nieuws

Interpellatie Borst over ‘de pil van Drion’, bijdrage Agnes Kant en Jan Marijnissen

Interpellatiedebat Kok en Borst over uitspraken pil van Drion

Mevrouw Kant (SP): Voorzitter. "Wat mij in dit gidsland tegenstaat, is de tegenstelling tussen de manifeste vooruitstrevendheid en de tersluikse nalatigheid", las ik gisteren in de column van Hofland in de NRC. Daarmee schetste hij precies het dilemma waarmee werd geworsteld in het euthanasiedebat, en vandaag weer. Op zich waren de uitspraken van de minister in de NRC over een doodspil voor bejaarden die klaar zijn met het leven niet zo verrassend; ze had daar al eerder wat over gezegd. Maar de timing was zeer opmerkelijk. De woorden, het aanzwengelen van de discussie door deze minister, die toch voor de ouderen in het land weinig positiefs heeft kunnen betekenen en de kwaliteit van hun leven eerder heeft verslechterd dan verbeterd, het is allemaal nogal wrang. Ondanks de woorden die zij daarstraks sprak, namelijk dat haar veel gelegen is aan ouderenzorg, is deze conclusie een keiharde constatering van de werkelijkheid.

In plaats van een debat over een doodspil voor ouderen, moet er een maatschappelijk debat worden gevoerd over de problemen van ouderen en hun plaats in onze samenleving. Daar moet nog heel veel hersteld en ingehaald worden. Verder is er ook nog een wereld te winnen aan verbeteringen van hun kwaliteit van leven. Voorzitter! Ik hecht eraan om te benadrukken dat de SP-fractie een voorstander is van de mogelijkheden van euthanasie, de mogelijkheid om te kiezen voor een menswaardige dood bij ondraaglijk en uitzichtloos lijden. De reden dat wij desalniettemin tegen de wet hebben gestemd, is dat wij geen problemen, noch politiek noch juridisch, hadden met de bestaande euthanasiepraktijk. Wij staan echter zeer terughoudend tegenover verder liberalisering. Euthanasie mag in onze ogen nooit een optie worden; het mag nooit gewoon worden. Het moet een uitzondering blijven die een uitweg biedt in zeer bijzondere gevallen. Minister Borst gaat echter alweer een stap verder wanneer zij zegt niet tegen de pil van Drion te zijn als het zorgvuldig kan worden geregeld en het alleen die hoogbejaarde mensen betreft die klaar zijn met het leven. Als voorbeeld noemde zij in het interview enkele hoogbejaarde kennissen die zich te pletter vervelen. Zij zou er vrede mee kunnen hebben als deze mensen een pil namen. De mogelijke oplossing van de minister voor ouderen die levensmoe zijn, is geen oplossing, maar een uitweg. Iedereen zal beamen dat wij alles op alles moeten zetten om mensen die lijden aan het leven, een uitweg voor dit lijden te bieden in plaats van een uitweg uit het leven. Eenzaamheid onder ouderen is een groot probleem net als uitzichtloosheid. Dit is echter vooral een cultureel en maatschappelijk probleem waaraan wij gezamenlijk iets moeten doen. Het is echter ook een probleem met een politieke dimensie. De kwaliteit van leven van ouderen wordt