publicatie

Spanning, augustus 2007 :: PvdA zoekt weg in veranderd politiek landschap

Spanning, augustus 2007

PvdA zoekt weg in veranderd politiek landschap

In het zomernummer van Socialisme en Democratie, het blad van het wetenschappelijk bureau van de PvdA, herinnert Gerrit Voerman van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen zich dat hij in 1994 de PvdA vertelde dat het succes van de SP bij de raads- en Kamerverkiezingen niet overschat diende te worden. Voerman nu: ‘Anno 2007 is het advies een understatement van de eerste orde: volgens recente opiniepeilingen is de SP momenteel net zo groot als de PvdA. Wie had dit kunnen voorzien?’ De veranderde verhouding tussen PvdA en SP is één van de prangende vragen van de vele onderzoeken in en om de PvdA, na de historische verkiezingen van november 2006.

Tekst: Tiny Kox

De scherven opgeveegd

Er ging wel heel veel mis in de afgelopen campagne, constateert oud-PvdA-voorzitter Ruud Vreeman in zijn rapport De Scherven Opgeveegd. De PvdA had zich op basis van prognoses, peilingen en daarna de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen veel te vroeg rijk gerekend. Ze was niet voorbereid op aanzienlijke verschuivingen in de kiezersgunst, op het electorale herstel van Balkenende en op de opmars van de SP. De beslissing van Wouter Bos om zich vanaf december 2005 al te presenteren als ‘uw aanstaande premier’ maakte dat alles wat hij zei en deed, beoordeeld werd in dat licht – wat lang niet altijd goed uitpakte. De campagneleiding, die welbewust voor de ‘premieroptie’ koos, was onvoldoende voorbereid op de gevolgen ervan. Ook was er grote onzekerheid over hoe te reageren op de concurrentie van zowel het CDA als de SP: ‘Binnen de campagneleiding leefde de vrees dat een genegenheidsverklaring aan het adres van GroenLinks en de SP kiezers uit het midden zou afschrikken en mensen die twijfelden tussen SP en PvdA een extra reden zou geven om voor de SP te kiezen. Een gevolg was dat veel kiezers de indruk kregen dat de PvdA een voorkeur voor het CDA van Balkenende koesterde’, aldus het commissierapport. Het lukte de PvdA ook niet een heldere positie in te nemen, noch ten opzichte van de SP, noch ten opzichte van het CDA: ‘De verschillen met de SP kregen in de campagne weinig aandacht’. Toen de SP bleef stijgen in de peilingen is wel overwogen om de koers te verleggen maar daarvan werd afgezien omdat een dergelijke wending geïnterpreteerd zou kunnen worden als campagneopportunisme’, zo staat in het rapport van Vreeman te lezen. En ook de leus ‘sterk en sociaal’ viel niet goed: ‘Doordat het economisch goed ging, konden de regeringspartijen het ‘sterk’ claimen, terwijl de SP zich op ‘sociaal’ kon profileren.’

Vreeman beschrijft hoe tien dagen voor de verkiezingen tot een ‘noodoffensief’ werd overgegaan om de slechte peilingen te keren: ‘De campagneleiding zag zich gedwongen om naar thema’s te grijpen die het bij de kiezer goed deden (voedselbanken, misstanden in verpleeghuizen) maar die niet aansloten op de toon van daadkrachtig optimisme uit het verkiezingsprogramma noch bij de persoonlijke insteek van de lijsttrekker. De mate van polarisatie en de thema’s waar het in de campagne uiteindelijk over ging, pasten niet bij het profiel van een vernieuwde PvdA dat Bos in de steigers had gezet’.

