Rechtsstaat niet opofferen aan veiligheid

In de sfeer van angst die na 11 september is ontstaan, dreigen omwille van onze veiligheid besluiten te worden genomen die op gespannen voet staan met de rechtsstaat, meent Erik Meijer. En willen we die nu juist niet tegen het terrorisme beschermen?

De daders van de aanval op New York en Washington waren er op uit een sfeer van angst en argwaan te creëren. Daarin hebben ze succes gehad. Binnen enkele dagen na deze wrede aanval op het WTC gebouw circuleerden er vele geruchten over mogelijke andere aanvallen. In de media begon een discussie over de kwetsbaarheid van een open democratische samenleving. Kwetsbaarheid op het werk, in de metro of op het vliegveld. Het Europees Parlement – mijn eigen werkplek – zou volgens een Britse krant al in februari het doelwit zijn geweest van een dodelijke gasaanval. Met grote regelmaat krijgen we te horen dat er tientallen verdachten opgepakt zijn zowel in ons eigen land als in België, Engeland en elders. Het idee dat de medeplichtigen van de terroristen die in staat waren drie vliegtuigen in een gebouw vol met mensen te laten ontploffen, onder ons zijn is inderdaad angstaanjagend.

Het is deze sfeer waarin eind september de ministers van justitie en binnenlandse zaken van de vijftien lidstaten van de Europese Unie vergaderden over maatregelen tegen terrorisme. Het pleit voor de ministers dat ze onmiddellijk het grootste probleem van de strijd tegen terrorisme erkenden, namelijk dat van de definitie: wat moet er verstaan worden onder terrorisme? Over de aanvallen tegen het World Trade Center is geen twijfel mogelijk. Het is een krankzinnige aanval op de Amerikaanse bevolking. Maar het ligt niet altijd even duidelijk. Veel minder helder ligt het bij vreedzame betogingen – en zelfs manifestaties waar een minderheid van de betogers gewelddadig wordt. Steeds meer wordt er na de gebeurtenissen in Göteborg en Genua op aangedrongen om het recht te betogen in te perken.

Ondanks de wel heel brede interpretatie die door sommigen wordt gehanteerd (de Belgische minister van landbouw Jaak Gabriels noemde het verzet tegen biotechnologie "intellectueel terrorisme"), bestaat er consensus over dat terrorisme betrekking heeft op een bedreiging van menselijke levens met politieke bedoelingen. Maar worden dergelijke daden wel altijd als terrorisme opgevat? En moeten "de terroristen" dan altijd uitgeleverd worden? Dat zou hebben betekend dat Nederland verplicht zou zijn geweest om ANC actievoerders terug te sturen naar Zuid-Afrika. Zijn vrouwen uit Iran of Afghanistan die een gewapende strijd voeren tegen de barbaarse vrouwenhaat van hun overheden terroristen? Bovendien, een terrorist van vandaag kan morgen een gerespecteerd lid van de internationale gemeenschap zijn; mensen die eens als "terroristen" werden aangeduid, kwamen later terecht in de regeringen van Israël, Zuid-Afrika en veel ex-koloniën.

Dat laatste ligt in het geval van Osama bin Laden niet voor de hand. Maar het zijn niet de rechten van Bin Laden die me zorgen baren. Terrorisme, en misschien vooral zelfmoordaanvallen zoals op het Pentagon en het WTC zijn moeilijk te bestrijden in een democratie. Maar dat mag geen excuus zijn om essentiële vrijheden of de structuren die deze rechten beschermen aan te tasten. Omdat de definitie van terrorisme zo flexibel blijkt te zijn, zo eenvoudig aan te passen aan de noodzaak van het moment, aan de waan van de dag, moeten wij vooral in crisistijd buitengewoon opletten dat er in naam van de vrijheid en de democratie geen besluiten genomen worden waarmee juist het tegenovergestelde bereikt wordt.

Dat is wel het geval met het Europese aanhoudingsbevel, waarvoor ook Eurocommissaris Bolkestein pleitte in Reflex van 29 september. Iedereen heeft recht op bescherming tegen willekeurige arrestatie. Dat is een fundamenteel recht. De uitleveringsprocedure geeft onze nationale overheid de macht te beslissen of de beschuldigingen tegen de verdachte en zijn straf na uitlevering, aan onze eigen ideeën van rechtvaardigheid voldoen. Binnen de EU wordt dit fundamentele recht, tegen de achtergrond van de bestrijding van het terrorisme, nu beperkt. Daardoor worden niet alleen de rechten van de verdachte, maar ook de soevereiniteit van het Nederlandse volk om zijn eigen wetten te formuleren en te zorgen dat die nageleefd worden, op de tocht gezet. De controle over wie in ons land aangehouden mag worden en wie niet, komt daarmee helemaal buiten de eigen handen van het Nederlandse volk te liggen, buiten de eigen wettelijke kaders en de vertegenwoordigers in onze democratische instellingen, die over hun handelen verantwoording dienen af te leggen. Uitlevering te zien als een recht om te weten waarom je aangehouden wordt, het recht op ondersteuning van een advocaat en het recht op een rechtvaardig proces. Het zijn al heel lang essentiële aspecten van de bescherming van vrijheid van de mens. Nederland heeft afgedwongen dat zo'n Europees aanhoudingsbevel alleen gebruikt wordt in het geval van terrorisme. Het voorafgaande maakt echter duidelijk dat deze voorwaarde niet volstaat om het afzien van een zo belangrijk recht aanvaardbaar te maken. Natuurlijk kan het lastig zijn voor de politie of politieke leiders om beperkt te worden zoals Bolkestein aangeeft door een omslachtige en lange uitleveringsprocedure. Maar bij mijn weten heeft het zorgvuldig omgaan met iemands rechten nog nooit bijgedragen tot de groei van het terrorisme. Integendeel, is het niet juist deze democratie en de daarmee verbonden rechten die we in onze strijd tegen het terrorisme willen verdedigen?