publicatie

Spanning november 2010 :: Inleiding - Is er toekomst voor de vrede?

Spanning, november 2010

Is er toekomst voor de vrede?

‘Oorlog hoort thuis in het museum.’ Dat zeggen ze in het Oorlogs- en Verzetsmuseum Overloon, bij mij in de gemeente Boxmeer. En niet voor niets. Op de plaats van het museum werd in de Tweede Wereldoorlog de enige tankslag op Nederlands grondgebied uitgevochten. Duizenden Amerikanen, Engelsen en Duitsers kwamen om het leven. De geallieerden lieten een in puin geschoten dorp achter. De veldslag op mijn geboortegrond vond plaats in 1944. De vrede lag, toen Operatie Market Garden begon, binnen handbereik. Vrede was de toekomst waar mensen naar snakten, na vier gruwelijke oorlogsjaren. Maar voor vele Nederlanders blééf de vrede toekomst; er zou nog een hongerwinter volgen waarin twintigduizend Nederlanders door honger om het leven zouden komen. Voor alle mensen die de barbaarsheid van oorlog hebben meegemaakt, is vrede de gewenste toekomst. Maar hoe staat het met mensen zoals ik? Zij die in eigen land nooit oorlog hebben ervaren. Wat betekent voor mensen die niet anders hebben meegemaakt een toekomst van vrede?

Tekst: Emile Roemer Foto: Archief SP

Rede uitgesproken op 27 september 2010 in het Verzetsmuseum in Gouda

Voor alle mensen die de barbaarsheid van oorlog hebben meegemaakt, is vrede de gewenste toekomst

Wij weten dat oorlog thuishoort in het museum. We kennen de oorlogsverhalen uit eerste hand. Maar we kijken verder dan ons eigen land. Wie de oorlog het museum in wenst, ziet al snel dat er op de wereld nog veel werk te verzetten is. Na de Tweede Oorlog is er geen einde gekomen aan de gruwelen van de oorlog. In de Kaukasus, Bosnië, Kosovo, Rwanda, Congo, Afghanistan en Irak. Oorlog scoort na 1945 op vele fronten, een toekomst van vrede lijkt soms verder weg dan ooit. Is er dan geen toekomst voor de vrede? Voor ons wel. Tenminste, als we vrede ‘plat’ definiëren als de afwezigheid van oorlog, dan is vrede in ons land de afgelopen halve eeuw de regel geweest en oorlog een uitzondering. Als we dat zouden doen, want schijn bedriegt. Zonder dat Nederland de afgelopen decennia het toneel is geweest van oorlog, is ons land bij diverse oorlogen betrokken geraakt. De frontlinie heeft zich verplaatst, het geweld is gebleven.

De frontlinie heeft zich verplaatst, het geweld is gebleven

Toen ik politiek actief werd, aan het begin van de jaren tachtig liepen er mensen rond met spandoeken: wij waren van na de oorlog en dat wilden we blijven. Dat doel is niet bereikt. Kosovo, Irak en Afghanistan: Het zijn naoorlogse oorlogen waar Nederland bij betrokken is geraakt. Door militaire invasies politiek te ondersteunen en door zelf troepen te sturen. Er is dus alle reden om stil te staan bij de vraag of er daadwerkelijk toekomst is voor de vrede. Vooral ook omdat Nederland een bijzondere verantwoordelijkheid heeft op dit onderwerp.