Vreeman formuleert tien opdrachten aan de PvdA. Allereerst dient de partij in te zetten op een krachtiger koppeling tussen beginselen en beleid. Er moet afscheid worden genomen van zowel verambtelijking als overhaaste manieren van rekrutering. Kandidaat-volksvertegenwoordigers moeten vanaf nu gekozen worden om hun politiek-inhoudelijk gewicht. De verkiezingprogrammacommissies moeten krachtig van samenstelling worden. Voor komende verkiezingscampagnes dient een heldere organisatiestructuur geschapen te worden. De partij moet ‘permanent’ campagne gaan voeren. Het partijbureau dient beter te functioneren en verantwoordelijkheden horen op basis van vertrouwen verdeeld te worden. De partij dient te versterken waar ze sterk in is. En last but not least: de hele partij dient vanaf nu politiek weer met passie te beoefenen. ‘Als iets duidelijk is geworden bij de verkiezingen van de afgelopen jaren, dan is het wel dat mensen passie, authenticiteit en strijdlust meer waarderen dan tactiek en strategische manoeuvres (…). Wie zijn hart en intuïtie niet laat spreken, krijgt de kiezers niet aan zijn zijde.’

Verloren slag

In de bundel Verloren Slag zetten Gerrit Voerman en Paul Lucardie van het Documentatiecentrum voor Nederlandse politieke partijen het verlies van de PvdA af tegen de winst van de SP. ‘Vanaf 1946 heeft de PvdA de linkerzijde van het politieke spectrum gedomineerd: in ledental, in electoraal opzicht en in bestuurlijke machtsuitoefening. Kon de PvdA in 1986 nog op ruim 90 procent van de linkse stem rekenen bij de Tweede Kamerverkiezingen, in 2006 kwamen de sociaaldemocraten op 50 procent uit. In de Tweede Kamer zijn de linkse concurrenten nu vrijwel net zo groot als de PvdA; dat is vrijwel uitsluitend aan de winst van de SP toe te schrijven.’ Volgens Voerman en Lucardie kon dat gebeuren door ‘de sociaal-democratisering van de SP’. Daardoor is de afstand tot de PvdA kleiner geworden en de overstap van kiezers vergemakkelijkt. ‘Afgaande op de verkiezingen van 2002 en 2006 lijkt de voorspelling gerechtvaardigd dat het abonnement van de PvdA op het leeuwendeel van de linkse stem verlopen is.’ Geen enkele partij kan meer rekenen op een vast, substantieel deel van het electoraat. ‘De SP heeft daarvan bij verschillende verkiezingen weten te profiteren, mede door haar opmerkelijke aanpassingsvermogen. Dat kan opnieuw gebeuren. Wanneer de PvdA zich als regeringspartij opnieuw genoopt ziet impopulaire maatregelen te nemen, zou de SP haar voorbij kunnen streven.’ Wellicht haalt de PvdA net als in 2003 haar weggelopen kiezers ook weer terug. ‘Maar,’ concluderen Voerman en Lucardie, ‘zeker is wel dat de PvdA zich erop moet instellen dat zij niet alleen haar structurele hegemonie op links kwijt is, maar hoogstwaarschijnlijk ook haar monopoliepositie binnen de Nederlandse sociaaldemocratie’.

In dezelfde bundel, een uitgave van het wetenschappelijk bureau van de PvdA, stellen de redacteuren van de bundel, Frans Becker en René Cuperus, vast: ‘De analyse van 22 november en wat daarna kwam kent onvermijdelijk meerdere lagen: het niveau van de gebeurtenissen, van de politieke conjunctuur en van dieper liggend, structurele maatschappelijke trends. Het verlies van de PvdA lag voor een deel aan een onhandige campagne, een zwak beeld in de media en te weinig aansprekend leiderschap; voor een deel aan het politieke krachtenveld – een opkrabbelend kabinet, een verandering in het humeur van de kiezer en scherpe concurrentie, waaronder een stevige strijd met het CDA en een schijnbaar onstuitbare opkomst van de SP; voor een deel aan verwaarloosd partijonderhoud van de PvdA; en voor een deel aan dieper gelegen trends die zich niet rechtstreeks in stemgedrag laten vertalen, maar daarop wel invloed uitoefenen. Het gaat dan om de effecten van globalisering; van de Europese integratie; de vertrouwenscrisis van de politiek; de wrijvingen die immigratie met zich meebrengt – en om de nieuwe verdeling van kansen op maatschappelijk succes.’

