Tribune 07/2000: 'Hoe gevaarlijk is Nederland?'

 

Tribune 14 juli 2000

 

 

Hoe gevaarlijk is Nederland?

Tekst Rob Janssen 

Sinds de vuurwerkramp in Enschede vraagt iedereen het zich af: hoe veilig is ons land? De overheid weet het niet en het bedrijfsleven schijnt het weinig te interesseren. De burger rest slechts onzekerheid en angst voor een nieuwe catastrofe. Hoe een van de rijkste en dichtstbevolkte landen ter wereld met de veiligheid van zijn eigen burgers omgaat.

Zaterdag 27 mei 2000. Er rijdt een goederentrein van Freeport in de Amerikaanse staat Texas naar Livonia in buurstaat Louisiana. Aan boord van het 113 wagons tellende gevaarte bevinden zich minstens twaalf verschillende giftige en brandbare chemicaliën, waaronder acrylzuur, dichloropropaan en methyleenchloride. De trein van de firma Union Pacific rolt rustig richting bestemming, maar vlakbij het stadje Eunice in het zuidwesten van Louisiana gaat het mis. Om nog onduidelijke redenen ontsporen negenentwintig tankwagons. Er volgen enkele enorme explosies die tot op vijf kilometer afstand voelbaar zijn. Vervolgens ontstaat er een vuurzee, waaruit giftige rookwolken tot zeventig meter hoog opstijgen. Binnen een straal van vier kilometer daalt vervuilde as neer. De Amerikaanse autoriteiten evacueren aanvankelijk een paar honderd bewoners van Eunice, maar later op de dag wordt de gevarenzone plotseling uitgebreid: 3500 personen krijgen bevel hun huizen te verlaten. Maar het wordt nóg erger. Twee wagons komen in het Lake Eunice terecht, zodat de chemicaliën direct in de drinkwatervoorziening dreigen door te lekken. De vlammenzee beschadigt bovendien de glasvezel telefoonkabels langs het spoor, waardoor de communicatie tussen een aantal hulpverlenende instanties ter plekke ernstig verstoord wordt. En tot overmaat van ramp blijken bluswerkzaamheden uit veiligheidsoverwegingen(!) onmogelijk, omdat sommige wagons geladen zijn met chemicaliën die zeer agressief op schuim reageren, terwijl andere weer stoffen bevatten die absoluut geen water verdragen. De trein zal nog dagenlang blijven branden.

Nederland heeft ook een trein vol gevaren: de chloortrein. Elke week dendert hij ’s nachts van de Akzo-chloorfabrieken in Delfzijl en Hengelo naar de Botlek bij Rotterdam. In tegenstelling tot de trein in de VS, die door een zeer dun bevolkt gebied rijdt, rolt de chloortrein dwars door onder meer Groningen, Zwolle, Amersfoort en de Bijlmer. En ook met de chloortrein ging er geregeld wat mis…

Alsof dat nog niet verontrustend genoeg is: eind vorige maand maakte de Rijksverkeersinspectie bekend dat het aantal overtredingen van de regels voor vervoer van gevaarlijke stoffen tussen 1998 en 1999 ruim verdrievoudigde. Tien procent van de spoorvervoerders houdt zich niet aan de voorschriften. Voor de binnenvaart is dat zelfs dertig procent.

‘Het is op zich natuurlijk al heel vreemd, dat je achteraf nog eens moet gaan onderzoeken wat er eigenlijk voor spul in die loodsen lag’

Na de ramp in Enschede ontstond er een collectieve ongerustheid onder de Nederlandse bevolking: Kan zo’n catastrofe ook elders gebeuren? Zijn de overige vuurwerkopslagplaatsen wél veilig? En hoe zit het precies met al die andere explosieve, brandgevaarlijke en giftige stoffen die her en der gemaakt, opgeslagen en vervoerd worden? De zorg werd nog groter, toen bleek dat de overheden het allemaal in feite ook niet wisten. De gebrekkige controle op het terrein van S.E. Fireworks, het ondoorzichtige gedoe rondom de vergunningen en de onwetendheid van de omwonenden tonen dat de gemeente Enschede het vuurwerkbedrijf jarenlang maar wat aan heeft laten klooien. Liefst vier onderzoeken moeten achterhalen hoe de ramp eigenlijk heeft kunnen gebeuren. ‘Het is op zich natuurlijk al heel vreemd, dat je achteraf nog eens moet gaan onderzoeken wat er eigenlijk voor spul in die loodsen lag,’ zegt SP-Kamerlid Agnes Kant. ‘Onbegrijpelijk. Zoiets hoor je gewoon te weten! En dan het gemak waarmee in Enschede telkens die vergunning uitgebreid werd… zonder dat de omwonenden het wisten! Dat kán toch helemaal niet!’ Jan Marijnissen pleitte onlangs voor veiligheidssterren die op de gevel en op het dak van risicovolle bedrijven bevestigd moeten worden. ‘Omwonenden hebben het recht om te weten wie hun buren zijn. Sterren in neonletters op dak en gevel van de bedrijven moeten aangeven hoe gevaarlijk ze zijn. En dan ben ik benieuwd hoe lang ze dan nog in woonwijken staan,’ aldus de SP-fractievoorzitter.

