opinie
Jan Marijnissen:

Euthanasie mag nooit 'normaal' worden

De nieuwste wetsvoorstellen van het kabinet over euthanasie hebben heel wat losgemaakt in ons land. En terecht. Bij euthanasie hebben we het immers over de belangrijkste vraag van het leven: de dood. De 'goede dood' is omgeven met vele dilemma's.

Euthanasie en hulp bij zelfdoding zijn voor mij niet principieel onaanvaardbaar omdat ze mensen in staat stellen te kiezen voor een menswaardige dood op het moment dat het leven wordt gedomineerd door pijn en er geen enkel uitzicht meer is op genezing. Tot aan het zogeheten Chabot-arrest van de Hoge Raad (21 juni 1994) werd euthanasie toelaatbaar geacht indien er naar de mening van deskundigen (minimaal twee artsen) sprake was van een uitzichtloos en ondraaglijk lichamelijk lijden. In het genoemde arrest van 1994 verruimde de Hoge Raad de mogelijkheden voor euthanasie door dit ook toelaatbaar te achten in het geval de betreffende patiënt te maken had met psychische klachten. De tot dan toe geldende eisen van lichamelijk lijden in de stervensfase werden losgelaten. In de Kamer heb ik toen gezegd dat de Hoge Raad te ver was gegaan en dat we met deze uitspraak op een hellend vlak zouden komen. Ik vind het namelijk ongewenst dat arts en patiënt alleen maar verwijzend naar het zelfbeschikkingsrecht van de mens, beslissen over de toelaatbaarheid van euthanasie. Volgens prof. T. Schalken verliest het Recht dan zijn kritische functie ten opzichte van degene die de medische macht heeft om te beschikken over leven en dood.

Er is een relatie tussen de kwaliteit van leven en de vraag naar euthanasie. Daarom moet bij een euthanasieverzoek steeds gekeken worden naar de maatschappelijke achtergrond. Wat is de context van het verzoek? Is medisch alles geprobeerd met de patiënt? (Zeker psychische klachten kunnen vaak verholpen worden met medicijnen en deugdelijke psychiatrische hulp). Is er alles aan gedaan om de leefsituatie van betrokkene te verbeteren? Krijgt betrokkene voldoende zorg en aandacht? Hier zit nu juist het probleem. Er valt in ons land nog heel wat te verbeteren aan de palliatieve zorg, en de pijnbestrijding.

In de gezondheidszorg moet nog heel wat veranderen. Als je ziet hoe ouderen in verpleeghuizen vaak aan hun lot worden overgelaten omdat er te weinig personeel is, of als je ziet hoe hulpbehoevende ouderen moeten leven terwijl ze eigenlijk in een verpleeghuis moeten worden opgenomen maar daar niet terecht kunnen vanwege de lange wachtlijsten, dan is het niet verwonderlijk dat zij zich overbodig gaan voelen en vragen om "er een eind aan te maken".

In De Volkskrant waarschuwde de emeritus-hoogleraar Van Dantzig vorige maand voor het "pijnlijke toekomstscenario" dat mensen zullen gaan kiezen voor de dood omdat er geen volwaardige zorg meer mogelijk is. Voor de SP is dit onaanvaardbaar. Euthanasie mag nooit 'normaal' worden. Het mag nooit voor mensen 'een van de opties' worden. Want in dat geval kunnen mensen in een situatie worden gemanoeuvreerd waarin ze moeten rechtvaardigen waarom ze NIET voor euthanasie kiezen. Een beschaafde maatschappij moet er alles op zetten om dit voorkomen, en daarom veel meer investeren in verbetering van de gezondheidszorg, en het leefmilieu van de ouderen.

Ik pleit daarom voor grote terughoudendheid bij het toelaten van euthanasie. Het wetsontwerp dat het kabinet onlangs naar de Tweede Kamer stuurde houdt echter een verdere verruiming in van de mogelijkheden voor euthanasie en hulp bij zelfdoding, en zet dus een nieuwe stap op het hellende vlak waarop we ons bevinden sinds het Chabot-arrest.

Het wetsvoorstel bevat ook wel een belangrijk pluspunt. Het legt vast dat euthanasie nog steeds strafbaar is maar bepaalt tegelijkertijd dat de arts die voldoet aan de in de wet vastgelegde zorgvuldigheidseisen, niet strafbaar is. Tot nu toe wordt de wat moeilijke redenering gevolgd dat een arts ook als hij de euthanasie meldt en de voorschriften opvolgt, strafbaar is maar ontslagen wordt van rechtsvervolging.

Welke verruiming brengt het nieuwe wetsvoorstel? Het Openbaar Ministerie toetst niet meer in alle gevallen of de betreffende arts zorgvuldig heeft gehandeld. De taak van de sinds 1 november 1998 opererende Toetsingscommissies wordt namelijk verruimd. Zij beslissen of een arts zorgvuldig heeft gehandeld of niet. Alleen als dat niet het geval is wordt dit gemeld aan het Openbaar Ministerie. Die Toetsingscommissies kunnen dus gaan bepalen hoe het euthanasiebeleid er in ons land gaat uitzien. Dat zet de deur open naar een nog verdere liberalisering van het euthanasiebeleid. Alleen al de samenstelling van de commissies (een jurist, een arts, en een ethicus) kan daartoe bijdragen.

In de tweede plaats kunnen verzoeken om euthanasie van zogeheten wilsonbekwamen ingewilligd worden als ze beschikken over een wilsverklaring. In de meeste gevallen zal het hier gaan om dementerende ouderen. Op het moment dat zij niet meer in staat zijn hun wil te uiten mag een arts doorslaggevende betekenis hechten aan een door diezelfde persoon in het verleden ooit afgegeven verklaring. Hoe kan er dan sprake zijn van een weloverwogen en duurzaam verzoek om euthanasie, zoals de nieuwe wet voorschrijft?

In de derde plaats kan een arts euthanasieverzoeken van 12- tot 16-jarige kinderen zwaarder laten wegen dan het oordeel van de ouders die pleiten voor een voortzetting van de behandeling van hun kind. De arts mag dat met name doen als hij ernstig nadeel vreest voor het kind bij voortzetting van de behandeling. Terecht heeft deze nieuwe bepaling grote commotie veroorzaakt. Hoe kun je een kind nu opzadelen met zo'n grote verantwoordelijkheid? Bovendien moet de arts dan zelf gaan uitmaken wat verstaan moet worden onder ernstig nadeel. Dat zorgt natuurlijk voor onzekerheid en onduidelijkheid.

Met een beroep op de autonomie van de mens, op het zelfbeschikkingsrecht van de mens, wordt als een vanzelfsprekendheid verdedigd dat de mens het recht heeft zelf het moment van levensbeëindiging te bepalen. Ik deel die mening niet.

De overheid – in samenspraak met de samenleving – heeft de taak de normen te stellen waarbinnen euthanasie aanvaardbaar is. Wat mij betreft moet daarbij de vraag of er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden uitgangspunt blijven. Anderzijds moeten wij de morele plicht erkennen de samenleving zo in te richten dat er voor iedereen een menswaardig leven mogelijk wordt en een euthanasie geen normale optie wordt.

Betrokken SP'ers