Volgens politicoloog Philip van Praag verloor de PvdA de verkiezingen niet in de laatste dagen voor 22 november maar al veel eerder. Vanaf februari zag de PvdA haar potentiële kiezers weglopen naar het CDA en de SP. Volgens Van Praag leert de PvdA moeilijk: ‘Het lerend vermogen van de partij, die al sinds 1994 bezig is haar campagnes te professionaliseren, is bedroevend laag’. Volgens Becker en Cuperus ging er nog veel méér mis: ‘De partij bevindt zich al langere tijd in een lastige electorale spagaat tussen hoger opgeleiden en lager opgeleiden; tussen de winnaars en de verliezers van de modernisering; tussen de solide middenklasse die dicht bij de politiek staat en hen die hun vertrouwen daarin verloren hebben.’ Geconstateerd wordt dat de beklemmende positie van de sociaaldemocraten er niet beter op is geworden door de hervormings- en moderniseringskoers van de jaren negentig.

De schaamte voor links

Schrijver Joost Zwagerman deelt dat laatste oordeel zeker. Hij gruwelt van de arrogantie van PvdA-links in de afgelopen jaren, geeft hij aan in zijn pamflet De Schaamte voor Links. Zwagerman komt veel mensen tegen die ‘toch maar, ondanks alles’ op de PvdA stemmen. Dat noemt hij ‘de schaamte voor links’- en hij verlangt er naar dat mensen weer trots zijn links te stemmen. Dat verlangen bespeurt hij nog lang niet bij de PvdA-leiding: ‘Bij de PvdA wil het maar niet doordringen dat de achterban zich vervreemdt van de partij: oogkleppen en oordoppen behoren tot de standaarduitrusting van partijprominenten – de SP werd er slapend rijk door.’ Een andere reden voor de groei van de SP (én de PVV) is volgens Zwagerman gelegen in het feit dat links (lees: de PvdA) niet meer toekomt aan een van zijn belangrijkste sociaaldemocratische taken: het beschermen van de sociaal zwakkeren: ‘Die sociaal zwakkeren van nu zijn anderen dan die van dertig jaar geleden, de gloriejaren van het linkse chauvinisme. Nieuw ontstane groepen van zwakkeren werden in onze tijd door links jarenlang genegeerd of gekleineerd.’ Zwagerman heeft weinig vertrouwen in een heilzame werking van het zoveelste onderzoek bij de PvdA. ‘Het lijkt wel een psychisch ziektebeeld onder links: na een verkiezingsnederlaag doet men in ijltempo aan een verplichte introspectie en komt dan tot confronterende ontdekkingen over de ideologische en praktische tekortkomingen, waarna men schijnbaar onbekommerd overgaat tot de orde van de dag en alles precies weer even verkeerd doet als daarvóór.’ Hij heeft een heel andere oplossing. ‘Die oplossing is dat de SP en de PvdA, eventueel met GroenLinks, nu eindelijk eens ernst gaan maken met een substantiële samenwerking, uitmondend in een lijstverbinding en in het ideale geval op termijn een fusie.’ Zo’n samengaan valt volgens hem pragmatisch en ideologisch uitstekend te verdedigen en zal ‘een grootse geste naar de sceptisch geraakte kiezer’ zijn.