De dialoog stokte en vervolgens liet de overheid de vuurwerkbranche maar met rust. De vreselijke gevolgen zijn bekend.

Langzamerhand dringt zich de vraag op hoe (on)veilig Nederland eigenlijk is. In 1996 berekende het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) voor het hele land de sterftekans door grote ongelukken, radioactieve stoffen en straling en luchtverontreinigende stoffen en geluid. De gebieden waar de risiconorm (sterftekans jaarlijks tussen 1:100.000 en 1:1.000.000) overschreden wordt, werden op een landkaart rood gekleurd. Op het einde van de rit bleek tweederde van de kaart van Nederland rood te zijn. Verontrustend? Ja! Verrassend? Nee! In de wereld van de gevaarlijke stoffen loopt het hier namelijk regelmatig spaak. (Het kader ‘Door het oog van de naald’ maakt dat op pijnlijke wijze duidelijk.)

Bijna-rampen als deze hebben telkens geleid tot discussie over de veiligheid van risicobedrijven. Ministeries knoopten daarom contacten aan met diverse ‘gevaarlijke’ branches om tot een algemene, vastomlijnde en vooral heldere regelgeving te komen. Meestal vanuit het idee van ‘zelfregulering onder toezicht van de overheid’. Tot noemenswaardige resultaten leidde dat niet. De door de ministeries gewenste invoering van keurmerken werd bijvoorbeeld door risicovolle bedrijven meer opgevat als bescherming tegen concurrentie dan als garantie voor veiligheid. Vandaar dat de departementen er niet uitkwamen. Ook niet met de vuurwerkbranche, waarmee het ministerie van VROM al in 1996 om de tafel ging zitten. De dialoog stokte en vervolgens liet de overheid de branche maar met rust. De vreselijke gevolgen zijn bekend.

Sinds de CMI-brand (zie kader) hamerde de Rotterdamse gemeenteraad bij de ministeries van VROM en Binnenlandse Zaken op een centrale registratie van gevaarlijke stoffen in het havengebied. Maar minister Pronk wees dergelijke verzoeken van de hand, omdat de uitvoering van zo’n registratie te moeilijk zou zijn. Dat was overigens vooral te wijten aan de weinig coöperatieve houding van een aantal bedrijven, dat botweg weigerde om vrijwillig mee te werken: te veel werk, te duur. En de milieuminister was niet bereid om wettelijke (dwang)maatregelen te nemen. Pas toen het in Enschede misging, bleek Pronk ineens de noodzaak ervan wél in te zien en zegde toe de wetgeving aan te passen. Ook het incident met de chloortrein opende Pronk de ogen. Samen met minister Netelenbos van Verkeer en Waterstaat gaf hij halverwege vorige maand opdracht tot onafhankelijk onderzoek naar de veiligheid van de chloortransporten. Overigens pas nadat tal van verontruste milieuorganisaties, burgemeesters en wijkcomités in plaatsen langs de ‘chloorroute’ voor stopzetting van de transporten hadden gepleit.

‘We konden van geluk spreken dat het incident met de chloortrein ’s morgens vroeg plaatsvond, toen bijna iedereen nog binnen zat’

‘In het verleden ging het al hier al twee keer behoorlijk mis met die chloortrein,’ vertelt Jean Rouwet, voorzitter van de SP-gemeenteraadsfractie in Hengelo. ‘Na een ontsporing heeft er eens een wagon in het hart van de stad dwars op het talud gestaan. En ook is er een keer een chloorwolk ontsnapt door een verkeerde pakking in een afsluiter. Toen waren over een hele strook alle bomen en struiken kapot. Bovendien kreeg een aantal mensen dat een eindje verderop aan het werk was ademhalingsproblemen. Je kon van geluk spreken dat het incident ’s morgens vroeg plaatsvond, toen bijna iedereen nog binnen zat.’

