nieuws

Debat begroting Buitenlandse Zaken 2001, eerste termijn Harry van Bommel

Als er een terrein is waar aan de maakbaarheid van de samenleving moet worden getwijfeld dan is het wel in de buitenlandse politiek. De verwachtingen over het gebruik van instrumenten van de internationale gemeenschap om de situatie in de wereld te beïnvloeden blijken steeds weer te moeten worden bijgesteld. Als we bijvoorbeeld kijken naar het politiek, militair of economisch sanctieregime dat wordt gebruikt om ongevallige staten te straffen dan zien we de laatste jaren steeds meer de desastreuze effecten die met name economische sancties hebben op de bevolking van het getroffen land. Irak is daarvan momenteel het meest sprekende voorbeeld, de kamer heeft hierover onlangs uitgebreid gedebatteerd. Honderdduizenden doden, een verloren generatie en geen effect dat dit de moeite waard maakt, mocht zoiets al kunnen bestaan. In dat debat heeft de SP ook meermalen gewezen op het rapport van professor Bossuyt van de VN mensenrechtencommissie. Zijn werkgroep legde de huidige sanctiepraktijk langs de meetlat van internationaal en humanitair recht en kwam daarbij tot enkele onthutsende conclusies en aanbevelingen. Op één daarvan wil ik bijzondere nadruk leggen; dat is de aanbeveling om bij elk sanctieregime te allen tijde de zogenaamde six-prong test moet doorstaan. Dat zou inhouden dat sancties aan nadere voorwaarden moeten voldoen. Die test, misschien is toetsingskader een beter woord, toetst sancties op de validiteit van de politieke reden tot instelling ervan, of de juiste partijen worden getroffen, of ze een duidelijke termijn kennen, of ze effect hebben en of ze niet ingaan tegen de principes van menselijkheid en derhalve groot internationaal protest uitlokken. Is de regering, zo vraag ik de minister, bekend met het rapport Bossuyt? Wat is haar politiek oordeel over dit rapport en hoe denkt zij over de aanbeveling van de commissie om bij elke beslissing tot instelling of voortzetting van een sanctieregime dit toetsingskader toe te passen?

Volgende week zal de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties opnieuw debatteren over een resolutie die de inmiddels decennialange eenzijdige Amerikaanse sancties tegen Cuba veroordeelt. Opnieuw zal deze resolutie met overgrote meerderheid worden aangenomen en naar ik aanneem zal ook Nederland haar instemming hiermee betuigen. Als dat niet zo is dan hoor ik dat graag van de minister. Maar wat betekent zo’n veroordeling van de internationale gemeenschap als die zonder enig gevolg blijft? Wat moet er gebeuren wil de internationale gemeenschap de VS kunnen dwingen deze onrechtmatige praktijk te staken? En welke bijdrage denkt Nederland daaraan te leveren? Nederland sloot precies een jaar geleden een verdrag met Cuba ter versterking van wederzijdse investeringen. Hierbij werd expliciet gesteld dat Cuba een land is met legio mogelijkheden én, niet onbelangrijk, geen Amerikaanse concurrentie. Betekent dit dat het voor Nederland niet eens zo ongunstig is als de blokkade blijft bestaan? Is dit zo’n typische strijd tussen dominee en koopman, en wie gaat die strijd winnen? Wordt het niet tijd dat de minister van buitenlandse zaken eens op bezoek gaat, na alle eerdere verkenningen? Dat zou ook een duidelijk politiek signaal richting VS zijn. Het mag duidelijk zijn dat de SP voorstander is van bijzondere terughoudendheid als het gaat om economische sancties. Zonder uitzondering wordt de burgerbevolking het hardst getroffen, de leiders of het regime het allerminst.