Zeven nieuwe veren

Zo ver gaat oud-PvdA-campagnestrateeg Jacques Monasch niet. Hij lijkt vooral zijn partij meer op de SP te willen laten lijken. In Zeven Nieuwe Veren haalt hij hard uit naar ‘het politieke establishment’ dat volgens hem de dienst uitmaakt in zijn partij en ‘probeert te verhullen dat haar tijd voorbij is’. Volgens Monasch werd de verkiezingscampagne van 2006 gekenmerkt door ‘gedraai, onvermogen en gebrek aan politieke regie’. De noodzakelijke lessen worden sindsdien niet getrokken: ‘Een parade van columnisten, wetenschappers en politici heeft de verkiezingsuitslagen van 2002 en 2006 afgedaan als een uitspraak van de bange kiezer’. Monasch denkt echter dat kiezers niet bang maar bewust gestemd hebben tegen een aantal grote veranderingsoperaties van de afgelopen tijd in de samenleving: de toenemende zucht naar privatisering, in openbare nutsbedrijven, in de zorg en bij de woningbouwcorporaties,de grootschaligheidsoperaties in het onderwijs, bij de politie en in het openbaar bestuur en de ‘supranationalisering’, die de natiestaat onderuit haalt en Brussel steeds machtiger maakt. Niet de kiezer maar de elite is bang en niet in staat om maatschappelijke problemen echt aan te pakken. Ze ‘vlucht in organisatievraagstukken’ terwijl de kiezer zich uitspreekt ‘voor de menselijke en sociale maat in de zorg voor ouderen en het onderwijs van onze kinderen in plaats van grootschaligheid’ en voor het oplossen van problemen ‘op het niveau dat het dichtst bij de problematiek en de betrokkenen staat zonder een onnodig supranationale bureaucratie op te tuigen’.

Monasch levert zeven nieuwe veren die de PvdA zichzelf zou moeten opsteken, nadat onder Wim Kok de oude werden afgeschud. De PvdA zal weer moeten durven pleiten voor een vijfsterren overheid, voor eerste klas collectieve voorzieningen boven particuliere consumptie en voor inkomenssolidariteit en hoge arbeidsparticipatie als kurk voor de verzorgingsstaat. De PvdA zal ook moeten kiezen ‘voor onze nationale identiteit met krachtige internationale oriëntatie’. Hij wil dat zijn partij ‘de grootschaligheid demonteert’ en zich realiseert dat er weer politieke regie in de PvdA moet komen.

En nu?

Overeenstemming lijkt er te zijn over feiten en gebeurtenissen die tot de nederlaag voor de PvdA op 22 november en daarna bij de verkiezingen voor Provinciale Staten en de Eerste Kamer leidden. Te weinig band met de achterban, te veel bureaucratie en wantrouwen, te weinig onderscheidende zaken, te arrogant en te weinig oog voor de politieke concurrentie op rechts en links. Maar hoe het verder moet, dáár zit hem de kneep. De commissie-Vreeman ziet het vooral in sommige dingen beter doen, terwijl anderen aangeven dat het probleem dieper zit. Volgens weer anderen, zoals Voerman en Lucardie, is de PvdA zelfs in een existentiële strijd met de SP beland. Het is volgens hen nog maar de vraag wie in de toekomst dé partij van links, van de Nederlandse sociaaldemocratie, zal worden. Zij geven aan dat de ‘sociaaldemocratisering van de SP’ de grootste zorg voor de PvdA is. Monasch echter, schrijft als recept voor zijn PvdA juist een ontwikkeling voor in de richting van de SP. Zwagerman’s rigoureuze oplossing: samengaan van beide partijen, zal velen in en buiten beide partijen als al te theoretisch voorkomen. Maar iedereen lijkt het erover eens dat de verhoudingen tussen PvdA en SP fundamenteel aan het verschuiven zijn. En dat zal hoe dan ook grote invloed hebben op de politieke ontwikkelingen in de nabije toekomst. Het worden spannende tijden.

De Scherven Bijeen Geveegd, rapport van de commissie-Vreeman, te vinden op www.pvda.nl

Frans Becker en René Cuperus (red.), Verloren Slag, De PvdA en de Verkiezingen van november 2006, Mets&Schilt/Wiardi Beckmanstichting, Amsterdam 2007

Joost Zwagerman, De Schaamte voor Links, Querido, Amsterdam 2007

Jacques Monasch, Zeven Nieuwe Veren,

te vinden op www.7nieuweveren.nl

Verder na Vreeman, Wie Wijst de PvdA de Weg?, zomernummer 2007 Socialisme en Democratie, Wiardi Beckmanstichting

Inhoud