opinie
Harry van Bommel:

Argumenten tegen globalisering belangrijker dan beelden rellen

De komende dagen protesteren tienduizenden mensen op de top van de G8 in het Italiaanse Genua. Volgens SP-Kamerlid Harry van Bommel is het van groot belang dat juist vreedzame activisten het beeld bepalen en om die reden neemt hij zelf ook deel aan de protestbijeenkomsten. Tot de criticasters van de globalisering behoren immers niet alleen jongeren zoals lijkt uit het Rotterdams Dagblad van 16 juli jl. maar eveneens vakbonden, politieke partijen en andere maatschappelijke organisaties.

De arme landen zijn volgens staatssecretaris Ybema van Economische Zaken niet gebaat bij een 'zomer van verzet' en een radicale verwerping van de neoliberale globalisering (Volkskrant 11 juli). De Wereld Handelsorganisatie (WTO), het IMF en Wereldbank zijn weliswaar de kop van jut van de demonstranten in Genua, maar het gaat vooral om de achterliggende ideologie van vrijhandel über alles. De beelden van relschoppers zullen het nieuws later deze week wel domineren, maar de argumenten tegen neoliberale globalisering zijn veel belangrijker. Vrijhandel is volgens de marktfundamentalisten altijd goed voor alle landen, dus ook voor de allerarmste ontwikkelingslanden. Dat moet ook wel, want de internationale financiële instellingen bieden geen keuze: er moet geliberaliseerd worden, anders handelt men in strijd met de WTO-verdragen.

Bewijs Het bewijs dat vrijhandel goed is voor ontwikkelingslanden is echter flinterdun. Vanaf 1980, dus ruwweg het begin van de neoliberale globalisering, tot 1998 groeide het nationaal inkomen in Latijns-Amerika met slechts 6 procent tegen 75 procent in de twintig jaar daarvoor. In Afrika daalde het nationaal inkomen in dezelfde periode zelfs met 15 procent terwijl daar eerder nog een groei van 36 procent werd bereikt. Ybema noemt Zuid-Korea en Maleisië als succesvolle landen die de vrijhandel omarmd hebben. Maar juist deze landen hebben de afgelopen decennia hun binnenlandse markt afgeschermd voor Westerse concurrentie met importtarieven, quota, kortom alles wat de WTO verboden heeft. Ook de drie grootste industrielanden ter wereld, Duitsland, Japan, en de VS, hebben zich achter torenhoge tariefmuren geïndustrialiseerd. Zelfs Joseph Stiglitz, voormalig topeconoom van de Wereldbank, nam ontslag omdat hij dit starre neoliberalisme onhoudbaar vond: 'In de economie gaat het altijd om keuzes, maar arme landen krijgen van het IMF te horen dat er maar één beleid is dat deugt. Dat is geen economie, dat is ideologie.'

Bescherming van de eigen markt is voor ontwikkelingslanden niet automatisch de weg naar het paradijs. In een wereld met zoveel verschillen is het onmogelijk één recept voor te schrijven. Van de WTO, het IMF en de Wereldbank zou dus mogen worden verwacht dat ze arme landen de keus geven om zelf te kiezen voor een bepaald ontwikkelingsmodel. Westerse landen moeten op hun beurt de keus hebben om bepaalde sociale normen en milieu eisen te mogen hanteren.

Vorige week schreef oud-fractievoorzitter Wöltgens van de PvdA in De Volkskrant dat het wachten is op een 'Dickens of Zola, die de realiteit achter de façades van de multinationale handel onthult op een wijze die de wereld wakker schudt'. Wöltgens zou dus net als ik het komende weekend zij aan zij met de demonstranten door de straten van Genua moeten trekken om het verzet niet te laten criminaliseren. Ook mijn collega Kamerleden van PvdA en GroenLinks heb ik daartoe opgeroepen. Die medeverantwoordelijkheid geldt natuurlijk ook voor onze D66-staatssecretaris. Tot op heden heeft die echter geen blijk gegeven van enig begrip van de anti-globaliseringsbeweging.

Betrokken SP'ers