nieuws

‘Het verschil tussen woorden en daden is te groot’

Vandaag wordt in de Tweede Kamer door de fractievoorzitters en premier Balkenende gesproken over ‘waarden en normen’. Namens de SP voert Jan Marijnissen het woord. Zijn oordeel over het verhaal van de premier is helder en hard: “Het verschil tussen woorden en daden is te groot.”

Jan Marijnissen

“Uit onderzoek van het SCP is gebleken dat de overgrote meerderheid van de mensen de voorkeur geeft aan ‘een samenleving met gevoel voor gemeenschapszin’ boven een ‘prestatiemaatschappij’. Als we de moed hebben de waarden die dit land groot en sociaal hebben gemaakt te benoemen en ernaar te handelen, als we de cultuur van wegkijken achter ons laten, als actief burgerschap de norm wordt, dan kan dat optimisme omgezet worden in reële hoop en uiteindelijk in realiteit.”

Lees hier de bijdrage van Jan Marijnissen aan de eerste termijn van het debat:

Het is met waarden en normen hetzelfde als met klimaat en weer: ze kunnen goed zijn, ze kunnen slecht zijn, maar ze zíjn er altijd. Het feit dat wij nu kennelijk uitdrukkelijk over de waarden die onze samenleving kenmerken moeten praten, geeft aan dat er lange tijd geen of in ieder geval veel te weinig aandacht voor is geweest. Over de gevolgen daarvan kom ik straks te spreken. Nu eerst over hoe het heeft kunnen gebeuren.

Als reactie op de vermeend doorgeschoten vrijzinnigheid van de jaren zeventig heeft toenmalig premier Van Agt met zijn ‘ethisch reveil’ geprobeerd een moreel appèl te formuleren. Omdat het appèl vooral conservatief van toon was, kon het niet aanslaan, en dat deed het dan ook niet. De tijdgeest van de jaren tachtig verzette zich trouwens sowieso tegen elke poging onze gemeenschappelijke waarden, de morele basis onder onze beschaving, te formuleren.

De jaren tachtig waren de jaren van de individualisering en de introductie van het neoliberale denken, rechtstreeks geïmporteerd uit de VS van Ronald Reagan en het Engeland van Margaret Thatcher. De ‘no nonsens’-politicus Ruud Lubbers, twaalf jaar premier van dit land, heeft de twijfelachtige eer deze introductie op zijn naam te hebben staan.

Zelfs het CDA wilde in deze jaren niks meer te maken hebben met theorieën over samenleven en de waarden die ons binden. Het was een kille tijd, een tijd waarin de basis is gelegd voor de crisis waarin ons land zich thans bevindt. De kilte van de jaren tachtig was vooral de kilte van het nihilisme, van de morele niksigheid, de morele leegheid. Het was in die periode dat termen als ‘de BV Nederland’ opgeld deden. De overheid, gerund als een bedrijf. Oh, oh, wat een misvatting. Een kind kan begrijpen dat een bedrijf leiden heel iets anders is dan minister-president zijn.

Is in het bedrijfsleven de winstmaximalisatie het hoogste goed, de politiek echter, is toegepaste ethiek.

Zoals gezegd, waarden en normen zijn er altijd. Dus ze waren er ook in de jaren tachtig, hoewel er niet langer expliciet over gesproken werd. Het werd de tijd van de terugtredende overheid, van de calculerende burger, de mens enkel en alleen als consument.

Dit leidde - in combinatie met de toenemende individualisering - voor velen tot vergaand egocentrisme. En dat plaveide weer de weg voor consumentisme en een bijbehorende hedonistische levensstijl, met als motto ‘álles voor vandaag, en vandaag vóór alles’.