In Hengelo is de veiligheid sowieso een gevoelige kwestie. De chloorfabriek van Akzo ligt midden in de stad en ook wapenfabrikant Hollandse Signaal en oliereus Texaco zijn er gevestigd. En dan is er nog de vuurwerkopslagplaats in de wijk Harmsveld-Tichelwerk. Vincent Mulder van de Hengelose SP: ‘Die opslag staat in het hart van een woonwijk, nota bene ongeveer naast een benzinepomp. Sinds de ramp in Enschede zijn de mensen ontzettend ongerust geworden. Je moet je voorstellen dat de vergunning al was uitgebreid van 5 naar 17,5 ton opslagcapaciteit en er zelfs werd gesproken over een nieuwe uitbreiding met 10 ton. Dat kan toch niet.’ Onder het motto ‘Vuurwerk uit de woonwijk’ zette de SP, samen met de bewoners, een actie op touw, die binnen korte tijd 2500 handtekeningen opleverde. Op 13 juni werden deze de gemeente aangeboden. Tegelijkertijd vroeg de SP-fractie aan B en W een lijst van alle locaties in Hengelo met gevaarlijke stoffen en diende een motie in die de opslag van vuurwerk in een woonwijk verbiedt. Dat de politiek zich nog steeds geen raad weet met het thema veiligheidsrisico’s bleek wel uit de reacties op de SP-acties. Alle fracties in de gemeenteraad reageerden woedend. De SP zou politiek gewin uit ‘Enschede’ willen halen en de motie zou een ‘SP-trucje’ zijn. Jean Rouwet: ‘De andere partijen konden het gewoon niet verdragen dat de SP samen met de bewoners het initiatief heeft genomen, terwijl zij de mensen alleen maar willen sussen. In feite hebben wij gewoon gedaan wat zij niet kunnen. Ik vroeg om een volledig overzicht van alle gevaarlijke bedrijven binnen de gemeente, omdat wij zélf onderzoek bij de mensen willen gaan doen. De wethouder liet dan wel weten dat de gemeente strengere regels gaat opstellen voor de opslag van vuurwerk, maar wij geloven niks meer van hun papierwinkel.’

Ondanks Enschede en ondanks alle bijna-rampen, dreigt de aandacht voor veiligheidsrisico’s alweer te verwateren

Voorlopig delen de bewoners van Harmsveld-Tichelwerk de scepsis van de SP en nemen ze de beloftes van de gemeente niet voor lief. Een van hen verklaarde tegenover het dagblad Tubantia: ‘Ik wil weer hele nachten kunnen slapen. Sinds de ramp in Enschede is me dat niet meer gelukt. De helft van de tijd lig ik wakker van de zorgen om wat er 20 meter van me vandaan opgeslagen ligt.’

Het geprikkelde antwoord vanuit de Hengelose politiek heeft overigens veel weg van de manier waarop de Groningse wethouder Morsink in 1989 reageerde. Toen de SP hem destijds ruim 1500 handtekeningen tegen de chloortrein wilde aanbieden, zei hij geïrriteerd: ‘Ja, ho eens even. Daar kan ik niet aan beginnen, want dan kan ik elke week wel handtekeningen gaan aannemen.’ De SP-actie vond plaats naar aanleiding van een zwaar ongeluk met een chemicaliëntrein in Boxtel. Interessant is trouwens, dat burgemeester J. Wallage van Groningen nu, elf jaar later, met een aantal andere burgemeesters in het noorden des lands wél in het geweer is gekomen tegen de chloortrein.

Ondanks de vernietigende explosies in Enschede, ondanks de verontrustende bijna-rampen van de afgelopen jaren, dreigt de aandacht voor veiligheidsrisico’s alweer te verwateren. ‘Een ramp is een ongelukkige samenloop van omstandigheden en is derhalve nooit helemaal uit te sluiten,’ schijnt de algemene teneur te zijn. Gewoon pech dus.

Maar mr. A.L.J. Grotenhuis, correspondent voor de Staatscourant in Düsseldorf, tapt uit een ander vaatje. ‘Als je Nederland vergelijkt met Duitsland dan zie je, dat bij onze oosterburen veel meer van overheidswege geregeld is. Nederland is veel minder hiërarchisch en ambtelijk en heeft zich meer opengesteld voor het bedrijfsleven. Een Duitse ambtenaar is in de regel een moeilijk te nemen hindernis en opereert veel onafhankelijker. Grofweg kun je stellen: hoe groter het land, hoe meer onafhankelijkheid bij de ambtenaren. Dus ook: hoe kleiner het land, hoe meer dubbelfuncties. In Nederland zijn de raakvlakken en de verwevenheid bij het opstellen van voorwaarden en het verlenen van vergunningen veel groter. Dat uit zich dan bijvoorbeeld in de veiligheid.’

