Splitsingswet: Nederland wordt Gekke Henkie van Europa

Aan de behandeling van het wetsvoorstel om de energiebedrijven te splitsen gaat een lange geschiedenis vooraf. SP-Kamerlid Ewout Irrgang begon zijn betoog in de Kamer dan ook met een terugblik.

De oorsprong ligt al in de jaren negentig van de vorige eeuw. Het was een tijdperk waarin de Muur net gevallen was, Francis Fukuyama het einde van de geschiedenis had uitgeroepen, en er een ongebreideld vertrouwen was ontstaan in de werking van de markt. Een veel gehoorde kreet uit die tijd was dat de samenleving niet maakbaar was. Maar terugkijkend kunnen we concluderen dat de heersende politieke klasse uit die tijd juist wél geloofde in de maakbaarheid van de samenleving door haar blinde vertrouwen dat de introductie van marktwerking in nagenoeg alle sectoren van de economie de meest zekere weg naar het paradijs zou zijn. In dat tijdperk van ideologische verblinding kwam in 1996 de Europese richtlijn voor de liberalisering van de electriciteitsmarkt tot stand. Als uitvloeisel daarvan nam de Tweede Kamer in 1999 de electriciteitswet aan. Het voert te ver om alle bezwaren tegen de liberalisering hier tot in detail te herhalen. Maar ook toen al werd er onder andere door de SP-fractie op gewezen dat electriciteit een bijzonder economisch goed is. Het is een basisproduct, iedere Nederlander moet er op ieder moment over kunnen beschikken. Je kunt het nog geen milliseconde opslaan, wat de mogelijkheden voor marktwerking sterk beperkt. Import uit het buitenland is problematisch en bovendien inefficiënt doordat je hoge transportverliezen boekt. Productiecapaciteit uitbreiden kost jaren, terwijl de markt een prikkel inbouwt voor schaarste, met alle risico's van dien voor de leveringszekerheid. Schone energie is duurder zodat de import van vuile stroom toenam. En last but not least zijn de energienetwerken een natuurlijk monopolie.

Daar ligt dan ook de verbinding tussen de liberalisering van de markt en de voorgestelde splitsing en de daaruit voortvloeiende privatisering van de energiebedrijven en de netwerken. Voorzover een functionerende energiemarkt überhaupt mogelijk is vereist dat toegang van concurrenten tot de energienetwerken. Formeel gezien voldoet ons land aan de Europese richtlijn die stelt dat het netwerk juridisch gescheiden moet zijn van de levering. Dat dit niet vanzelfsprekend is blijkt in sommige andere EU lidstaten waar dit vandaag de dag nog steeds niet gebeurt is. Al in de nadagen van Paars woede er een heftige politieke discussie om het juridisch eigendom af te splitsen van economisch eigendom van de netten. Daarna zou het economisch eigendom van de netten geprivatiseerd worden. De heer Crone van de PvdA-fractie was daar destijds een warm pleitbezorger van en hij is in die zin consistent dat hij ook vandaag splitsing en privatisering van de energiebedrijven steunt. Het nu voorliggende wetsvoorstel is het sluitstuk van deze geschiedenis.

Maar intussen is ook de wereld om ons heen veranderd. Na het einde van de geschiedenis begon de eenentwintigste eeuw op 11 september 2001. De wereld realiseerde zich opnieuw het immense geopolitieke belang van de energielevering en de kwetsbaarheid van de maatschappij als vitale voorzieningen uitvallen. De enorme vraag van de opkomende economische supermachten China en India leidde tot een stijgende prijs van energie en een wedloop tussen staten om de eigen energievoorziening veilig te stellen. De Verenigde Staten viel Irak binnen, China doet zaken in Iran en onze eigen minister Brinkhorst in Libië. Het zijn allemaal illustraties van de herpolitisering van het energiebeleid.

Bij die herpolitisering past ook een weer toenemende invloed van staten op hun eigen energiesector. Rusland gebruikt Gazprom schaamteloos als een verlengstuk van de buitenlandse politiek, Frankrijk en Spanje voorkomen dat hun eigen energiereuzen worden overgenomen door buitenlandse concurrenten.

In deze context is ook de vraag op zijn plaats: is deze splitsingswet in zo'n veranderde wereld nog wel op z'n plaats? Is het soms niet beter om je kaarten nog maar even tegen de borst te houden? Ik weet dat mijn fractie en deze minister het misschien wel nooit eens zullen worden. Maar ik zou toch een klemmend beroep op hem willen doen: wacht, heb geduld, bezint eer ge begint. U gelooft in die West-Europese energiemarkt, maar hoe reëel is dat eigenlijk nog? Komt die markt er uiteindelijk nog wel, en als dat zo is dan kunt u altijd nog op deze weg verder.