Hoewel eind jaren tachtig de sociaal-democraten toetraden tot het kabinet veranderde er niets in de heersende opvatting over politiek en politiek bedrijven. Het devies bleef: een terugtredende overheid, privatisering, verzelfstandiging, liberalisering en deregulering; een heilig geloof in de zegeningen van de markt, ook in sectoren die tot dan toe onder de overheid vielen; een stiefmoederlijke behandeling van de hele publieke sector: zorg, onderwijs, openbaar vervoer, de publieke ruimte; terugsnoeien van de sociale zekerheid; en impliciet en expliciet hameren op het aanbeeld van ieder-voor-zich.

Het aantreden van Paars is nog maar elf jaar geleden, maar wat is er veel veranderd in de wijze waarop door mensen naar de politiek gekeken wordt, wat is er veel veranderd in het verwachtingspatroon, en wat is er veel veranderd in de algemene analyse. Wat toen betiteld werd als ‘het einde van de geschiedenis’ -we hadden immers de absolute waarheid ontdekt, dachten sommigen - wat toen onaantastbaar leek is niet houdbaar gebleken.

Het concept van de minimale overheid is strijdig met het verwachtingspatroon van de mensen. Mensen willen een overheid die de leiding neemt, een overheid die de problemen opspoort én oplost, een overheid die garant staat voor voldoende kwantiteit en kwaliteit van voorzieningen, een overheid die de boel een beetje bij elkaar houdt, én een overheid die zelf het goede voorbeeld geeft. Op al die punten is de overheid de afgelopen tien – vijftien jaar ernstig tekort geschoten.

Het is in die periode geweest dat wat van ons allemaal is – inclusief de publieke moraal – tot wees is geworden. De politiek, de overheid én de samenleving waren met andere dingen bezig. Met wat? Dat heb ik hiervoor geschetst.

De titel van mijn eerste boekje in 1993 was ‘Samenleven kun je niet alleen’. Het CDA heeft de titel later ook nog eens gebruikt voor de naam van haar verkiezingsprogramma. Het is die notie, het besef dat de mens een sociaal wezen is, die er de afgelopen tien – vijftien jaar aan ontbroken heeft. Saramago, de Portugese schrijver en Nobelprijswinnaar zegt het zo: ‘De mens is erg afhankelijk van en wordt gevormd door de omstandigheden. Laten we daarom de omstandigheden menselijk maken’.

Dat is nou precies wat de politiek de afgelopen tijd níet heeft gedaan. Onze scholen zijn anonieme leerfabrieken geworden. We geven onze kinderen helemaal niet een eerlijke kans.

We hebben de ouderenzorg ontmenselijkt. We geven de mensen die ons de vooruitgang hebben gegeven en van wie we de beschaving in bewaring hebben gekregen voor toekomstige generaties helemaal niet waar zij recht op hebben. We nemen geen verantwoordelijkheid voor ons milieu, de natuur en het welzijn van de dieren. In plaats van rentmeesterschap, geven we ons slechts rekenschap van de rente: wat levert het op? Dat is het enige criterium dat er écht toe doet.

In internationaal opzicht zijn we nóg asocialer en onverantwoordelijker dan we nationaal zijn. Nog steeds krijgen veel delvers en boeren in de ontwikkelingslanden geen eerlijke prijs voor hun producten. Nog steeds dumpen wij melk, vlees en akkerproducten in ontwikkelingslanden zonder te willen inzien wat voor desastreuze gevolgen dat heeft voor de lokale economieën.

Deze leugens van de moderne tijd verklaren ook het rare fenomeen dat we de afgelopen twintig jaar 100% rijker zijn geworden terwijl het onbehagen over het bestaan alleen maar lijkt te zijn toegenomen. De antwoorden van de 21ste eeuw kunnen niet dezelfde zijn als die van de 20ste eeuw, simpelweg omdat we te maken hebben met andere vragen. Niet ‘meer’ maar ‘beter’ hoort nu centraal te staan. En beter houdt in dat we ons rekenschap geven van het normatief kader waarin we zeggen te willen werken, wonen en leven.