immers in grote mate bepaald door de wijze waarop de overheid zorgt voor de voorzieningen waarop ouderen zijn aangewezen. Hans Bekker, de directeur van Humanitas, liet vanochtend in het Algemeen Dagblad optekenen dat het aangenamer maken van de woonomgeving de meeste verzoeken om euthanasie kan voorkomen. Ik hoor graag een reactie van de bewindslieden op deze stelling. Zelfbeschikking is een mooi uitgangspunt. Dit uitgangspunt moet echter altijd worden afgewogen tegen andere maatschappelijke waarden en risico’s. Wat betekent zelfbeschikking en hoe verhoudt zelfbeschikking zich tot de omstandigheden en de omgeving waarin iemand leeft? Uiteraard beschikt iemand te allen tijde over de vrijheid om te bepalen of hij dood wil. Dat kan een ander niet bepalen. In hoeverre komt deze wens echter voort uit pure autonomie en in hoeverre wordt deze wens grotendeels of geheel onbewust ingegeven door een gevoel van overbodigheid of eenzaamheid? De door de minister bepleite nieuwe vrijheid van maakbaarheid van de dood kan heel gemakkelijk omslaan in onvrijheid. Alleen al de beschikbaarheid van zo’n doodspil kan ouderen in de positie brengen dat zij zich dagelijks afvragen of het leven nog wel voldoende zin en betekenis heeft. Of de tijd om te sterven daar is, zal niet alleen worden bepaald door het individu zelf, maar ook door de sociale omgeving en onze maatschappij als geheel. Je moet er niet aan denken dat de sociale wenselijkheid het tijdstip van de dood zou kunnen bepalen. Los van de beschikbaarheid van zo’n pil ligt ook de moeilijke vraag voor wat levensmoeheid is. Hoe bepaal je dat? Het moet toch te denken geven dat in de psychiatrie levensmoeheid niet wordt erkend als een symptoom van depressie. Is het met het oog daarop niet een gevaarlijk criterium? In een televisie-uitzending van Barend&Witteman uit de afgelopen week zat de minister aan tafel met een geriater uit het Slotervaart-ziekenhuis. Deze geriater schetste de volgende situatie. Twee artsen hadden gesproken met iemand die het niet meer zag zitten, levensmoe was en uit het leven wilde stappen. Deze patiënt verzocht om die reden om euthanasie. Twee artsen constateerden dat dit verzoek terecht was. Een derde arts constateerde echter dat deze man inderdaad geestelijk kapot en verdrietig was, maar dan vooral door de gedwongen scheiding van zijn vrouw. Uit dit voorbeeld blijkt wel dat het bijna onmogelijk is om vast te stellen wanneer er sprake is van levensmoeheid en niet-verder-willen en wanneer onderliggende omstandigheden het belangrijkst zijn. Voorzitter! Vooralsnog beperkt de discussie zich tot ouderen. Hoe je het ook wendt of keert: al snel zal de vraag worden opgeworpen waar de grens precies ligt en waarom alleen zij voor zo’n pil in aanmerking komen. Volgens de Nederlandse vereniging voor euthanasie moet de zelfdodingspil in principe aan iedereen die levensmoe is, ter beschikking worden gesteld. Hoe beoordelen de bewindspersonen deze opvatting?

