nieuwe wereldorde (‘De Laatste Oorlog’, 2000, met Jan Marijnissen). Daarnaast publiceerde hij romans, zoals ‘De Passievrucht’ (1999), ‘Lisa’s adem’ (2001) en ‘De onzichtbaren’ (2004). In 2005 interviewde hij Jan Marijnissen in ‘Hoe dan, Jan?’ (met Kees Slager). In ‘Ongeneeslijk optimistisch’ (2005) deed hij verslag van zijn ziekbed. Glastra van Loon was adviseur van de SP en schreef het SP-lied ‘Een mens is meer’.


Tiny Kox (1953): Kox is fractievoorzitter van de SP in de Eerste Kamer. Hij was medewerker van de Rechtswinkel in Tilburg en ging in 1981 werken voor de SP. Tot 1994 was hij hoofdredacteur van de Tribune. Daarna werd hij algemeen secretaris. Van 1982 tot 1999 was Tiny Kox raadslid in Tilburg. Sinds 2003 is hij senator. Daarnaast is hij lid van het Wetenschappelijk Bureau van de SP.

Inhoud