Ik denk dat de minister-president en ik over het voorafgaande niet wezenlijk van mening verschillen. Dat verschaft in ieder geval een basis waarop we misschien verder kunnen: het gesprek hoeft in ieder geval geen gesprek van doven te worden.

Kom ik dan nu op het belangrijkste: Wat is de staat van het land? Wat moet er gebeuren? En wat doet het kabinet?

Allereerst, de staat van het land. Over de potenties, de mogelijkheden, van ons land ben ik aanzienlijk minder pessimistisch dan de ministers De Geus, Brinkhorst, Zalm én Balkenende. Deze bewindslieden hebben de afgelopen jaren een waar bombardement van slecht nieuws berichten over ons uitgestort. Onze concurrentiepositie zou gevaar lopen, het ondernemersklimaat zou Siberisch zijn, we werkten niet lang en hard genoeg, de deelname aan de arbeidsmarkt was te laag, enzovoorts.

Er kwam geen eind aan de litanie van donderpreken. De meeste beweringen waren echter niet gebaseerd op feiten. De feiten lieten zien dat het met ons land, inclusief de economie, helemaal niet zo slecht ging en gaat. Natuurlijk, ook wij hebben klappen gekregen vanwege de conjunctuur op de wereldmarkt. Maar, zoals iedereen weet, zijn deze schommelingen een wezenskenmerk van de kapitalistische productiewijze, en weten wij ook dat er na een recessie altijd weer een periode van hoogconjunctuur aanbreekt waarin ook de werkgelegenheid weer aantrekt. Het lijkt erop dat we aan de vooravond staan van zo’n nieuwe opleving.

Maar waarom dan drie jaar lang dat dramatiseren van de staat van het land? Was het doel de mensen te demoraliseren? Dat was immers één van de meest in het oogspringende effecten? Nee, dat zal het niet geweest zijn.

Nee, het antwoord is simpel: de geesten moesten rijp gemaakt worden voor – wat dan heet – de ‘modernisering’ van ons land. Voor het goede begrip: Onder modernisering moet dan wel modernisering naar de maatstaven van de VVD worden verstaan. Alle bezuinigingen van de laatste jaren en alle verslechteringen van de sociale zekerheid zijn recepten die uit het kookboek van Zalm van Van Aartsen komen. Dat vind ik wel de tragiek van het CDA in het algemeen en de premier in het bijzonder. Wat is er christelijk aan het uitvoeren van de liberale agenda van de VVD?

Ik denk fundamenteel anders over de staat van het land dan de regering. Mijn stelling is: We staan er geweldig goed voor! Zo maar eens vanuit het ongerijmde…Als wij er al niet goed voor zouden staan, welke land dan wel in deze wereld?

We zijn onmetelijk rijk, we hebben een over het algemeen redelijk goed geschoolde bevolking, er is ontzettend veel goede wil onder de mensen, het enige wat er aan ontbreekt is dat er geen samenhang tussen al deze zaken wordt aangebracht, dat er geen overtuigend politiek en moreel leiderschap getoond wordt, dat de mensen niet worden uitgenodigd mee te doen, dat de mensen geen hoop wordt geboden door middel van een richting die gewenst wordt.

Voorbeeld: Door het kabinet wordt de vergrijzing alleen gezien als een financieel probleem. Maar dat is maar zeer betrekkelijk. Toch gaat het kabinet zelfs zo ver dat ze de jongere generatie tegen de oudere generatie opzet, door middel van uitspraken als ‘we zadelen onze kinderen met onze schulden op’.

Het is in de geschiedenis niet eerder vertoond dat de politiek kinderen ontmoedigt in hun vanzelfsprekende neiging om op enig moment de verantwoordelijkheid te nemen voor hun ouders. Wat het kabinet doet is het zaaien van tweedracht tussen de generaties. Dat is ongehoord, ongekend én ook…zeer ongewenst.