In 1899 werd in ons land, in het Haagse Vredespaleis, de eerste internationale vredesconferentie gehouden. In deze tijd van de wapenwedloop probeerden politici, op initiatief van de Russische Tsaar Nicolaas II, na te denken over hoe de wereld vreedzamer kon worden ingericht. Er werden verregaande voorstellen gedaan. Bevriezing van militaire uitgaven, een verbod op het gebruik van onderzeetorpedo’s en het gooien van bommen uit ballonnen en andere vliegmachines. Nieuwe wapens met een grotere vuurkracht dan de bestaande zouden niet meer gemaakt mogen worden. Er werd zelfs gesproken over het oprichten van een internationale vorm van bemiddeling en arbitrage om internationale geschillen in de toekomst te beslechten of te voorkomen. Revolutionaire voorstellen, die de twintigste eeuw een ander gezicht hadden kunnen geven. Voorstellen waar politici vandaag de dag nog een puntje aan kunnen zuigen. Den Haag is nog steeds de hoofdstad van het internationaal recht, een onlosmakelijk onderdeel voor daadwerkelijke vrede. Maar van een land dat prat gaat op het versterken en verspreiden van vrede mag je toch verwachten dat we ook daadwerkelijk een bijdrage leveren aan die vrede. Adel verplicht, wil ik maar zeggen.

Voor veel politici is oorlog een instrument in handen van de politiek

De vraag of vrede toekomst heeft prikkelt me – behalve vanwege de geschiedenis – ook om een andere reden. Voor veel politici is oorlog een instrument in handen van de politiek. Wie Machiavelli leest, weet dat in zijn ogen politici en andere heersers wreed en gewelddadig moeten kunnen zijn om overeind te blijven in een onzekere wereld waarin het recht van de sterkste geldt. De negentiende-eeuwse Pruisische generaal Carl von Clausewitz noemde oorlog de voortzetting van diplomatie met andere middelen.

Met deze lieden win je misschien de oorlog maar niet de vrede. En misschien ben ik naïef, maar in de politieke traditie waarin ik ben opgegroeid is oorlog niet de voortzetting van politiek, maar het totale failliet ervan. Wie naar de wapens grijpt, heeft klaarblijkelijk aan woorden niet genoeg gehad. Het is als het slaan van je kinderen; het is geen teken van kracht en autoriteit, maar van onvermogen en machteloosheid.

Mijn SP-collega uit de Eerste Kamer, Tiny Kox, maakte in september 2008 als lid van de Raad van Europa een reis naar Georgië. In augustus 2008 waren Russische troepen dat land binnengevallen. Dat deden de Russen omdat de Georgische president Sakaasvili twee opstandige deelrepublieken van dat land, Zuid-Ossetië en Abchazië, met geweld terug wilde brengen onder het centrale gezag.

Tiny en ander deelnemers aan de reis stelden teleurgesteld vast dat geen van beide partijen, noch Georgië noch Rusland, had geprobeerd om een oorlog te voorkomen. Georgië had gehoopt en verwacht dat het Westen, de Verenigde Staten voorop, wel te hulp zou schieten. Rusland, aan de andere kant, zag in oorlog met de voormalige republiek van de Sovjet-Unie een uitgelezen kans om haar invloed over de regio uit te breiden en wraak te nemen voor de westerse erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo.

Alle partijen hebben in deze oorlog vuile handen gemaakt. Samen zijn ze verantwoordelijk voor de humanitaire ramp en alle slachtoffers. En terwijl de machthebbers in deze landen zich zo rijk rekenden, betaalde de lokale bevolking de prijs. De korte oorlog kostte meer dan duizend burgers het leven. Burgers vertelden over de bombardementen die hun huizen vernielden en hun familie en buren doodden. Over de plunderingen en systematische brandstichting die leidden tot massale vlucht naar Georgië. Veel dorpen zijn ontvolkt. De mensen die bleven, veelal oude vrouwen en mannen, sliepen ’s nachts buiten in de boomgaarden, bang voor plunderaars.

De oorlog in Georgië is helaas een voorbeeld uit velen. Bij elke oorlog zijn onschuldige burgers de grootste slachtoffers. Zij betalen de rekening van falende politici, die naar de wapens grijpen in plaats van het gesprek aan te gaan.

