publicatie

Spanning, november 2007 :: Armoedepact als wijkaanpak

Spanning, november 2007

Armoedepact als wijkaanpak

De Vogelaar-aanpak van probleemwijken is weinig nieuws onder de zon – zeker als je wat verder terugkijkt, bijvoorbeeld naar de jaren zeventig van de vorige eeuw. Zet je de plannen af tegen de meer recente praktijk, dan is de verandering wél heel manifest. De aanpak in de Vogelaarwijken werkt pas als een stevige aanpak van armoede er deel van uitmaakt. In Groningen wordt daar inhoud aan gegeven met het ‘armoedepact’.

Tekst: Peter Verschuren, SP-wethouder sociale zaken in Groningen

In 1996 kwamen de Groningse woningcorporaties met een alarmerende prognose: zonder ingrijpende maatregelen zou op korte termijn enorme leegstand ontstaan in de voorraad sociale huurwoningen. Er moest dus op grote schaal gesloopt worden, en wel de complexen die daar op basis van hun boekwaarde voor in aanmerking kwamen. Nieuwbouw van sociale huurwoningen werd taboe verklaard. In 1998 leidde dat tot afspraken met de gemeente om in tien jaar tijd 8.000 sociale huurwoningen te slopen of samen te voegen. Gelijktijdig veranderde de naam van de operatie van herstructurering in wijkvernieuwing, en werd het aanpakken van sociale problemen uitgeroepen tot doel ervan. Van sociale maatregelen was echter geen sprake en de plekken waar gesloopt zou worden, kwamen wonderwel overeen met de complexen die de corporaties vanwege boekwaarde en dreigende leegstand kwijt wilden.

Inmiddels is de situatie compleet anders. Dit jaar is er een nieuw Lokaal Akkoord gesloten waarin de gemeente Groningen en de corporaties veertien ‘aandachtswijken’ aanwijzen waarin ze de komende tien jaar aan de slag gaan. Sloop is nog steeds een middel dat ingezet wordt, maar op veel kleinere schaal – maximaal 400 huizen per jaar waartegenover 350 nieuw te bouwen sociale huurwoningen staan – en woningverbetering, het opknappen van de woonomgeving en energiebesparende maatregelen hebben een prominente plaats gekregen. Ook is de betrokkenheid van de wijkbewoners bij de plan-ontwikkeling stevig vastgelegd en is er veel aandacht gekomen voor de sociale kant van de wijkvernieuwing. Corporaties en gemeente hebben elk tien miljoen uitgetrokken voor allerlei sociale impulsen in de wijken. Over de besteding van het geld wordt per wijk uitvoerig overlegd met de bewoners, met als resultaat dat ook sociale projecten en maatschappelijke voorzieningen gefinancierd worden.

Kanttekeningen

Worden de aandachtwijken daarmee nu prachtwijken? Ja en nee. De wijken zullen er prima uit komen te zien met een redelijk niveau aan maatschappelijke voorzieningen. Prachtwijken dus. Maar als er verder niets gebeurt, zullen de mensen die er wonen bovengemiddeld geconfronteerd blijven met werkloosheid, armoede, opvoedingsvraagstukken, gezondheidsproblemen, enzovoort. Probleemwijken dus.

In Groningen zijn twee van de veertien aandachtswijken terechtgekomen in de verzameling van veertig prachtwijken waar minister Vogelaar het verschil wil maken. De gemeente heeft inmiddels voor beide wijken een plan van aanpak ingediend, en wacht nu op duidelijkheid over de financiering van de maatregelen die erin opgenomen zijn. Het accent in de plannen voor beide wijken ligt op opvoedingsondersteuning, aanpak van ‘multiproblem’-gezinnen, toeleiding naar werk of maatschappelijke participatie en veiligheid.

Ik ben redelijk enthousiast over de afspraken in het Groningse Lokaal Akkoord en ik denk dat we op het goede spoor zitten bij de extra inzet in onze Vogelaarwijken. Een aantal kanttekeningen mag echter niet ontbreken.

In de eerste plaats zit er een risico aan de grote financiële rol die de corporaties toebedeeld krijgen. Wie betaalt, bepaalt. Meer en meer worden zaken die van levensbelang zijn voor het sociale klimaat in wijken afhankelijk van de bijdragen van woningcorporaties. Zolang daar goede afspraken over te maken zijn, lijkt er niets mis mee. Maar de zeggenschap over wat er in welke wijk gaat gebeuren verschuift hiermee wel van de gekozen overheid naar instellingen die in belangrijke mate gedreven worden vanuit hun financiële belangen. Wat gebeurt er bij onenigheid of bij andere prioriteiten van corporaties?

Verder is er nog heel veel onduidelijk over de financiering van de aanpak in de Vogelaarwijken. Het risico dat we vooral veel sigaren uit eigen doos gaan roken, is levensgroot aanwezig. En dan kan de aanpak in enkele wijken al snel ten koste gaan van het geld dat broodnodig is in andere wijken.