Waarom de zaken niet omgedraaid? Waarom de verzilvering (een veel mooier woord dan vergrijzing, we hebben het hier toch over de uitkomst van vooruitgang en beschaving!) niet aanvaard als fact of live en de mogelijkheden ervan benut? Schakel ouderen veel meer in, hou ze betrokken. Niet door ze ook na hun 65ste nog af te beulen, maar door ze met hun enorme kennis en levenservaring in hun eigen tempo actief te laten deelnemen aan alles, letterlijk alles.

Vereenzaming is het échte grote probleem, sprekende over de ouderen van vandaag en morgen. Wat gaan we daaraan doen? Die vraag is veel belangrijker. Willen we door met de intensieve menshouderij van de verzorgings- en verpleeghuizen? Of willen we naar kleinschalige opvang, ín de wijk, en ín de samenleving. Er zijn inmiddels tal van interessante experimenten op dit vlak, die navolging verdienen. In Brabant wonen veel ouderen bij hun kinderen. De garage is omgebouwd tot een mooi paleisje… Op creatieve wijze is gezocht naar mogelijkheden om én de eenzaamheid te verdrijven én ouderen betrokken te houden door ze in te schakelen.

Het negativisme van dit kabinet doet ons land geen goed, zeker niet na de lange periode van nihilisme en niksigheid vanaf begin jaren tachtig. Wat we nodig hebben zijn ideeën, elan en vastberadenheid.

In een brief aan de Kamer schreef de minister-president vorige week naar aanleiding van een interview waarin hij pleitte voor meer positivisme: ‘Wat wij nodig hebben is een beetje meer positieve energie.’ Ik zal de minister-president eens wat onthullen: die positieve energie is er al, in zeer ruime mate. Overal zijn mensen die er het beste van proberen te maken, in hun buurt, op het werk, op school, overal. Al een jaar lang ben ik elke maand een week in een provincie. Ik leg veel bezoeken af en spreek met veel mensen. Het beeld dat ik daardoor krijg is positief als het gaat om intenties van mensen.

Op de Pabo in Vlissingen vraag ik een meisje waarom ze kiest voor het onderwijs. ‘Omdat ik het fijn vind iemand iets te leren. Dat schept voldoening’, zegt ze. Een soort gelijk antwoord krijg ik als ik een leerling-verpleegster in Eindhoven vraag naar háár motivatie. ‘Ik wil mensen helpen, dat geeft me gewoon een goed gevoel’, is haar antwoord. Ik vraag de minister-president: wat wilt u nog meer aan positieve energie?

Ok, ik geef toe, als je spreekt met mensen die daadwerkelijk werkzaam zijn in onderwijs en zorg doemt vaak een iets ander beeld op. De motivatie is onverminderd hoog, maar men is vertwijfeld over het beleid dat Den Haag over hen uitstort. Een overmaat aan regels en bureaucratie en een tekort aan geld en mensen. Ik zeg dan altijd: ‘Kom in actie, doe iets! De cultuur van wegkijken brengt ons geen steek verder.’ Men is dat wel met me eens, maar stelt dan: ‘Het helpt toch allemaal niet. Ik heb al zo vaak geklaagd. Ze doen er toch niks mee. Wij zijn allemaal murw geworden.’ Het cynisme is groot. De jarenlang volgehouden bezuinigingen en het slechte beleid hebben hun tol geëist.

Prioriteit één moet zijn het vertrouwen van deze mensen terug te winnen. Zij zijn dagelijks in de praktíjk verantwoordelijk voor het waarmaken van de waarden die wij hier met de mond belijden. Zíj moeten zorgen voor menselijke waardigheid, zíj moeten vorm geven aan de georganiseerde solidariteit. Daarom verdienen ze steun, een fatsoenlijk salaris en waardering. Ze verdienen het ook dat de overheid naar hen luistert, ze niet behandelt als tegenstanders maar als medestanders.

