Welke lessen trekt Bolkestein?
Geachte heer Bolkestein,
Wij komen uit dezelfde familie. Niet persoonlijk, uw vader was president van het Amsterdams Gerechtshof, die van mij vrachtwagenchauffeur bij een Brabants bouwbedrijf. Maar politiek zijn we wel familie: liberalisme en socialisme zijn beide kinderen van de Verlichting. Binnenkort gaan we met elkaar in debat over Jean-Jacques Rousseau (1712-1778), die driehonderd jaar geleden werd geboren. Rousseau was een typische Verlichtingsdenker, maar tegelijk een felle criticus van de liberale maatschappij. Hij stelt de vraag waarom mensen zich niet thuis voelen in onze samenleving.
Rousseau waarschuwde voor een maatschappij die mensen verleidt tot egoïsme, maar was een uiterst zelfingenomen iemand. De filosoof verheerlijkte de authenticiteit van zelfstandige kleine boeren, maar liet zich onderhouden door rijke adellijke dames. Hij schreef een indringend opvoedkundig boek, de Emile (1762), maar legde zijn vijf kinderen te vondeling. Die tegenstellingen in de persoon van Rousseau komen ook terug in zijn werk.
Rousseau leert ons het belang van de menselijke maat
Rousseau is een liberale denker, zijn filosofie is geschreven met het oog op het geluk van de individuele burger. Maar juist daarom heeft hij een afkeer van de liberale samenleving. Handel en industrie, een economie ‘die het geld snel doet circuleren’, hebben volgens hem ook gevolgen voor de publieke moraal: ‘Zo zult u een volk krijgen dat net zo arglistig, driftig, hebzuchtig, ambitieus, kruiperig en onbetrouwbaar is als alle andere.’
U bent het vast eens met Rousseau dat markt en moraal niet los staan van elkaar. De huidige financiële crisis lijkt de filosoof in ieder geval gelijk te geven: arglist, hebzucht en onbetrouwbaarheid van bankiers brachten ons op de rand van de afgrond. Dat geldt ook voor het gedrag van politici, veel VVD-kopstukken waren nauw betrokken bij het debacle met de DSB-bank. En dat geldt voor managers bij ziekenhuizen, hogescholen en woningcorporaties, die publieke dienstverlening ondergeschikt maken aan de eigen portemonnee.
De oplossingen waar Rousseau mee komt zijn echter niet overtuigend. Hij bepleitte een immigratie uit de moderne samenleving, in traditionele boerengemeenschappen. Ook predikte hij een ‘innerlijke immigratie’, het afzien van zelfontplooiing en ambities. Dat was in de achttiende eeuw al een doodlopende weg, de tijd laat zich niet stilzetten. Liberalen en socialisten kozen daarom voor de stap vooruit, door de samenleving opnieuw vorm te geven: door planning van de economie en door invoering van marktwerking.
Van mijn kritiek op grote sociale experimenten hoef ik u niet te overtuigen. Mijn partij heeft in de jaren zeventig afstand genomen van voorbeelden uit het buitenland. SP’ers worden vaak als eerste geconfronteerd met de slachtoffers van sociale experimenten, van welke politieke kleur dan ook. Daarom hebben wij ons ook met succes verzet tegen de Bolkesteinrichtlijn, de voorstellen om Europese landen te laten concurreren op lonen en arbeidsvoorwaarden. Daarom hadden wij ook kritiek op de euro, het grootste politieke experiment van deze tijd.
Ik ben benieuwd welke lessen u trekt uit de huidige crisis. Vluchten uit de moderne maatschappij, zoals Rousseau voorstelde, willen we beide niet. Maar deze filosoof toont ons wel de duistere kant van de Verlichting. De maatschappij is enorm ingewikkeld geworden, terwijl veel mensen behoefte hebben aan overzicht. Zorg in de buurt en kleinschalig onderwijs, banken en bedrijven die je kunt vertrouwen. Wat minder politieke ambities en wat meer menselijke maat.
Laten we om te beginnen stoppen met regeren over de hoofden van mensen. Geen Europese experimenten met de economie en geen publieke experimenten met marktwerking, als de bevolking dat niet ziet zitten. Misschien is dat de belangrijkste les van Rousseau: minder luisteren naar grote verhalen van politici en kritiek van de burgers wat serieuzer nemen.