Ook tonen de heel voor de hand liggende en echt niet overdreven plannen voor de Vogelaarwijken vooral aan dat er veel te weinig geld is om de problemen écht aan te pakken. Uitvoering van de Groningse plannen vergt een extra financiële inzet (bovenop de gelden van het Lokaal Akkoord) van 35 miljoen euro voor vier jaar. Eenzelfde aanpak is ook hard nodig in onze twaalf andere aandachtwijken, maar daarvoor is geen cent.

Oog voor de échte problemen

De Groningse aandachtwijken zijn over het algemeen mooie wijken met redelijk tot goede woningen. Dat ze het stempel probleemwijk krijgen, heeft alles te maken met de problemen van de bewoners. Lage huren en slecht buurtimago hebben ervoor gezorgd dat de huizen in de aandachtwijken voor een onevenredig groot deel bewoond worden door mensen die werkloos of arbeidsongeschikt zijn, die schuld-, opvoedings- en gezondheidsproblemen hebben, een beperkt sociaal netwerk, enzovoort. Eind jaren negentig leidde dat tot het plan om op de mooiste plekken grootschalig te slopen en dure koopwoningen terug te bouwen. Daarmee zou de wijk in een aantal statistieken een betere plek krijgen en waren de problemen weggepoetst. Inmiddels komt er gelukkig oog voor het écht oplossen van problemen.

Naast het garanderen van goede voorzieningen in de wijk, zijn daarbij wat mij betreft drie begrippen belangrijk: werk, participatie en armoedebestrijding. De afgelopen jaren was de inzet vooral gericht op het toeleiden naar werk van de kansrijke werklozen. Voor mensen die langer – soms al héél lang – ‘in de uitkering zitten’ was tot voor kort nauwelijks aandacht. Dat moet veranderen. Willen we echt het verschil maken in de aandachtswijken, dan zal ook dáár werk de norm moeten worden. Wat mij betreft heeft niemand die een uitkering ontvangt het recht om met rust gelaten te worden. Toeleiding naar regulier werk, eventueel gesubsidieerde arbeid of op zijn minst maatschappelijke participatie moet het parool zijn – in het belang van de mensen zelf. Willen we de problemen echt oplossen, dan is die taak onontkoombaar. Maar het is ook een heel moeilijke. Wie jarenlang aan zijn lot overgelaten is, kan niet even op afroep gaan werken of participeren. Daarvoor zullen eerst allerlei belemmeringen opgeheven moeten worden, en vervolgens zullen de betrokkenen vooral verleid en gestimuleerd moeten worden, in plaats van gestraft als ze niet meewerken. Dat vergt een individuele benadering waarin de mogelijkheden van de mensen centraal staan en waarbij heel veel gevraagd wordt van de sociale dienstmedewerkers die voor de stimulering moeten zorgen.

Armoedepact

Armoede moet om twee redenen hard bestreden worden. De belangrijkste reden is eenvoudig: geen mens verdient het om in armoede te leven. Het is ongezond, vernederend en afstompend. De tweede reden heeft met probleemwijken te maken; armoede is een enorme belemmering voor participatie in de samenleving. Wil je de opeenstapeling van problemen in de wijken tegengaan, dan zul je armoede tot grote prioriteit moeten maken.

In september presenteerde de gemeente Groningen het Groninger Armoedepact: een serie van 53 afspraken waarin tal van organisaties zich verbinden aan concrete taken om samen de armoede in de stad te lijf te gaan. De afspraken vloeien voort uit de praktijk – aan het pact liggen gesprekken met veel organisaties ten grondslag waarin drie vragen aan bod kwamen: wat merk je van armoede, wat moet eraan gebeuren, en wat kun jij of wat kan jouw organisatie daarin betekenen? De gemaakte afspraken zijn zo praktisch mogelijk. Met een aantal organisaties is bijvoorbeeld afgesproken dat zij actief mensen gaan wijzen op regelingen waar zij recht op hebben. De ene organiseert extra spreekuren hiervoor, de ander een promotiecampagne en een derde organisatie maakt tijd vrij om ouders te helpen bij het invullen van aanvraagformulieren. Ter voorkoming van schulden houdt de ene organisatie trainingen ‘omgaan met geld’, terwijl een andere organisatie vrijwilligers levert om mensen te ondersteunen bij het aanvragen van schuldhulpverlening. Ambtenaren zijn op de hoogte van de afspraken en kunnen mensen doorverwijzen naar deze organisaties.

De aanpak van Vogelaar – mensen meer betrekken, niet alleen in stenen investeren – verdient het om aangevuld te worden met stevig participatie- en armoedebeleid. Zo voorkom je dat de problemen alleen maar worden verplaatst naar wijken die daardoor de aandachtswijken worden van een toekomstige minister van Wonen, Wijken en Integratie.

Meer lezen