Militair ingrijpen kan vaak met de beste bedoelingen gemotiveerd zijn, maar de effectiviteit ervan is bijzonder twijfelachtig

Het is voor mijn partij reden om altijd bijzonder kritisch te staan ten opzichte van oorlogen. Niet omdat zonder oorlogen onrecht uitgebannen wordt, maar wel omdat oorlogen zelden de oorzaken van het onrecht uit de weg ruimen. Militair ingrijpen kan vaak met de beste bedoelingen gemotiveerd zijn, maar de effectiviteit ervan is bijzonder twijfelachtig. De filosoof Hans Achterhuis heeft dit fenomeen terecht getypeerd als de zogeheten ‘politiek van de goede bedoelingen’. Zijn centrale stelling is: ‘Wie de slachtoffers centraal stelt zonder naar de politieke context te kijken, kan wel eens meer slachtoffers maken dan helpen.’ Achterhuis gaat terug naar 1999, de oorlog in Kosovo. Daar viel goed te zien wat er gebeurt als politici denken met oorlog recht te kunnen zetten wat politiek scheef is gegroeid. Het verhaal van Achterhuis is een van de weinige kritische analyses van de zo populair geworden ‘responsibility to protect’. Het is erg de moeite waard om een stukje uit zijn boek te citeren:

‘Dat de doelen die in deze oorlog (de Kosovo-oorlog -red.) gesteld werden moreel en nobel waren, wil ik niet ontkennen. Dat ze totaal niet gerealiseerd werden, moet helaas ook onderstreept worden. Bij het begin van de NAVO-interventie stelde Clinton dat er drie doelen nagestreefd werden: het einde van het geweld in Kosovo, de verdediging van de mensenrechten en de realisering van een multi-etnische gemeenschap. De poging om het eerste doel te bereiken door middel van bombardementen resulteerde in het omgekeerde. Het vermoorden en verdrijven van Albanese Kosovaren begon pas goed met de NAVO-bombardementen. De twee andere doelen werden evenmin bereikt. Enkele weken na de beëindiging van de oorlog waren er al zo’n 160.000 van de 200.000 Servische en Montenegrijnse Kosovaren en zigeuners gevlucht. En de vele verschillende persoonlijke getuigenissen uit de media laten zien dat bij de verdrijving van de Serviërs vooral etnische motieven een rol spelen. Individuele Serviërs die Albanese buren of vrienden beschermden of hielpen, worden evengoed verdreven. De multi-etnische staat die de NAVO zich als doel stelde, lijkt verder weg dan ooit en de mensenrechten van een grote groep Kosovaren worden met voeten getreden. Hoe kan er zo simpel over een overwinning worden gesproken als de gestelde hoge doelen niet bereikt zijn? Gaat het in de politiek en oorlog uitsluitend om macht? Kunnen we hier überhaupt wel over doelen en middelen spreken? En zo ja, hoe moeten we de relatie tussen beide dan denken?’

Meer dan 10 jaar na zijn analyse staat het gelijk van Hans Achterhuis volgens mij nog steeds overeind. Wie de ontwikkelingen in Kosovo nauwlettend heeft gevolgd, kan niet anders dan concluderen dat de oorlog niet geleid heeft tot een betere verhouding tussen Kosovaren en Serviërs. En ook moeten we vaststellen dat de analyse van Achterhuis niet alleen voor Kosovo gold, maar dat er ook belangrijke parallellen te trekken zijn met de oorlogen die daarna kwamen, namelijk die in Irak en Afghanistan.

Wat voor Kosovo gold, geldt ook voor Irak en Afghanistan. Wat hier opvalt, is de gelaagdheid van de argumenten waarmee de oorlogen in deze landen werden verdedigd. Voor mijzelf lijdt het geen twijfel dat deze oorlogen, overigens net als die tegen Servië, voor een deel ingegeven zijn door geopolitieke belangen. Olie, toegang tot olie en een internationale strijd tussen grootmachten als de Verenigde Staten, Rusland en China zijn onlosmakelijk met deze oorlogen verbonden.

