opinie
Harry van Bommel:

Erken genocide op Koerden

Nederland moet voorop gaan in de erkenning van de genocide op de Koerden in 1988. Tenslotte kwamen veel ingrediënten voor Saddams gifgas van hier. Het is zondag twintig jaar geleden dat Saddam Hoessein de Koerdische stad Halabja met chemische wapens aanviel. Hoog tijd voor internationale erkenning van de genocide op de Koerden en de stichting van een monument in Nederland. Als ons land het voortouw neemt, zullen andere Europese landen en de EU volgen.

In de jaren tachtig deden Europa en Nederland volop zaken met het Irak van Saddam Hoessein. Irak kreeg de steun van het Westen in de strijd tegen het fundamentalistische Iran en er werd een oogje dichtgeknepen. Pas in de tweede helft van dat decennium werd duidelijk dat er aan de levering van bepaalde stoffen grote risico’s waren verbonden.

Saddam Hoessein zette chemische wapens in tegen zijn vijanden in binnen- en buitenland. Op 16 maart 1988 kreeg dat een tragisch dieptepunt met een gifgasaanval op de stad Halabja en andere plaatsen in de omgeving waarbij minstens 5000 mensen de dood vonden. Anderen zijn tot op de dag van vandaag lichamelijk of geestelijk verminkt. Deze gasaanval volgde op een intensieve etnische zuivering, de Anfalcampagne, waarbij naar schatting 182.000 Koerden werden gedood. Van deze genocide is veel bekend, maar helaas is internationale erkenning tot op de dag van vandaag uitgebleven.

Onlangs woonden wij een internationale conferentie in Irbil (Irak) bij die tot doel had de erkenning te bevorderen en de (mede-)verantwoordelijken alsnog voor de rechter te krijgen. Dat erkenning van genocide geen eenvoudige zaak is, blijkt wel uit de problematische discussie over de misdaden ten tijde van het Ottomaanse Rijk in 1915 tegen de Armeniërs. Het begrip genocide is beladen maar sinds de totstandkoming van het VN-verdrag ter bestrijding en voorkoming van genocide uit 1948, wel nauwkeurig omschreven.

Bij genocide is sprake van systematische uitroeiing van een etnische groep volgens een vooropgezet plan met betrokkenheid of medeweten van overheden. Van al die aspecten is sprake bij de Anfalcampagne van Saddam Hoessein en daar is overtuigend bewijs voor.

Nederland dient naar onze stellige overtuiging dan ook het genocidale karakter van deze massamoord op de Koerden te erkennen. Wij zullen de regering hierom vragen en een discussie in de Tweede Kamer daarover initiëren. Na Nederlandse erkenning is het voor andere Europese landen en vervolgens de EU een stuk gemakkelijker om eveneens tot erkenning over te gaan.

Erkenning door Nederland ligt om verschillende redenen voor de hand. Om te beginnen is er in de persoon van de veroordeelde Nederlandse gifgashandelaar Frans van A. sprake van een directe relatie tussen ons land en de tragische gebeurtenissen. De rechter achtte in 2006 bewezen dat Van A. de chemicaliën heeft geleverd die nodig waren voor de gifgassen van Irak. Daarnaast heeft de rechter expliciet uitgesproken dat de misdaden van het regime te kwalificeren zijn als genocide.

De berechting van Van A. heeft in Nederland het bewustzijn en de aandacht voor de genocide op de Koerden aangezwengeld. Tot 1985 was het overigens wettelijk toegestaan stoffen te leveren die tot de productie van chemische wapens konden leiden. Volgens de Nederlandse VN-wapeninspecteur was bijna de helft van alle gifgaschemicaliën die in die jaren aan Irak werden geleverd, afkomstig van Nederlandse personen en bedrijven. Als vestigingsplaats van vele internationale juridische instellingen mag van Nederland worden verwacht dat het ook als ’gidsland’ optreedt bij de opsporing en vervolging van oorlogsmisdrijven en mensenrechtenschendingen. Een enkele verwijzing naar de rol van internationale hoven is dan volstrekt onvoldoende. Ook na een enkele tegenslag bij de vervolging van dit soort delicten moet Nederland niet direct de handdoek in de ring gooien. Naast erkenning van de genocide bepleiten wij internationaal onderzoek naar de medische, sociale, economische en juridische gevolgen van de Anfalcampagne. Dat is nodig om recht te doen aan de slachtoffers, zeker zij die nog dagelijks met de gevolgen ervan kampen.

Als eerste stap op weg naar de erkenning van het leed van de Koerden stellen wij een monument voor ter nagedachtenis aan de slachtoffers ter stichting en als waarschuwing dat zoiets vreselijks nooit meer mag gebeuren. De plaatsing van een gedenkteken voor het leed van een specifieke groep is in ons land niet ongewoon. Ter nagedachtenis aan de Surinaamse decembermoorden is er bijvoorbeeld een gedenkteken in Amsterdam.

In overleg met organisaties van Koerden lijkt Den Haag als stad van recht en vrede de aangewezen plaats voor een monument. Dit jaar zijn er nog herdenkingen op verschillende plaatsen van het Koerdische leed. Wij hopen dat er één plaats komt waar zij en anderen waardig kunnen stilstaan bij het grote verdriet dat zo velen is aangedaan.

Betrokken SP'ers