Vorig jaar sprak ik in het kader van het debat Nederland – Fraudeland onder andere over de tanende beroepseer bij veel vrije beroepsbeoefenaren. Onder notarissen, accountants, makelaars en advocaten staat de moraliteit niet hoog meer op de agenda. Ik heb de minister-president toen opgeroepen om daar samen met de opleidingsinstituten en beroepsverenigingen iets aan te doen. Graag wil ik horen hoe het daar nu mee staat.

Laten we voor een goede beoordeling van de morele staat van het land ook eens kijken naar enkele actuele nieuwsfeiten: De top van NUON en Essent. Er is al veel over gezegd. Wat mij in deze zaak nog de meeste zorgen baart is de schaamteloosheid waarmee de zelfverrijking plaats vindt. Iedereen, inclusief de premier, staat op z’n achterste benen, en men geeft geen krimp. Hoe verheven moet je jezelf voelen wil je zo iets kunnen bedenken en dan nog uitvoeren ook.

Velen zijn boos omdat ze bang zijn dat mensen op de werkvloer nu ook looneisen gaan stellen. Nou, van mij mogen ze. Jarenlang op de minlijn heeft ertoe geleid dat 3 miljoen mensen financiële problemen hebben en 1 miljoen mensen er letterlijk ’s nachts van wakker ligt. De armoede bestaat nog steeds. De voedselbanken – meestal draaiende gehouden door vrijwilligers – draaien op volle toeren. Wil je in aanmerking komen dan mag je als een één oudergezin slechts 150 Euro per maand te besteden hebben, of minder natuurlijk. Nee, mij steekt sprekende over de zakkenvullers aan de top het meest de arrogantie, de idee dat je best 30 keer zoveel mag verdienen dan een andere medewerker.

Een ander berichtje uit de krant van gisteren. In Sittard komen rijke villabewoners in actie om te verhinderen dat er in drie villa’s mensen met een geestelijke handicap komen wonen. We hebben zo iets al eens eerder gezien toen de goudkust van Vught besloot een complex op te kopen om zo te verhinderen dat er asielzoekers gehuisvest zouden worden.

Voorzitter, Het morele referentiekader is uitgehold. Keer op keer leert de geschiedenis dat beschaving slechts een wankel bruggetje is over het ravijn van de barbarij. In mijn visie ligt er een heel belangrijke taak voor juist de overheid en dus ook de politiek om de morele kaders te schetsen en er zelf dan ook naar te handelen. Ik ben een voorstander van het pedagogische concept van ‘voorleven’.

Ten eerste zal de overheid zich dan meer rekenschap moeten geven van wat men aanricht. Op de tweede plaats kan zo een basis wordt gelegd voor nieuw vertrouwen.

Ik zie de overheid als een baken voor de samenleving. Gaat het baken in de richting van ieder-voor-zich dan zal de samenleving volgen. Geeft het baken aan dat menselijke waardigheid en solidariteit écht iets betekenen dan zal dat besef ook de samenleving doordesemen.

Dit kan echter niet zonder een ambitieus plan waarin zoveel mogelijk zaken gelijktijdig worden aangepakt. Alleen zo kunnen we het cynisme verdrijven…door zelf te beginnen…dit land weer op te bouwen.

Sprekende over waarden en waardenoverdracht is het eerste waaraan ik denk: de opvoeders. We moeten alles doen om ouders te helpen bij de moeilijke taak waarvoor zij staan. De moderne samenleving kent bijna geen rust meer, het aantal impulsen waaraan kinderen dagelijks bloot staan is hoger dan ooit. Ouders kunnen hulp en advies uitstekend gebruiken. De consultatiebureaus krijgen de armslag die ze nodig hebben. De wijkverpleegkundige wordt de vooruitgeschoven post ín de wijk. De jeugdzorg wordt voldoende toegerust, en er wordt gekozen voor een één op éénbenadering.