Voor mijzelf lijdt het geen twijfel dat deze oorlogen voor een deel ingegeven zijn door geopolitieke belangen

Maar dat deze oorlogen uiteindelijk ook uitgevochten werden, heeft niet alleen hiermee te maken, maar toch ook met argumenten die op het eerste gezicht veel mensvriendelijker en vredelievender klinken: Saddam Hoessein was een dictator die massavernietigingswapens gebruikte tegen buurlanden en de eigen bevolking. In Afghanistan heerste voor 2001 de Taliban die tot dan toe toch vooral internationaal faam had gemaakt met het onderdrukken van vrouwen en het opblazen van Boeddhabeelden.

Kortom, in beide landen was het goed mis. Er was geen democratie en mensenrechten hadden geen waarde. De oorlogen die tegen deze landen gevoerd werden, konden daarom prima beargumenteerd worden met de wens om deze slechte situatie te veranderen. Bush en Blair, in Nederland gesteund door Balkenende, grepen niet naar de wapens uit eigenbelang, maar om te werken aan een betere wereld. Zo werd het tenminste gebracht. Het pakte anders uit.

Ook bij deze oorlogen zijn de moreel hoogstaande doelen niet bereikt. In Irak kwamen sinds de invasie duizenden mensen om; het land verviel in sektarisch geweld van groepen die elkaar om religieuze of etnische redenen niet kunnen luchten of zien. Wederom is de onschuldige burgerbevolking het grootste slachtoffer. En wat deze oorlogen extra schrijnend maakt, is dat de internationale gemeenschap voor de oorlog zich te weinig zorgen maakte over hoe Irak na de oorlog weer op de been kon worden geholpen. Dit is overigens ook een van de conclusies die de commissie-Davids trok uit de Nederlandse betrokkenheid.

Van dit rapport kan en moet de Nederlandse politiek veel leren. Over onze omgang met het internationaal recht, die wij volgens de Grondwet moeten ondersteunen en versterken. Over hoe er in de Nederlandse politiek gedebatteerd en geïnformeerd moet worden en over hoe ons land zich toch al te vaak aansluit bij de bondgenoten in de NAVO,

de Verenigde Staten voorop. Het is bijzonder triest om te zien dat hier nog weinig werk van gemaakt is, terwijl het zo noodzakelijk is.

Een dergelijk verhaal geldt ook voor Afghanistan. Onder de noemer van de 3D-benadering, die defensie, diplomatie en ‘development’ (ontwikkeling) bij elkaar moet brengen, heeft Nederland de afgelopen jaren zijn missie in Uruzgan uitgevoerd. En ook hier gaat de argumentatie verder dan alleen het eigenbelang dat verdedigd moet worden.

Ik geloof echt in de oprechtheid van de argumenten zoals die door sommige voorstanders naar voren worden gebracht; Ik geloof alleen niet in de effectiviteit ervan

Kinderen moeten naar school kunnen, mensen moeten in veiligheid leven en werken, en vrouwen en andersdenkenden mogen niet onderdrukt worden. Ik geloof echt in de oprechtheid van de argumenten zoals die door sommige voorstanders naar voren worden gebracht. Ik geloof alleen niet in de effectiviteit ervan. Juist omdat we in Afghanistan maar al te veel voorbeelden zien van hoe deze grote idealen in de praktijk uit de bocht vliegen. Bombardementen op onschuldige bruiloftsgangers en soms ook overtredingen van het internationaal oorlogsrecht; het staat zo op gespannen voet met datgene wat er gepromoot wordt. Het is voor mij lastig voorstelbaar dat humaniteit en democratie in landen versterkt kunnen worden als de aanwezige buitenlandse militairen juist die essentiële elementen hiervan aan hun laars lappen. Humaniteit en democratie leg je niet op met kogels en bommen.

Terecht wordt de Verenigde Staten in Irak en Afghanistan een dubbele moraal verweten: het internationaal recht geldt wel voor iedereen, behalve voor de Verenigde Staten zelf en haar bondgenoten. Op deze manier is het vrijwel onmogelijk om de lokale bevolking in beide landen te overtuigen van de goede bedoelingen van de ‘bevrijders’. Het zou de internationale verhoudingen zeer ten goede komen wanneer het Westen ook zou handelen volgens de door haar uitgedragen democratische en humanitaire beginselen.

