nieuws

De Wit: ‘Fatsoen dwing je niet af met wetsartikelen’

‘Vrijheid van meningsuiting is van ontzettend groot belang. Maar het debat moet wel fatsoenlijk en respectvol gevoerd kunnen worden, ook als je het hartgrondig oneens bent met elkaar. Daar hebben we de wet, en meer in het bijzonder het strafrecht, niet als eerste bij nodig. Beschaving en fatsoen dwing je niet af met wetsartikelen’. Dat betoogde Jan de Wit woensdag bij de verdediging van zijn initiatiefwet waarmee het verbod op godslastering wordt geschrapt.

Jan de Wit

Woensdag gaven Gerard Schouw van D66 en SP-Kamerlid Jan de Wit antwoord op de vragen die door de Kamer waren gesteld over hun initiatiefwet. De initiatiefnemers gingen uitgebreid in op de rijke en veelbesproken historie van artikel 147 van het Wetboek van Strafrecht. Zo werd stil gestaan bij het strafproces tegen Gerard Reve (‘het Ezelarrest’), maar ook de commotie na de moord op Theo van Gogh in 2004 werd besproken. Jan de Wit: ‘Vandaag beslechten we deze principiële en langdurige discussie op een waardige wijze. De winst van het debat is dat we, ondanks verschil van mening over het wetsvoorstel, vast kunnen stellen dat fatsoen in het debat op de eerste plaats dient te staan. Het wetsvoorstel is uitdrukkelijk geen vrijbrief voor belediging of vuilspuiterij. Maar fatsoen dwing je niet af met wetsartikelen. Het strafrecht is ultimum remedium, je moet niet te snel naar het strafrecht grijpen, maar laat het publieke debat zijn werk doen.’

Jan de Wit

Minister Opstelten gaf namens het kabinet zijn visie op de initiatiefwet van D66 en de SP. Opstelten noemde het verbod op godslastering een ‘tandenloze beperking van de vrijheid van meningsuiting’. De minister wenste Schouw en De Wit ‘succes aan de overkant’, daarmee doelend op de verdediging in de Eerste Kamer. Opstelten loopt daarmee vooruit op de stemming over deze wet, die op ruime steun van de Tweede Kamer kan rekenen. Dinsdag wordt er gestemd.