Dienstenrichtlijn brengt niets dan narigheid

Op 1 december schreef Rinnooy Kan in de Volkskrant over de toekomst van de dienstverlening. Nederland zou een koppositie kunnen gaan innemen in Europa, en Europa op haar beurt zou met een verder geïntegreerde dienstenmarkt de concurrentie met de rest van de wereld aan kunnen. Hij besteedt echter geen enkele aandacht aan de Dienstenrichtlijn van Bolkestein die momenteel onderwerp is van discussie in alle Europese hoofdsteden. Juist deze richtlijn zou Rinnooy Kan´s vrije Europese dienstenmarkt moeten realiseren. Kartika Liotard vermoedt wel waarom de richtlijn onvermeld bleef: die zal er namelijk toe leiden dat het vrije verkeer van alle diensten Europa slechts narigheid oplevert.

Onder diensten verstaat de richtlijn élke handeling waar een economische tegenprestatie voor verlangd wordt, buiten loondienst. Zo´n zeventig procent van alle economische activiteiten vallen daarmee onder die definitie. En niet alleen juridische, financiële of administratieve taken, maar ook cultuur, gezondheidszorg, onderwijs en veiligheid behoren dan tot de werkingssfeer van de richtlijn.

Volgens het oorsprongslandbeginsel uit die richtlijn zouden dienstverleners uit een EU-lidstaat hun werk mogen verrichten in elke andere lidstaat, maar onder de wet- en regelgeving van haar eigen oorsprongsland. Een Belgische vuurwerkverkoper hoeft zich van het Nederlandse vergunningenstelsel niets meer aan te trekken om hier vuurwerk op te slaan of te verkopen. Hoewel de richtlijn een groot aantal uitzonderingen kent zijn de formuleringen zó algemeen dat zaken als thuiszorg, gehandicaptenvervoer, zwembaden, afvaltransport en grote delen van het onderwijs nog altijd onder haar regime vallen. In die sectoren moeten we niet een zelfde soort concurrentie willen als in de markt van zakjes drop. Diensten van algemeen belang zijn geen handelswaren.

Europese landen met de minste sociale wetgeving, de laagste milieunormen en het meest soepele vergunningenstelsel zullen aantrekkelijke vestigingsplaatsen worden voor postbusondernemingen. Van daar uit kunnen zij in de hele EU hun diensten aanbieden onder voorwaarden waartegen lokale bedrijven niet kunnen concurreren. Die zullen op hun beurt de overheid vragen om versoepeling van de regelgeving om het hoofd boven water te kunnen houden en zo wordt een race naar het laagste punt van Europa in werking gezet. Beleidsconcurrentie heet dat in EU-jargon. Ik noem het gewoon chantage.

De dienstenrichtlijn wordt het belangrijkste stukje EU-liberaliseringen tot nu toe. Het had Rinnooy Kan gesierd daar minstens naar te verwijzen. Toch snap ik hem wel, want de richtlijn zal ons géén betere concurrentiepositie ten opzichte van India, China of de VS opleveren, integendeel. Nederland en Europa moeten niet willen concurreren op lonen en milieu- en arbeidsvoorwaarden met landen als China of India. Als Rinnooy Kan een dienstverlening met toekomst wil, laat hij zich dan ook verzetten tegen deze Bolkestein-richtlijn. En laten we verder vooral doen waar we goed in kunnen zijn: de ontwikkeling van een sociaal Nederland in een sociaal Europa, waar mensen zich verzekerd weten van voldoende en kwalitatief hoogstaande sociale voorzieningen, zodat ze hard kunnen werken aan innovaties in zowel industrie als dienstverlening, zonder het niveau van de gezondheidszorg of het milieu te verlagen tot dat van het putje van Europa.