Emile Roemer tijdens de lezing in Gouda

Het internationaal recht geldt voor iedereen, behalve voor de Verenigde Staten zelf en haar bondgenoten

Ik vind dat we daarover niet kunnen en mogen zwijgen. Ten onrechte gaan we er nog te makkelijk van uit dat Westerse mogendheden in zowel Irak als Afghanistan een deel van de oplossing vormen. De Westerse aanwezigheid, of zij nu militair of civiel is, werkt als een rode lap voor opstande­lingen van allerlei pluimage, die hun vaak gruwelijke acties met verwijzing naar het kwaad van de Amerikaanse bezetting van hun land rechtvaardigen.

De Verenigde Staten hebben mensen als Bin Laden en organisaties als Al Qaida een grandioos slagveld bezorgd waar zij de daad bij het woord kunnen voegen. Irak en Afghanistan zijn nu dé leerschool voor het internationale terrorisme geworden.

Dat is ook de werkelijkheid van onze ‘politiek van de goede bedoelingen’. We hebben een te groot vertrouwen gekregen in het eigen maakbaarheidsvermogen. Het is niet zonder ironie om daarbij te moeten opmerken dat het vooral rechtse politici zijn die daarin op dit moment uitblinken. Het neoconservatieve kamp in de Verenigde Staten, maar ook elders, is de meest fervente pleitbezorger van dit denken. En dat terwijl het lange tijd linkse politici waren die verweten werd te weinig oog te hebben voor de onmogelijkheden om de wereld volgens blauwdrukken in te richten.

Maar als we er met de politiek van de goede bedoelingen niet komen, wat dan wel? Want het is niet voldoende om alleen aan te geven wat er niet deugt. De uitdaging bestaat erin alternatieven te geven zodat onze – per definitie beperkte – bijdrage daadwerkelijk vrucht kan dragen.

Dat is een moeilijke vraag, maar laat ik een paar ijkpunten noemen, waarmee ik denk dat we verder komen dan met

de huidige aanpak.

1. Laten we ons allereerst houden aan de grondwet

Daarin staat dat Nederland werkt aan de bevordering van de internationale rechtsorde. Het versterken van de rechtsorde past niet bij politiek die zich richt naar de internationale machtsorde.

Dat beleid, dat zich de afgelopen twee decennia heeft ontwikkeld, na de val van de communistische regimes, heeft in Irak en Afghanistan schipbreuk geleden. De Verenigde Staten en bondgenoten hebben de internationale rechtsorde ondergraven in plaats van versterkt.

Die internationale rechtsorde is op dit moment verre van perfect. Maar het is de wel de enige rechtsorde die we hebben en waaraan de meeste landen in de wereld zich hebben gecommitteerd.

Dat een dergelijk commitment aan de grondwet en internationale rechtsorde geen open deur is, bewijst Geert Wilders. Die wil een dergelijk beleid niet. Maar ook de regeringen-Balkenende hadden in dit opzicht boter op hun hoofd. Dus commitment aan de grondwet is echt niet zo triviaal als het op het eerste gezicht lijkt. Het vraagt een kritischer benadering van de internationale machtsverhoudingen dan we veelal van Nederlandse regeringen gewend zijn en een sterkere ondersteuning van bijvoorbeeld de Verenigde Naties dan de steun die Nederland op dit moment aan deze organisatie geeft.

2. Militair ingrijpen moet de allerlaatste optie worden

Vasthouden aan de grondwet is iets heel anders dan met oorlogsgeweld andere landen onze kant op dwingen. Irak en Afghanistan zijn historische blunders, die honderdduizenden het leven hebben gekost en de wereld alleen maar gevaarlijker hebben gemaakt. Militair ingrijpen moet weer echt de aller-aller-laatste optie worden omdat het in de praktijk geen ultieme remedie is, maar tot een ultieme tragedie leidt.