Voorzitter. Wij zouden in de samenleving meer moeten stilstaan bij de wijze waarop wij omgaan met onze ouderen. In plaats van wat ik toch zie als een capitulatie – ik verwijs naar het interview met de minister – pleit mijn fractie voor een maatschappelijk debat over de plaats, de positie, de zorg, de voorzieningen, de leefomstandigheden, laat ik zeggen de kwaliteit van leven van ouderen in onze samenleving.

(…)

Minister Borst-Eilers: Mevrouw Kant meent dat een uitweg uit het lijden moet worden nagestreefd, en niet uitweg uit het leven. Voorzitter. Enkele mensen verkeren in een dusdanige situatie dat de enige uitweg uit het lijden de uitweg uit het leven is. Misschien heeft men gisteren in de NRC gelezen hoe mevrouw Lopes Dias het in een interview stelde: Men wil mij dan zorg en liefde brengen, maar zorg en liefde kunnen dit lijden niet wegnemen. Om die mensen gaat het. Bij de meeste mensen kan men gelukkig het lijden wél met zorg en liefde verzachten of zelfs wegnemen.

Mevrouw Kant (SP): Mijn opmerking hield nu juist in dat in Nederland veel ouderen die zorg en liefde helaas niet krijgen. Ik heb het wrang genoemd dat u uw opmerkingen in de krant heeft gemaakt, terwijl u de minister bent die het er in Nederland voor de ouderen niet beter op heeft gemaakt. U heeft in antwoord op deze opmerking gezegd: kijk eens naar het regeerakkoord en naar wat wij allemaal uitgeven; we doen toch zo ons best. Ik heb u in NOVA horen zeggen: "Alsof je hier niet goed oud zou kunnen worden." Inderdaad, in dit land durf ik daar voor sommige mensen aan te twijfelen. Ik vraag u, toch tenminste te erkennen dat het er onder paars voor een belangrijk deel van de ouderen niet beter op is geworden. Er wachten honderdduizend mensen op voldoende zorg en degenen die wel zorg krijgen, bij voorbeeld in de verpleeghuizen, krijgen door de werkdruk geen goede zorg. Wilt u dit in ieder geval erkennen?

Minister Borst-Eilers: Personeelsschaarste is een probleem in alle sectoren van onze samenleving, ook in de gezondheidszorg, maar de wachtlijsten voor ouderenzorg, met name voor wat ouderen het liefst willen, namelijk thuiszorg, omdat zij daarmee in hun eigen omgeving kunnen blijven, lopen op het ogenblik heel snel terug. Je ziet ook dat de kwaliteit van het leven in een verzorgingshuis of een verpleeghuis gestaag verbetert. Personeelsschaarste is dus een probleem, maar het kabinet is op het ogenblik ook in beraad om daar het een en ander aan te doen.

Mevrouw Kant (SP): Ik vind dit geen erkenning en het is ook maar zeer de vraag, of het ook maar enige zode aan de dijk zet. Sinds het aantreden van het eerste paarse kabinet wachten er honderdduizend ouderen op voldoende zorg. Dat komt toch op uw conto? Kunt u begrijpen dat de leden van mijn fractie, maar ook anderen in Nederland, het zo wrang vinden dat u dan zulke uitspraken als die van afgelopen weekend doet?

Minister Borst-Eilers: Misschien moet ik mijn antwoord iets anders formuleren. Het antwoord van de overheid en van alle anderen die daarover gaan, aan ouderen die behoefte hebben aan zorg en er ernstig onder lijden dat die niet vervuld wordt, kan alleen het verbeteren van die zorg zijn.

Mevrouw Kant (SP): Maar dan moet u toch erkennen dat het antwoord van het paarse kabinet onvoldoende is, dat er ouderen zijn die te kort komen, als het gaat om zorg en aandacht? Ik wil van u gewoon een erkenning op dit punt.

Minister Borst-Eilers: Voorzitter, ik erken niet dat wij binnen de financiële en personele mogelijkheden die er op dit moment zijn, niet ons uiterste best zouden doen om de ouderenzorg in Nederland zo snel mogelijk te optimaliseren. De Kamer voert hierover geregeld overleg met staatssecretaris Vliegenthart.

Mevrouw Kant (SP): Mijn conclusie is dan – en daarom vond ik de opmerking dit weekend zo wrang – dat dit "best" bijlange na niet goed genoeg is voor de ouderen in Nederland.

(…)

Mevrouw Kant (SP): Voorzitter. Ik heb twee vragen die ik los van elkaar wil stellen. De minister en de minister-president zijn het vandaag op dit punt eens. Er zijn geen voorstellen of zelfs maar ideeën voor een pil van Drion. Dat is heel duidelijk.

Minister Kok: Zo is het.

Mevrouw Kant (SP): Vindt de minister-president in dat licht bezien de letterlijke tekst in het interview van afgelopen zaterdag toch niet ongelukkig?

Minister Kok: De tekst heeft aanleiding gegeven tot een groot aantal vragen, onder andere de vraag om dit debat te voeren. Het is heel goed dat de minister de gelegenheid heeft kunnen benutten, haar opvattingen nader te verduidelijken en onderscheid te maken tussen het huidige beleid en voornemens van het kabinet, alsmede kwesties die achter een horizon zouden kunnen liggen, afhankelijk van nieuwe maatschappelijke of politieke meningsvorming. Ik laat mij daarover niet uit. Ik heb gezegd, hoe gecompliceerd naar mijn stellige overtuiging de afwegingen rondom een pilverstrekking zouden zijn. Zij zijn niet aan de orde. Er is dus geen sprake van enigerlei verwarring over de vraag waar dit kabinetsbeleid voor staat op dit zo gevoelige punt.

