nieuws

Reisverslag werkbezoek Ethiopië en Tanzania door Jasper van Dijk

Van 17 tot en met 25 augustus gingen Kamerleden van de parlementaire commissie buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking naar Tanzania en Ethiopië. Centraal stond de vraag of het goed is dat de regering meer nadruk legt op handel dan op ontwikkelingssamenwerking. Een lijn die is ingezet door het vorige kabinet en nu wordt voortgezet door minister Ploumen. Dit beleid gaat gepaard met forse bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking: vanaf 2010 is de begroting met twee miljard euro verlaagd, van circa vijf naar drie miljard euro.

De Nederlandse parlementaire afvaardiging in Ethiopie

Lees hieronder het reisverslag van Jasper van Dijk:

Zowel in Tanzania als in Ethiopië hebben we veel Nederlandse bedrijven bezocht die met name actief zijn in de land- en tuinbouw (bloemen, aardappelen, zaad etc). Zij profiteren van lage prijzen, goedkope arbeidskrachten en het gunstige klimaat. Nadelen zijn de ondoorzichtige regelgeving, de corruptie, de slechte infrastructuur en het lage scholingsniveau van de werknemers. Het nut van investeringen in onderwijs werd dan ook met klem benadrukt.

De Nederlandse regering probeert deze bedrijven te helpen met allerlei stimuleringsmaatregelen. Voorwaarde is dat de steun 'ontwikkelingsrelevant' moet zijn. Dit betekent dat de bedrijven zich moeten inspannen om de lokale omgeving bij hun werkzaamheden te betrekken en duurzaam te ondernemen. Dit lukt met vallen en opstaan. Het is echter een cruciaal punt als je wilt voorkomen dat bedrijven slechts gebruikmaken van goedkope arbeid om vervolgens hoge winsten te maken waar het ontwikkelingsland niets van terugziet. Dat geldt ook voor het fenomeen 'landgrabbing', waarbij de overheid mensen van hun land jaagt om er bedrijven te kunnen vestigen. Het is dan extra schrijnend als deze bedrijven met ontwikkelingsgeld worden gefinancierd.

Louter geld uitdelen om zo snel mogelijk een bedrijf op te zetten zet dus weinig zoden aan de dijk. Toch lijkt de regering hierop aan te sturen, gelet op het nieuwe 'groeifonds' waaruit bedrijven voor 750 miljoen euro aan leningen kunnen krijgen. Zonder onafhankelijk toezicht en heldere criteria over duurzame ontwikkeling, komt dit al snel neer op een verkapte exportsubsidie.

Er is niets mis met het stimuleren van duurzame handel, maar zolang nog sprake is van grote armoede en ongelijkheid, is ontwikkelingshulp evengoed van belang. Als landen economisch op eigen benen kunnen staan, kan de hulp worden afgebouwd. Dit vergt tijd en vooral eerlijke handel in plaats van vrijhandel. Want zolang rijke landen in economisch opzicht zoveel sterker zijn dan arme landen (en er dus geen sprake is van een gelijk speelveld), is het van belang dat ontwikkelingslanden kansen krijgen zich te ontwikkelen. Dat betekent: stoppen met oneerlijke handelsverdragen, hoge importtarieven en landbouwsubsidies, dumping en belastingontwijking. Nog altijd gaat er tien keer meer geld uit Afrika dan er naartoe gaat. Op dat punt heeft de regering nog een wereld te winnen.

Dat bleek ook uit ons bezoek aan de Afrikaanse Unie in Ethiopië. Daar had de commissaris voor Handel forse kritiek op de European Partnership Agreements (EPA’s). Deze EPA’s vereisen dat ontwikkelingslanden hun markten voor 80 procent openen voor de Europese Unie, waardoor bescherming van de eigen markt onmogelijk wordt. Het gevaar van dumping ligt op de loer, wat de opkomende handel tussen Afrikaanse landen zal belemmeren. Een Tanzaniaans parlementariër zei het treffend: 'Waarom kopen wij wel jullie vlees, maar jullie niet het onze, terwijl jullie het wel eten als je hier bent?' De onderhandelingen over de EPA’s zijn dan ook al jaren gaande.

Naast bedrijven en politieke instanties, bezochten we ook scholen en ziekenhuizen. In de hoofdstad van Ethiopië (Addis Abeba) gingen we op bezoek bij een opvanghuis voor prostituees, gefinancierd met Nederlands geld. In Dar Es Salaam bezochten we een ziekenhuis dat met Nederlandse steun kan uitbreiden. We kwamen in scholen waar uitstekend onderwijs werd gegeven, mede met behulp van Nederlandse ontwikkelingsorganisaties.

Ziekenhuis Dar Es Salaam

Tijdens het bezoek werd voor mij helder dat het regeringsbeleid doorslaat naar de promotie van Nederlandse bedrijven en dat dit ten koste gaat van ontwikkelingssamenwerking. Wat mij betreft vullen hulp en handel elkaar aan. Handel is mooi, maar het maakt geen eind aan de enorme armoede. Ontwikkelingssamenwerking is dan ook nodig voor scholing, gezondheidszorg en veiligheid. Als ontwikkelingshulp niet werkt, moet deze vanzelfsprekend worden stopgezet. Maar als hulp evident bijdraagt aan de bestrijding van armoede, ongeletterdheid en ziekte, dan is dat budget goed besteed.

Ethiopische schoolkinderen

Hulp dient tijdelijk te zijn en gericht op sociale en economische vooruitgang. Hulp zonder voorwaarden is gedoemd te mislukken; er moeten duidelijke afspraken worden gemaakt over de besteding van het geld. Geld geven aan scholen om maar te voldoen aan de Millenniumdoelen (“alle kinderen naar school”), heeft weinig zin als er geen les wordt gegeven omdat de leraren wegblijven.

Van ‘hulp naar handel’ betekent voor deze regering: ‘van ontwikkelingshulp naar hulp aan bedrijven’. Dat brengt mij op drie kritiekpunten: 1. Het risico is groot dat de steun aan Nederlandse bedrijven weinig oplevert voor ontwikkelingslanden. Het zou dan eerlijker zijn om deze steun (inclusief het ‘groeifonds’ van 750 miljoen euro) vanuit economische zaken te financieren zodat het niet ten koste gaat van ontwikkelingssamenwerking. 2. Investeren in handel en bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking zullen ertoe leiden dat minder geld beschikbaar is voor zaken als onderwijs en gezondheidszorg. Terwijl onderwijs de sleutel is voor de ontwikkeling van arme landen. 3. Zolang de regering niets doet aan de oneerlijke handel met ontwikkelingslanden, blijven de kansen voor deze landen beperkt en komt er geen gelijk speelveld. Minister Ploumen zou dan ook volop moeten inzetten op de aanpak van oneerlijke handelsverdragen, tariefmuren en landbouwsubsidies, dumping en belastingontwijking. Het bezoek gaf geen volledig, maar wel een leerzaam beeld van de praktijk in ontwikkelingslanden. Ambassades werken hard aan de uitvoering van het beleid. Dat gaat met vallen en opstaan, maar er komen beslist goede resultaten uit voort. Voor mij alle reden om de komende tijd te pleiten voor een vruchtbaar ontwikkelingsbeleid dat zich niet exclusief blindstaart op de promotie van het Nederlandse bedrijfsleven.