Er zijn nu meer Taliban dan toen de oorlog in Afghanistan begon. In Irak sneuvelen nog altijd mensen terwijl de internationale vredesoperatie gaande is. Dat willen we liever niet weten maar de werkelijkheid en de waarheid verdoezelen kan nooit goed zijn. Een parlementair onderzoek naar de oorlog in Afghanistan is nodig, zoals ook het Irak-onderzoek onvermijdelijk was. De SP heeft wat dat laatste betreft haar steentje bijgedragen en zal dat in de toekomst ook blijven doen.

3. Zoek de oplossing in het land zelf

Stel de interne oppositie, in landen waar de mensenrechten worden geschonden, centraal in de eigen aanpak. In plaats van dat wij bedenken wat het beste is voor andere landen, zullen we aansluiting moeten zoeken bij wat er in deze landen zelf aan discussies en oppositie is. Dit is wellicht in veel opzichten een veel langzamere, maar tegelijkertijd ook een veel vruchtbaardere weg. Want alleen als intern de wissels omgaan, hebben maatschappelijke veranderingen daadwerkelijk kans van slagen.

De filosoof Kant zei het al: ‘Aufklärung ist der Aussgang des Menschen aus ihren selbstverschuldeten Unmündigkeit’ (Verlichting is het uittreden van de mens uit de onmondigheid die hij aan zichzelf te wijten heeft –red.). Alleen als burgers zelf het initiatief nemen, hebben maatschappelijke verande­ringen kans van slagen. De SP werkt hier ook heel concreet aan. In de tijden van de apartheid ondersteunden wij actief het ANC dat van binnenuit werkte aan veranderingen in Zuid-Afrika.

En ook in Irak hebben we contacten met socialistische partijen die, tegen de stroom in, werken aan een betere toekomst voor dat land. Daarbij hoeven wij niet te vertellen wat deze groepen moesten of moeten doen. Dat weten zij zelf veel beter dan wij. Wat wij wel kunnen doen, is hen steunen, moreel, door scholing en door te luisteren naar de concrete wensen die zij hebben. Deze inspanningen hebben mij en mijn partij geleerd dat echte vrede een proces van de lange adem is, en vaak tegen de klippen op bevochten moet worden. Dat maakt ons niet minder optimistisch over de toekomst, maar wel een stuk realistischer dan andere partijen, die denken dat wij deze vrede van buitenaf kunnen opleggen.

Maar behalve deze drie punten zijn er meer mogelijkheden voor Nederland om een bijdrage te leveren aan een betere en vreedzamere wereld. Laat ik er nog vijf noemen:

4. Civiele hulp

Oneindig veel beter, beschaafder en goedkoper kunnen wij mensen met civiele hulp helpen dan met bommen en granaten. Het blijft zonder meer wrang te zien dat de mondiale defensiebudgetten twintig keer groter zijn dan mondiale hulpbudgetten. Korten op ontwikkelingssamenwerking is dom, kortzichtig en gevaarlijk. Daar zou ik dan ook niet aan willen. Natuurlijk mogen we kritisch kijken naar hoe de hulp wordt besteed, maar juist in tijden van crisis is het voor mij niet te verkroppen dat wij de kosten van deze crisis juist bij de armsten van de wereld neerleggen.

5. Hervorm de NAVO

Het is de hoogste tijd om de NAVO bij de tijd te brengen. Van een militaire tot politiek gestuurde organisatie. Sinds de val van de Muur zoekt het machtigste militaire bond-­genootschap naar zijn plaats in de veranderde wereld. Na

twintig jaar moeten wij vaststellen dat het die nog steeds niet gevonden heeft.

Volgens mij zou de NAVO zich allereerst bezig moeten houden met het voorkomen van crises in plaats van die te veroorzaken. Het nieuw strategische concept, waarover op dit moment onderhandeld wordt, verdient veel meer aandacht van de Nederlandse politiek. De SP is op dit terrein bijzonder actief, we organiseerden een symposium over de toekomst van het bondgenootschap in de Senaat, een partijdebat over onze notitie Brandhaard Aarde, en we schreven een boek waarin wij onze ideeën over toekomst van de NAVO voor het voetlicht brengen.