Een ander middel dat in de internationale politiek aan populariteit wint is dat van de zogenaamde humanitaire interventie. Ook hier is wat de SP betreft grote terughoudendheid op zijn plaats, en dat is nog voorzichtig uitgedrukt. Het ingrijpen in het uiteenvallende voormalig Joegoslavië heeft niet gebracht wat velen ervan hadden verwacht en ook het uiteindelijke Dayton-akkoord kan niet verhullen dat Bosnië als staat eigenlijk niet eens bestaat. Minder dan 5 procent van de vluchtelingen is teruggekeerd, steeds meer mensen verlaten het land, de economie weigert hardnekkig zich te ontwikkelen en politiek wordt hier een nieuw kruitvat gevormd. En dan Kosovo, de eerste humanitaire interventie in het kader van het nieuwe strategische concept van de NAVO. Hoe staat het met Kosovo? Blijft deze provincie nog onderdeel van Servië, zoals de internationale gemeenschap destijds voorop stelde? Hoe moeten in dit licht de verkiezingen van afgelopen zondag gezien worden? Is de minister nog steeds van mening dat dit een lichtend voorbeeld is voor hoe in deze nieuwe eeuw mensenrechten worden gewaarborgd? De president van het Internationale Rode Kruis, Cornelio Sommaruga, zei een jaar geleden: ‘Er bestaan geen humanitaire oplossingen voor politieke problemen en niemand moet zich laten misleiden door kortstondige militaire successen’. (einde citaat) Heeft het veronderstelde militaire succes van de humanitaire interventie in Kosovo de politieke problemen in deze provincie opgelost of zelfs maar dichterbij gebracht? Natuurlijk, Milosevic is buiten beeld, maar hoe moet het verder. Welke strategie moet er volgens de regering worden gevolgd door VN en NAVO?

Onlangs steunde een Kamermeerderheid de deelname aan de militaire missie in Eritrea en Ethiopië. Maar welk historisch begrip van de situatie wordt hierbij gehanteerd? Eerst werd er op elkaar geschoten en was het dus oorlog, en nu schiet men even niet meer op elkaar en is er dus sprake van vrede, of bijna vrede. Is het zo eenvoudig? Waren die honderdduizend doden dan alleen maar het gevolg van een uit de hand gelopen burenruzie? Wat UNMEE daar militair gaat doen ligt stevig vast. Maar de werkelijkheid is groter dan dat. Ik noem de honderdduizenden vluchtelingen, de hongersnood die men tegemoet gaat, de economische onderontwikkeling en politieke instabiliteit in beide landen. Daar zou alle aandacht op moeten worden gericht. Voor een goede opvang van vluchtelingen zijn veel te weinig middelen beschikbaar en dat wordt een probleem op zich. De echte oorlog: die van armoede, honger en onderontwikkeling gaat voort. De vraag blijft dus waarom er zulke hoge verwachtingen zijn over het bereiken van duurzame vrede langs deze militaire weg. Uit Bosnië en Kosovo trekken wij de les van bescheidenheid. Welke les heeft de regering van deze eerdere interventies geleerd en is het geleerde wel in praktijk gebracht bij de beslissing UNMEE te gaan leiden?

Ook in Europa neemt de militarisering van internationale politiek toe. Hoewel er nog geen sprake is van een duidelijk buitenlandbeleid van de EU wordt er volop gewerkt aan de militaire middelen om dat beleid te ondersteunen. Het Euroleger zou volgens onze regering zorgen voor veiligheid in Europa en vooral aan de randen van Europa. Maar welke definitie van die randen van Europa hanteert de regering? Kosovo zou daar bij horen. Geldt dat ook voor Tsjetsjenië, Israël of Eritrea? En zou de minister eens willen reageren op de definitie van het Euroleger zoals Javier Solana het onlangs in de Financial Times (29/9/00) opschreef, ik citeer vertaald uit het Engels: ‘Het doel is de integratie van onze strijdkrachten tot een mondiale crisisbeheersings strategie’. (einde citaat) Liggen de randen van Europa nu opeens aan de randen van de wereld? Kan de minister ons vertellen wat Solana bedoeld kan hebben met deze beschrijving van het toekomstige Euroleger?

En hoe moet het verder met het Euroleger na de hervorming van de Unie? De stemweging in de Raad, de beslissingen bij gekwalificeerde meerderheden en het vormen van kopgroepen leiden stuk voor stuk tot meer macht voor de grotere spelers in de Unie. Het gekissebis hierover in Biarritz maakt duidelijk dat de kleinere landen dat ook beginnen te beseffen. De regering beschouwt Nederland als ‘een kleine onder de groten’ of ‘een grote onder de kleintjes’, maar het kan allemaal niet verhullen dat we straks gewoon nog minder in de melk te brokkelen hebben dan nu al het geval is. Het idee dat er ooit een EU-buitenlandbeleid, laat staan een militaire invulling daarvan zou komen dat niet het nationale belang van de grotere landen, Duitsland, Frankrijk en Engeland zou dienen was altijd al een illusie. Na Nice wordt dit ook formeel zo vastgelegd, mocht dat nieuwe verdrag er dit jaar nog komen. De verdere federalisering van Europa zal niet uitblijven na het creëren van een gezamenlijke munt, een gezamenlijk leger en mogelijk straks ook nog een grondwet.

