nieuws

‘Minister hoort pal voor de kinderrechten te staan’

Met gemengde gevoelens nam Tineke Slagter-Roukema vandaag deel aan het beleidsdebat in de Eerste Kamer over de plannen van Jeugd- en Gezin-minister André Rouvoet. Vier jaar terug was de Wet op de Jeugdzorg haar eerste onderwerp in de Senaat. Met andere fracties had de SP toen grote zorgen. Die zijn sindsdien niet verdwenen, integendeel, aldus het bezorgde SP-Eerste Kamerlid.

Volgens senator Slagter is Minister Rouvoet even enthousiast als vier jaar terug staatssecretaris Ross. Maar er is meer nodig dan enthousiasme om plannen in de jeugdzorg tot praktijk te maken. Dat blijkt uit een stapel rapporten en analyses, die aangeven hoeveel problemen van toen er nog steeds in de jeugdzorg zijn: bij de jeugd-reclassering, het bureau Jeugdzorg, de kwaliteit van de voorzieningen, de werkdruk bij zorgwerkers, de pleegzorg, de financiering en de mankerende samenwerking tussen gemeenten, provincies en rijk. Voor SP-Tweede Kamerlid Marianne Langkamp zijn al deze problemen en het voortduren daarvan, reden om nu aan te dringen op een parlementair onderzoek naar het jeugdbeleid. Tineke Slagter ondersteunt dat: ‘Volgens het Jaarbericht Kinderrechten van Unicef en Defence for Children wordt er in Nederland weinig vooruitgang geboekt op het nakomen van de verplichtingen die we als land hebben op basis van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. Zo meten we bijvoorbeeld met twee maten als het gaat om kinderrechten, we maken ongeoorloofd onderscheid tussen hier legaal en illegaal verblijvende kinderen.’

Minister Rouvoet erkent de problemen maar lijkt alle heil voor verbetering te verwachten van de nieuwe centra voor Jeugd en Gezin. De SP, zo lichtte Tineke Slagter toe, is ook vóór een speciale programmaminister en vóór centra, dicht bij de burgers en zonder drempels. De SP steunt het enthousiasme van de minister en wenst hem alle goeds. De grote vraag, memoreerde de SP-senator, is of de minister zijn programma kan waarmaken, hoeveel hij over alle collega’s in de ministerraad te zeggen heeft die zich óók met delen van het jeugdbeleid bezig houden: ‘Ze hebben allemaal hun eigen beleid, hun eigen geld en hun eigen prioriteiten.’ De feiten zijn verre van rooskleurig, aldus sentor Slagter: ‘Er is nog steeds onvoldoende aansluiting tussen Bureau Jeugdzorg en de jeugd-GGZ; er is nog steeds een tekort aan deskundigheid op alle niveaus; er is nog steeds een tekort aan hulpaanbod; de rechtspositie van pleegouders is nog steeds niet goed geregeld.’

Senator Slagter ziet zeker de voordelen van een versterkte rol van de gemeenten, zoals de minister die voor ogen heeft. Maar ook hier geldt dat plannen nog geen prestaties zijn. Tineke Slagter: ‘Ik denk dat het belangrijkste is dat gemeenten hun verantwoordelijkheid nemen, met name op het punt van laagdrempeligheid, snel beschikbare hulp, samenwerkingsafspraken met alle ketenpartners en Bureau Jeugdzorg, en goede nazorg. Mijn fractie is erg blij dat nu duidelijk is afgesproken en vastgelegd dat de verantwoordelijkheid voor de coördinatie van zorg bij de gemeenten ligt. Het is aan de minister om op al deze punten duidelijke prestatieafspraken te maken met de gemeenten.’ Ook wil de SP meer inzicht waar het geld voor jeugdzorg vandaan komt en waaraan het besteed wordt. En hoe dan ook hoort de minister voor Jeugd en Gezin pal voor kinderrechten te staan. Mooie plannen volstaan niet, er moeten nu prestaties geleverd worden, aldus senator Slagter.