6. Geen nieuwe missie

Laten we van onze fouten uit het verleden leren en geen nieuwe militaire missie naar Afghanistan sturen. Het argument ‘We moeten toch iets doen’, mag niet beperkt worden tot: ‘We moeten toch militair iets doen.’ Veel ontwikkelingsorganisaties zijn het met ons eens. Voor hen is het werken in de schaduw van een militaire missie veel moeilijker dan werken zonder de nabijheid van militairen. Laten we alle nadruk op civiele steun leggen. En wat mij betreft mogen we de lat daar ook hoog leggen.

7. Stop met clustermunitie

Laat Nederland onmiddellijk actie ondernemen tegen bedrijven en banken die nog in clusterbom-munitie investeren. Ons land staat op het punt om het internationale verdrag tegen clustermunitie te ratificeren. Helaas doen veel grote landen zoals de Verenigde Staten en Rusland nog niet mee. Maar dat is geen reden om zelf niet het voortouw te blijven nemen tegen deze vorm van bewapening die zoveel onschuldige burgers treft.

8. Maak Europa kernwapenvrij

Laat Nederland het voortouw nemen om Europa kernwapenvrij te maken. Volkel ligt op steenworp afstand van mijn Boxmeer. De Amerikaanse kernbommen moeten nu retour. De steun hiervoor is de afgelopen jaren steeds sterker geworden. Was nucleaire ontwapening vroeger een echt links thema, nu is het dat allang niet meer. Oud-­premier Lubbers is het hier met mij eens. De liberale Duitse minister van Buitenlandse Zaken Guido Westerwelle pleit ook voor een kernwapenvrij Europa. Laten we het momentum, dat er wel degelijk is, aangrijpen om deze wapens daadwerkelijk uit Europa weg te halen, te beginnen in Nederland.

We leven in onzekere tijden. De wereld verandert snel: nieuwe machten dienen zich aan en het Westen lijkt haar almacht te verliezen. Of de vrede een toekomst heeft, hangt af van de vraag of wij bereid zijn over onze eigen schaduw van eigenbelang heen te springen en ons open te stellen voor een wereld waar ieder land tot zijn recht mag komen. Als we dat niet doen, heeft vrede geen toekomst. Maar ik geloof daar niet in.

Los van alle kritiek die je op Europa kunt hebben, zijn we erin geslaagd om oude vijanden bijeen te brengen

Ik durf te beweren dat vrede de toekomst heeft. Kijk naar ons eigen land en de samenwerking die wij op het eigen continent aangaan met anderen. Los van alle kritiek die je op Europa kunt hebben, zijn we erin geslaagd om oude vijanden bijeen te brengen.

Europa was ooit niet de bakermat van vrede en samenwerking maar het bolwerk van haat en nijd. Eeuwenlang is ons continent verscheurd geweest, met de Tweede Wereldoorlog als gruwelijke finale. En ondanks dat we op de Balkan gezien hebben hoe kwetsbaar de vrede is, heb ik een rotsvast geloof in haar toekomst.

Maar let wel, uiteindelijk is het niet oorlog geweest die landen samen bracht, maar de dialoog, hoe moeizaam die soms ook gaat. Mijn toekomstige kleinkinderen kennen de oorlog op eigen bodem in de toekomst alleen nog maar uit het museum. Hun opa zal er niet meer uit eerste hand over kunnen vertellen. Twee generaties later zal dat, hoop ik, ook gelden voor de kinderen in Servië en Kosovo.

Stukje bij beetje kunnen we de wereld veiliger maken. Niet met bommen en granaten, maar door de dialoog en samenwerking. Maar bovenal geven wij de vrede toekomst, door zelf het goede voorbeeld te geven. Daar kunnen we vandaag een begin mee maken.