Mevrouw Kant (SP): Maar de verwarring die ontstaan is door wat in de krant stond, vindt de minister-president dus wel degelijk ongelukkig. Er heeft letterlijk wel degelijk iets gestaan wat heel veel mensen in Nederland en ook ik als lezer zo hebben opgevat dat de minister van Volksgezondheid voorstander is van een pil van Drion. Die suggestie is gewekt. Vindt hij het op zijn minst ongelukkig dat dit gebeurd is?

Minister Kok: Het is heel belangrijk dat het parlement niet in het constateren van verwarring blijft steken, maar juist probeert vast te stellen wat de beleidslijn van het kabinet is, nadat het de nadere toelichting van de minister heeft gehoord. Dat is toch winst?

Mevrouw Kant (SP): Mijn tweede vraag is de volgende. De minister-president is het vandaag klaarblijkelijk ook eens met de interpretatie van de minister van Volksgezondheid dat het criterium levensmoeheid niet moet worden uitgesloten als mogelijkheid voor euthanasie. De minister heeft dat net toegelicht. Zij heeft dat ook tijdens het debat over de wet gedaan. Hoe denkt de minister-president daarover? Mag in uitzonderlijke situaties dat criterium gelden voor mogelijke euthanasie? Naar mijn mening is dat in strijd met het criterium uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Minister Kok: Ik heb geen behoefte aan een eigen toevoeging aan hetgeen ik eerder heb gezegd en hetgeen de minister heeft gezegd.

Mevrouw Kant (SP): Maar de minister sluit dus niet uit dat in uitzonderlijke situaties bij hoogbejaarde mensen op basis van de huidige euthanasiewetgeving levensmoeheid reden kan zijn, over te gaan tot euthanasie. Op die interpretatie van de wet hoor ik graag de reactie van de minister-president.

Minister Kok: Nee, dat heb ik de minister niet horen zeggen. Zij heeft dat niet gezegd op basis van de huidige, nu door de Eerste Kamer aanvaarde Euthanasiewet.

Mevrouw Kant (SP): Ik heb dat net toch echt zo begrepen. Ik ben blij als de minister-president zegt dat ik dat verkeerd heb begrepen.

Minister Kok: Ik heb dat niet zo verstaan. De minister zegt nu dat zij dit niet zo heeft gezegd of beoogd. Daarmee is dit onderdeel van de Handelingen.

Mevrouw Kant (SP): De zaak-Brongersma loopt nu. Daarover is discussie. Hoe staat de minister-president tegenover het criterium levensmoeheid bij euthanasie?

Minister Kok: Voorzitter. Ik acht mij nu echt ontslagen van een vervolgdebat over dit onderwerp.

(…)

De voorzitter: Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Marijnissen (SP): Mevrouw de voorzitter! Aangezien mijn fractie tijdens het debat geen uitsluitsel heeft gegeven over haar stemgedrag over de motie van de heer De Hoop Scheffer wil ik graag een stemverklaring afleggen. Na het debat mag duidelijk zijn dat de SP-fractie niet bepaald blij was met de uitspraken van de minister. De woordkeuze was onhandig – daar heeft zij zich voor verontschuldigd – de timing was niet echt handig, zeker niet voor een minister en met de inhoud is mijn fractie het absoluut oneens. Dat wij het met deze minister oneens zijn, is op zichzelf niets nieuws. Dat komt vaker voor, er zijn veel terreinen waarop wat ons betreft moties van afkeuring of wantrouwen ingediend zouden kunnen worden. Maar, ik hecht eraan dat hier te zeggen, mijn fractie is er geen voorstander van om mensen te verbieden iets te vinden of op te roepen tot een debat. Zelfs een minister mag dat doen, ongeacht waar, wanneer en op welke manier. De mensen moeten zelf maar hun conclusies trekken. Pleisters zijn er immers voor op de wonden en niet voor op de monden!

In stemming komt de motie-De Hoop Scheffer c.s. (27681, stuk nr. 1).

De voorzitter: Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.