Over een ander aspect van de Europese Unie ontving de SP fractie vorige week antwoorden van staatssecretaris Benschop. Gevraagd naar de gang van zaken rond commerciële sponsoring van Europese topbijeenkomsten en voorzitterschappen zei hij in beginsel tegenstander te zijn van sponsoring en het principe daarvan binnen EU-kader aan de orde te stellen. Dat is een goede zaak. Kan de staatssecretaris dan ook nu al toezeggen dat Nederland bij een eventueel volgend EU-voorzitterschap geen beroep zal doen op sponsors? En mag dit worden opgevat als een uitgangspunt van de regering dat ook geldt voor andere internationale bijeenkomsten die de overheid al dan niet in het kader van de EU organiseert?

MdV Er is vandaag al veel gezegd over Israël en Palestina. Er is sowieso door de hele internationale gemeenschap al decennialang veel gezegd over Israël en Palestina. Resoluties van de VN over ontruiming van de bezette gebieden, terugkeer van vluchtelingen en gelijke rechten voor Palestijnen en Israëli stapelen zich al jarenlang op, maar van uitvoering is nog altijd geen sprake. In de tussentijd vallen er dagelijks doden, Palestijnse doden vooral. Stenen van kinderen worden beantwoord met kogels van soldaten. Er is bijna geen internationaal of humanitair verdrag dat deze absolute wanverhouding niet veroordeelt. Van de zijde van de VN is een duidelijke veroordeling uitgesproken over het excessieve geweld. De Kamer zou dat vandaag hier ook moeten doen.

Wat kunnen we in deze zaak van het Nederlandse voorzitterschap van de Veiligheidsraad, volgende maand, nog verwachten? Is er nagedacht over het moment waarop het wellicht tijd wordt onze ambassadeur uit Tel Aviv voor overleg terug te roepen? Wat zijn in de laatste maanden de contacten geweest tussen Nederland en de Palestijnse Autoriteit? De haven van Gaza, die deels met Nederlandse hulpgeld is aangelegd, is verschillende keren doelwit geweest van Israëlische bombardementen en deels buiten gebruik. Hoe staat het met de door Nederland bevorderde samenwerking op watergebied tussen Israël, Palestina en Jordanië? Water is in de regio immers, naast land, de belangrijkste potentiële conflictbron. Heeft minister Herfkens al overwogen binnenkort een bezoek aan Gaza te brengen?

Zoals Eritrea en Ethiopië tot voor een paar maanden geleden nog bewapend werden door westerse landen, zo is ook tegen Israël nog altijd geen wapenembargo ingesteld. Is de minister van buitenlandse zaken bereid hiervoor te pleiten in VN en EU kader? Ik mag toch aannemen dat inmiddels geen enkele vergunning voor het verschepen van militair materieel naar Israël meer wordt afgegeven. Als dat niet zo is hoor ik dat nu graag van de minister. Welke militaire samenwerking is er tussen Nederland en Israël, in de vorm van opleiding, onderzoek en defensie-industrie en wordt het geen tijd om die samenwerking op te schorten? Deelt de regering de opvatting dat de associatieverdragen, waarin ook aandacht bestaat voor de mensenrechten, naar letter en geest moeten worden uitgevoerd en dat dit nu niet het geval is? Dat moet wat de SP betreft tot actie leiden: De financiële voordelen die voor Israel voortvloeien uit dat verdrag in de vorm van exportbevoordeling en investeringen zouden kunnen worden bevroren. Hoe staat de regering hier tegenover?

Dan de kwestie Indonesië. Indonesië houdt in Nederland de gemoederen terecht bezig en dan met name de situatie op de Molukken. Wij begrijpen de onmacht die de Molukse gemeenschap in Nederland voelt. De historische banden en het feit dat Nederland een grote Molukse gemeenschap kent, legt een speciale verantwoordelijkheid op. Eerder dit jaar was er sprake van militaire samenwerking tussen Nederland en het Indonesische. Kan de minister vertellen hoe het staat met deze vorm van samenwerking en ingaan op de dubbele gevoelens die toch ook hij inmiddels daarover moet hebben? Schepen die Nederland aan de Indonesische marine leverde en waarvoor Indonesië reserve-onderdelen in Nederland heeft besteld, zouden bedoeld zijn om te patrouilleren in de wateren rond de Molukken. Nu bereiken ons berichten dat de marine juist betrokken zou zijn bij het overbrengen van islamitische Jihadstrijders naar Molukse eilanden. Wat kan de minister ons hierover mededelen, en hoe staat het met de levering van deze reserve-onderdelen?