‘De economische belangen van Schiphol mogen nooit ten koste gaan van de veiligheid van mensen die in het gebied wonen’

‘Nederland is de laatste tien jaar erg terughoudend geweest met het opleggen van regels,’ vindt Agnes Kant. ‘Vanwege de economische belangen komt de veiligheid voor mens en milieu vaak pas op de tweede plaats. Je ziet het ook met Schiphol. Er wordt volop gepraat over uitbreiding, maar over de veiligheid hoor je maar weinig. Maar er wonen zóveel mensen in het gebied rondom de luchthaven…’

De Bijlmerramp liet zien dat het niet denkbeeldig is dat een vliegtuig neerstort op een woongebied. Tevens bleek het vrijwel onmogelijk om te achterhalen wat met name vrachtvliegtuigen eigenlijk vervoeren. Comité Schiphol Anders, een initiatief van de SP, meldt: ‘Al in 1991 liep het transport van 41 miljoen kilo chemicaliën via Schiphol: 6,6 procent van de totale luchtvracht en genoeg om 400 Jumbo’s volledig te vullen. Sindsdien is het vrachtvervoer aanzienlijk toegenomen, zodat we er nu van uit kunnen gaan dat er op zijn minst eens per uur een vliegtuig met giftige lading boven de regio vliegt. En als de groei van Schiphol doorzet worden dat er nog fors meer. De wetenschap dat vervoerders van gevaarlijke stoffen graag voor het vliegtuig kiezen omdat vervoer via weg, water en rails meer aan regels gebonden is en meer gecontroleerd wordt, is ook al niet geruststellend.’ Agnes Kant: ‘Alleen daarom al mag Schiphol niet nog verder uitgebreid worden. Kijk, een ramp is inderdaad een samenloop van omstandigheden. De kans is weliswaar klein, maar het risico is wel degelijk aanwezig. De economische belangen van Schiphol mogen nooit ten koste gaan van de veiligheid van iedereen die in het gebied woont. De mensen wíllen dat ook niet. Bovendien is de burger heel vaak totaal onwetend over de gevaren die hij loopt. Dat bleek wel in Enschede.’

‘Door de lankmoedigheid bij de overheid denk ik dat het binnen tien jaar wel weer eens flink knalt. In de Botlek of zo’

‘Nederland richt zich vooral op de internationale concurrentiepositie,’ weet mr. Grotenhuis. ‘Als je alleen al de omvang van de Nederlandse vuurwerkopslag bekijkt, kun je dat zien. Nederland ís helemaal geen vuurwerkland; alleen ter gelegenheid van een kermis of met oud & nieuw wordt er wat afgestoken. Als je datgene wat er wordt verschoten vergelijkt met wat er ligt opgeslagen, dan moet er een surplus zijn.

Opslag is concurrentie, dus vuurwerk uit Nederland is gewoon veel goedkoper! Ik weet dat het Enschedese S.E. Fireworks eens voor een Berlijns popfestival een aantal opdrachten voor de neus van Duitse concurrenten wegkaapte. Ook sloten in de buurt van Hamburg een aantal raffinaderijen de poorten omdat ze door de strengere Duitse voorschriften niet meer met Europoort konden concurreren. En in het transport is dat verschil eveneens merkbaar. Omdat op basis van Europese regelgeving bijvoorbeeld bij een vuurwerktransport de regels van het herkomstland gelden, kunnen Nederlanders zelfs in Duitsland veel goedkoper vervoeren dan concurrenten. De Duitsers vinden dat vreemd, ja. Want als zij vuurwerktransport willen weren uit hun dorpen, dan mag de Nederlander gewoon doorrijden. Nederland is veel lankmoediger en toleranter in de vergunningen. En dat heeft allemaal toch te maken met de natuurlijke rol van de Nederlanders. Nederland ziet zichzelf als een handelsnatie en accepteert de lagere normen. Zo van: We doen het zo, we varen er wel bij en we nemen het risico. De veiligheid? Oh, dat regelen we zelf wel. Ja, en dan knalt het af en toe. Het Nederlandse gedoogbeleid stelt bedrijven in staat om de krenten uit de pap te halen. Maar ondertussen vertaalt de lankmoedigheid bij de overheid zich in toenemende onveiligheid. Ik denk dat het binnen tien jaar wel weer eens flink knalt, in de Botlek of zo.’