Minister Zalm zei vorige week dat hij begrip had voor de wens van de overgrote meerderheid van de Kamer, waaronder ook PvdA, VVD en Groen Links om het slechten van de beschermingsconstructies voor grote Nederlandse ondernemingen nog maar even uit te stellen omdat andere landen dat ook niet doen. Moeten we dan doorgaan met het slechten van de beschermingsconstructies voor energiebedrijven zodat ze kunnen worden overgenomen door de buitenlandse giganten en de Nederlandse consumenten de kosten van die overnames straks via de stroomrekening mogen betalen?

De kwestie van de Cross Border Leases heeft een groot deel van onze tijd bij het wetgevingsoverleg geconsumeerd. Ik moet u zeggen dat het voor mij een buitengewone complexe materie is om goed te kunnen overzien, mede gezien de evidente commerciële belangen aan een kant, en de politieke belangen aan beide kanten. Het is mijn indruk dat de risico's van deze schandelijke constructies, waar ondanks de waarschuwingen van onder andere de SP-fractie, voormalig VVD minister Jorritsma toch mee door is gegaan, door de nota van wijziging belangrijk beperkt zijn. De minister heeft er al veel over gezegd maar ik zou tijdens dit debat graag van de minister willen horen dat als deze wet wordt aangenomen hij verwacht dat dit hoogstens tot beperkte claims zal leiden. En met beperkt bedoel ik niet hoger dan enkele miljoenen euro's. Is hij daartoe bereid? Als de minister deze uitspraak aandurft dan ligt het politiek risico wat mij betreft verder bij hem. En ik waarschuw maar even: oud-minister van Financiën Ruding heeft in één ding in ieder geval gelijk en dat is dat we deze minister ook na mei 2007 kunnen oproepen voor een parlementaire enquête naar de splitsing van de energiebedrijven.

De kosten - baten afweging is als het goed is de essentie van iedere memorie van toelichting op een wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel heeft op dit punt een rare geschiedenis. In de memorie van toelichting werd gesproken over kosten van honderden miljoenen euro's corresponderend met zo'n vijftig euro per huishouden in Nederland. In het wetgevingsoverleg heeft de minister zijn eigen memorie van toelichting op dit punt te vuur en te zwaard bestreden en gesteld dat dit niet juist is. Ik constateer ook dat het Centraal Plan Bureau in haar eerste notitie stelde dat de verwachtte baten van splitsing klein zijn en de risico's groot. Na het wetgevingsoverleg hebben we nieuwe kostenbaten analyses gehad van de commissie Kist, met onderliggend een nieuwe notitie van het CPB.

Voor de SP-fractie heeft deze nieuwe kostenbaten analyse alleen maar nieuwe vragen opgeleverd. De eerste vraag die ik voor de vorm maar stel is: onderschrijft de minister deze analyse?

Ik kan mij niet aan de indruk ontrekken dat de commissie Kist, en deels ook het CPB, met deze nieuwe kosten baten analyse de plank behoorlijk hebben misgeslagen. In de eerste plaats wordt gesteld dat de meeste kosten die de minister in zijn aanvankelijke memorie van toelichting noemt, en die ook door Deloitte en Ronald Berger zijn genoemd, samen hangen met het creëren van een vette netbeheerder. Die kosten moet je sowieso maken, zo luidt de redenering, dus die moet je ook niet aan splitsing toerekenen. Ik vind dat een logische redenering, de SP-fractie is ook voorstander van een vette netbeheerder.

Maar ik mag toch hopen dat ten opzichte van die honderden miljoenen kosten voor het creëren van zo'n vette netbeheerder ook even grote baten staan in de vorm van een beter functionerende energiemarkt? Is dat zo, zo vraag ik de minister? En moet die baten dan niet in mindering worden gebracht op de baten van het wetsvoorstel als je ook de kosten daarvan niet meeneemt?

Ten tweede wordt in de onderliggende CPB notitie het grootste deel van de baten gevormd door de overdracht van de transportnetten aan Tennet. Het CPB concludeert daarover dat dit bij een toenemend belang van decentrale electriciteitsopwekking grote welvaartsvoordelen met zich meebrengt. Ik deel die conclusie en ik vind dat hiervoor hetzelfde moet gelden als voor de vette netbeheerder: overdracht van het beheer van deze netten moeten we sowieso doen, niemand is daar op tegen, dus we moeten de kosten en baten daarvan ook niet aan splitsing toeschrijven.

Tot slot is in de analyse alleen gekeken naar statische voordelen terwijl in de context van een oneerlijke Europese energiemarkt er waarschijnlijk dynamische verliezen behaald zullen worden, doordat de grote buitenlandse energiegiganten hier de boel zullen overnemen met hogere prijzen als gevolg.

Ik zal de definitieve balans opmaken in de tweede termijn maar de SP-fractie is om al deze redenen zeer sceptisch over het voorliggende wetsvoorstel. De minister moet vooral op het punt van de kosten en de baten nu eindelijk eens helderheid scheppen zodat wij de behandeling van dit wetsvoorstel definitief kunnen afronden.