Het onderwijs wordt het paradepaardje van ons land. Kleinere klassen, enthousiaste leerkrachten die zich blijven verbeteren als het gaat om de kwaliteit van het onderwijs dat ze geven, ze worden navenant beloond en gewaardeerd, kinderen zonder diploma en niet op school wordt iets uit een vervlogen tijd, het onderwijs houdt meer rekening met de belevingswereld van de kinderen, het ideaal van ‘heel de mens’ wordt het leidmotief, de vorming tot kritische, verantwoordelijke burger staat centraal. Geschiedenis, levensbeschouwing, wereldbeschouwing en sport horen daar zeker bij.

De segregatie wordt aangepakt. Er bestaan geen zwarte en witte scholen meer. Kinderen gaan samen naar school en niet apart. Apartheid brengt alleen maar ellende voort.

We gaan écht iets doen aan de groeiende inkomensverschillen. Te denken valt aan een vijfde, hoge belastingschijf en een morele koppeling die de topsalarissen ook onder de werking van de CAO brengt.

De armoede wordt aangepakt. De armoede onder kinderen wordt bestreden door het inkomensafhankelijk maken van de kinderbijslag.

We gaan bouwen, bouwen en nog eens bouwen totdat de woningnood is opgeheven. De sociale volkshuisvesting is een verantwoordelijkheid van de overheid. Het hebben van een goed en betaalbaar huis is de eerste voorwaarde voor de ontwikkeling van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Daklozen krijgen onderdak.

Ook op het gebied van het wonen pakken we de segregatie aan. Er zijn geen zwarte wijken meer. We leven samen, dus gaan we samen naar school en wonen we samen. Alleen zo krijgt integratie een echte kans.

Sprekende over de zorg moeten we ons afvragen of alles wat kan ook moet. De medische wetenschap heeft ons veel goeds gebracht: hygiëne, medicijnen, behandelwijzen, medische apparatuur. Maar soms wordt met al die mogelijkheden vergeten dat de menselijke factor in de zorg en de verzorging toch altijd nog de belangrijkste is.

Met deze korte, omwille van de tijd niet volledige schets van de contouren van een nieuw beleid zijn mensen te enthousiasmeren. Dat is mijn overtuiging. Zeker, waarden en normen moeten van tijd tot tijd expliciet aan de orde komen, maar ze krijgen pas echt hun glans en overtuigingskracht door de daden waaruit impliciet blijkt wat gewaardeerd wordt en wat niet.

Wat vinden wij waardevol, wat waardeloos? Welke waarden zijn essentieel voor onze beschaving? In mijn begrippenkader staan er drie centraal: Menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit.

Dat behelst dus meer, veel meer dan de opvatting dat normen en waarden slechts tot uitdrukking komen in fatsoen. Zeker, fatsoen is van belang omdat het getuigt van respect voor de medemens. En dat is onmisbaar wanneer we recht willen doen aan de menselijke waardigheid. Maar, ik ben het met de Raad van Kerken eens wanneer zij stelt dat het kabinet de discussie over waarden en normen ten onrechte terugbrengt tot een discussie over fatsoen. Ik citeer uit een verklaring van de Raad: ‘Christelijke waarden als gerechtigheid, naastenliefde, zorg voor mensen in kwetsbare posities en zorg voor de schepping horen er ook bij.’

Kort en goed: Er is reden voor Nieuw Optimisme. Onze uitgangspositie is goed. Ik zei het al. Uit onderzoek van het SCP is bovendien gebleken dat de overgrote meerderheid van de mensen de voorkeur geeft aan ‘een samenleving met gevoel voor gemeenschapszin’ boven een ‘prestatiemaatschappij’.

Als we de moed hebben de waarden die dit land groot en sociaal hebben gemaakt te benoemen en ernaar te handelen, als we de cultuur van wegkijken achter ons laten, als actief burgerschap de norm wordt, dan kan dat optimisme omgezet worden in reële hoop en uiteindelijk in realiteit.

Helaas, met deze regering zal dat niet echt lukken. Het verschil tussen woorden en daden is te groot, en de visie ontbreekt. Waarden en normen lijken vooral dienst te doen als dekmantel voor het tegendeel.