opinie
Agnes Kant:

Algemene zorgverzekering SER ondermijnt solidariteitsidee

In het SER-advies over de nieuwe opzet van een ziektekostenverzekering ontbreekt de risico- en inkomenssolidariteit. Die wordt nog verder ondermijnd. Agnes Kant pleit voor een inkomensafhankelijke premie en verwerpt de voorgestelde compensatie-solidariteit.

Het is misschien typerend dat het SER-advies spreekt van een ‘algemene zorgverzekering’ en niet van een ‘sociale volksverzekering voor ziektekosten’. In het SER-voorstel wordt die solidariteit juist ondermijnd, en schuilt bovendien het gevaar dat overheid en politiek hun zeggenschap over de ziektekostenverzekering verliezen. In het advies ontbreken namelijk twee belangrijke pijlers onder de solidariteit. Allereerst de risicosolidariteit. Door de keuzevrijheid in pakketten bestaat het risico dat jonge, gezonde mensen kiezen voor minimale basispakketten met minder zorg en minder premie. En dat de solidariteit in de standaardpakketten opgebracht zal moeten worden door oudere, minder gezonde mensen. Een ander risico is dat mensen om financiële reden kiezen voor een beperkt pakket met als gevolg dat de toegankelijkheid voor de zorg vermindert. Dat mensen volgens het SER-advies moeten kunnen kiezen voor een pakket zonder huisarts, is dan ook werkelijk onbegrijpelijk. Algemeen wordt het belang onderschreven van de huisarts als ‘poortwachter’ ín de zorg. Keuzevrijheid om wel of niet te verzekeren voor die poortwachter, kan ertoe leiden dat mensen met minder inkomen dit om financiële reden niet doen. Daarmee ontstaat niet alleen een drempel voor een bezoek aan de huisarts, maar ook voor ‘de poort’ tot de andere zorg. De vraag is: welk doel dient dit onderscheid in pakketten? Het antwoord is: geen. Tenminste als je algehele toegankelijkheid en gelijke kwaliteit in de gezondheidszorg als uitgangspunt neemt. Dan is een breed pakket de beste manier om risicosolidariteit te organiseren: de huidige AWBZ en minstens het huidige ziekenfondspakket met ook de tandzorg weer terug erin. Het pakket moet alle medische en maatschappelijk gewenste zorg omvatten. Of iets daaraan voldoet, is niet alleen een medische, maar ook een politieke en vooral een maatschappelijke vraag. Als die vraag voor een voorziening beantwoord wordt met ‘ja', dan moet die voorziening ook vergoed worden en voor iedereen beschikbaar komen. Dat is de enige garandeerde manier om tweedeling in de zorg tegen te gaan.

De risicosolidariteit wordt verder ondermijnd door het voorstel opnieuw een eigen risico van tweehonderd gulden in te voeren. Eigen bijdragen en risico's voor een basisvoorziening als de zorg zijn oneigenlijk, ondoelmatig en hebben maatschappelijk ongewenste gevolgen met name voor de meest kwetsbaren. Onderzoek en ervaring tot nu toe geven aan dat eigen bijdragen niet werken waarvoor ze bedoeld zijn, en wel werken waarvoor ze niet bedoeld zijn. Ze leiden nauwelijks tot een rem op het gebruik van onnodige zorg en leiden wel tot afzien of uitstel van noodzakelijke zorg. Dat de SER ondanks alle debacles met dit soort initiatieven toch opnieuw een eigen risico voorstelt, zegt veel over de (on)doordachtheid van het advies.

Naast de risicosolidariteit ontbreekt in het SER-voorstel ook de inkomenssolidariteit. En wel door de keuze voor nominale premies. De SER erkent de negatieve inkomenseffecten ervan, en komt met een mix van vijf fiscale compensaties. Ook hier is de vraag: welk doel dient deze ingewikkelde omweg? En wederom is in mijn ogen het antwoord 'geen' – als tenminste het uitgangspunt is: een solidaire ziektekostenverzekering waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Nominale premies zouden de concurrentie bevorderen. Maar concurrentie waarop? Concurrentie op schadelasten ligt het meest voor de hand. En die zorgt eerder voor een slechtere, dan een betere zorg. Algehele nominalisering van de premie leidt tot negatieve inkomsteneffecten, met name voor mensen met lage inkomens. Er zijn miljarden nodig voor reparatie en compensatie, waarvan onherroepelijk een deel terechtkomt bij groepen die het niet nodig hebben. Deze miljarden kunnen toch beter in de zorg worden ingezet? Bovendien is het een ingewikkelde operatie waarbij het onzeker is of de ‘compensatie-solidariteit' nog wel overeind blijft als het economisch slechter gaat.

We doen er veel beter aan niet te kiezen voor bureaucratische ‘compensatie-solidariteit', maar voor solidariteit binnen het stelsel. En wel door de premies volledig naar draagkracht te innen, bijvoorbeeld via de belastingen. Een voorstel hiertoe van de SP is onlangs doorgerekend door het CPB. En wat blijkt? Zo’n sociale volksverzekering kan worden ingevoerd zonder al te grote koopkrachteffecten. Lagere en middeninkomens gaan erop vooruit.

En tja, in de groepen ‘veelverdieners’ – twee tot drie keer modaal – zijn er mensen die erop achteruit gaan. Dat is in mijn ogen geen ongewenst effect. Immers met de keuze voor solidariteit wordt de bestaande ongelijkheid – hoe hoger je inkomen, hoe minder je relatief bijdraagt aan ziektekosten – enigszins rechtgetrokken. Bovendien is het dezelfde groep die er vanaf 1 januari dankzij het Paarse belastingstelsel ongeveer evenveel op vooruit gaat. Maar bovenal is verbreding van het draagvlak rechtvaardig: gezondheidszorg gebaseerd op solidariteit is toch gewoon een kwestie van beschaving? Laten we hopen dat de politiek het lef heeft niet te kiezen voor de ‘algemene zorgverzekering’ van de SER, maar voor een echte sociale volksverzekering.

Betrokken SP'ers