De SP fractie is geen voorstander van een militaire VN interventie op de Molukken. Op diplomatiek vlak echter zou president Wahid ondersteund kunnen worden en wij vragen de minister wat de Nederlandse betrokkenheid op dit gebied is en of hij dit voldoende acht. Er zijn nog meer conflictgebieden in Indonesië waarmee Nederland een betrokkenheid heeft zoals West-Papua. Onlangs waren enkele leiders van het Papua Presidium in ons land en zij hebben ons geïnformeerd over de situatie in West-Papua. Ook hier lopen de spanningen op en neemt de militarisering toe. De Papua-gemeenschap in Nederland is misschien niet zo groot en dus voelt de regering minder druk van die kant, maar in West-Papua zelf wordt wel degelijk wat van ons land verwacht. In die zin ligt een vergelijking met Portugal en Oost-Timor voor de hand. Hoe ziet de regering de ontwikkelingen in Papua en wat is, naast het historisch onderzoek naar de act of free choice, de betrokkenheid van Nederland hierin?

Tenslotte vz de ontwikkelingssamenwerking. Toen minister Herfkens het aantal landen voor structurele bilaterale hulp terugbracht van zo’n honderd naar rond de twintig kon zij rekenen op erg veel kritiek. De SP heeft deze beleidskeuze destijds ondersteund en dat doen wij nog steeds. Nu is zij voornemens om de stroom aan Nederlandse deskundigen die jaarlijks naar het zuiden afreizen in te dammen. De discussie gaat dus vooral over middelen en een efficiënt gebruik daarvan, over transparantie van beleid. Dat mag niet de discussie over de doelstelling overschaduwen. Met ‘Een wereld van verschil’ en ‘Een wereld in geschil’ heeft minister Pronk destijds uit de doeken gedaan hoe hij dacht over belangrijke vormen van ontwikkelingssamenwerking. Wanneer mogen wij van minister Herfkens zo’n nota van uitgangspunten verwachten?

Over enkele andere delen van het Nederlandse OS beleid is de SP minder te spreken. Het HIPC programma is te laat, te weinig en vooral veel te bemoeizuchtig. De criteria waar landen aan moeten voldoen om volledig van het HIPC programma te profiteren zijn zo absurd dat vooralsnog maar één land daar aan voldoet (Oeganda). De minister verwacht dat in 2001 ‘veel’ landen zullen volgen, maar mag ik haar dan vragen hoeveel, welke landen en hoe zij bij die verwachting komt? De minister neemt een goed bestuur als voorwaarde voor steun en dat lijkt ook logisch. Maar is niet het grote probleem dat de gewone bevolking, die in de meeste ontwikkelingslanden niet veel te zeggen hebben over het nationale beleid, het grootste slachtoffers is van de schuldenproblematiek? En zijn de schulden eigenlijk niet vaak al vele malen terugbetaald, vooral door mensen die deze schulden niet eens gemaakt hebben? En is het niet zo dat de criteria strijdig zijn met armoedebestrijding waarvoor schuldenverlichting nou juist een voorwaarde of middel was? Hoe durft de minister de PRSPs nog te verdedigen als dit vooral leidt tot verdere liberalisering van de economieën in het zuiden terwijl die daar helemaal niet klaar voor zijn? De toegankelijkheid van belangrijke voorzieningen in onderwijs en gezondheidszorg neemt erdoor af. De opbouw van een democratische samenleving met mondige burgers wordt erdoor bemoeilijkt.

Dan de opvang van vluchtelingen; wereldwijd is dat een van de belangrijkste taken van de VN. Kan de minister aangeven hoe de UNHCR zich voorbereidt op de zorg voor vluchtelingen uit Eritrea en Ethiopië, om een debacle als anderhalf jaar geleden in Albanië te voorkomen? Wat is het budget van de UNHCR voor deze inzet? En hoe verhoudt dat budget zich, zeg maar per vluchteling, tot dat wat beschikbaar is voor de Balkan? Uit de lijst van donoren van de UNHCR blijkt dat in verhouding de Scandinavische landen, Zwitserland en Nederland veruit de grootste gevers zijn. Kan de minister aangeven hoe ver de VS e.a. achterlopen bij het betalen van hun contributie aan deze organisatie en hoe groot de financiële problemen van de UNHCR zijn? Is de regering niet met ons van mening dat zeker ook de Europese Commissie ver achterblijft in de bijdrage die aan de vluchtelingenorganisatie zou kunnen worden gedaan? De benoeming van de heer Lubbers als hoge commissaris is nu een feit. Laten we hem helpen dit karwei nou eens goed te klaren.