‘Nederland is niet veilig genoeg,’ stelt Agnes Kant. ‘Ten eerste horen gevaarlijke bedrijven gewoon niet in een woonwijk thuis. Ten tweede wordt er niet scherp en serieus genoeg omgegaan met regels die op hun beurt weer niet scherp genoeg zijn. Dus moeten de veiligheidseisen scherper en de controle beter. Punt uit.’

‘Enschede’ wordt inmiddels gezien als de bijna-onmogelijke ramp waarbij alles wat maar denkbaar is op het verkeerde moment tegelijkertijd fout ging. Op 19 juni concludeerde de Universiteit Twente echter anders. Volgens de faculteit chemische technologie was Enschede juist ontsnapt aan een nóg grotere ramp. Een ammoniak-opslag van de nabijgelegen bierbrouwer Grolsch had namelijk eveneens kunnen exploderen. Binnen een straal van 400 meter zouden in dat geval alle personen zijn gestikt.

 

 

 

 

 

 

Door het oog van de naald!

Het mag een klein wonder heten dat zich in Nederland niet vaker een ramp zoals in Enschede voltrokken heeft. Afgezien van een aantal ongelukken dat écht fout ging (zie het kader ‘133 doden, 131 gewonden’) kropen we alleen de afgelopen tien jaar al niet zelden door het oog van de naald. Een paar willekeurige voorbeelden.

  • In 1993 kwam op de Waal tussen Tiel en Nijmegen een tanker in aanvaring met een ander schip. Binnen de kortste tijd stonk het in de hele Betuwe naar benzine. In enkele dorpen werd een crisiscentrum ingericht en kregen bewoners het consigne alle ramen te sluiten en geen vuur te maken. Automobilisten op de dijken moesten stoppen en vooral niet roken. Verdere ongelukken bleven uit, maar als de wind uit het noorden had gewaaid zou het geheel anders zijn afgelopen. Dan had de hele Nijmeegse binnenstad in de ontvlambare benzinedamp gezeten.
  • Tijdens de grote brand bij het chemicaliën-opslagbedrijf CMI in de Rijmond (1996) stond de wind ook gunstig. De felgekleurde gifwolken kwamen daardoor niet in de binnensteden van Schiedam en Rotterdam terecht. Frappant bij deze (bijna)ramp was, dat de brandweer niet wist hoe de brand geblust moest worden. Niemand had er een flauw idee van wat er precies in de brandende loodsen lag opgeslagen. Vandaar dat men ook niet wist of de bevolking gewaarschuwd moest worden.
  • Eind januari dit jaar ontspoorden twee wagons van de chloortrein op een rangeerterrein van Akzo bij Delfzijl. De trein vervoerde 50 ton chloor en als dat was vrijgekomen, zou er in een groot gebied een levensgevaarlijke situatie zijn ontstaan. Op het moment van de ontsporing reed de trein overigens maar vijf kilometer per uur, zodat de ontspoorde wagons overeind bleven. De normale kruissnelheid van een chloortransport ligt stukken hoger: tot maximaal zestig kilometer per uur.

 

 

 

 

133 doden, 131 gewonden

1971:

gasexplosie bij chemieconcern Marpon Europe in Amsterdam:

9 doden, 21 gewonden

1975:

ontploffing bij DSM in Beek:

14 doden

1976:

oliebrand bij Shell in Pernis:

2 doden, 85 gewonden

1982:

NLM-toestel verongelukt bij Moerdijk: 21 doden

1984:

ontploffing in kruitfabriek in Muiden: 3 doden

1991:

explosie bij MS Vuurwerk in Culemborg: 2 doden

1992:

ontploffing en brand bij chemische fabriek Cindu in Uithoorn:

3 doden, 11 gewonden

1992:

vliegramp in de Bijlmer:

zeker 45 doden

1998:

explosie in opslagtank bij Shell in Pernis: 1 dode, 14 gewonden

1999:

lek in stroop-tank bij DSM in Delft: sterk vervuild oppervlaktewater, massale vissterfte

1999:

lek in pijpleiding bij DSM in Geleen: 200 kilo giftig blauwzuur en 4000 liter brandbaar acrylnitriel ontsnapt

2000:

brand bij afvalbedrijf ATF in Drachten: 480 ton chemisch afval de lucht in, onduidelijke schade voor melkproductie van 225 veehouders, in wijde omgeving verhoogde concentraties giftige stoffen.

 

 

 

Zie ook:

Inhoud