column
Jan Marijnissen:

Moed moet

Er zijn veel lovende woorden aan de recent uitgekomen film over Hannah Arendt gewijd. En dat is meer dan terecht. De film gaat, zoals zo vaak bij films die oorlog als onderwerp hebben, over schuld en onschuld. Wie is waar verantwoordelijk voor? Natuurlijk gaat, ook naar aanleiding van deze film, de meeste aandacht uit naar die vragen. Was de SS’er Adolf Eichmann de verpersoonlijking van ‘de banaliteit van het kwaad’? Of was het kwaad van de jodenvervolging het resultaat van veel meer dan alleen de inzet van een miezerig mannetje dat de logistiek van de holocaust voor zijn rekening nam? Arendt vond – in tegenstelling tot vele anderen die ook het proces in Jeruzalem in 1963 bijwoonden – dat vooral het tweede benadrukt moest worden.

Hoe belangwekkend die discussie ook is, ik ben vooral onder de indruk van de moed van Arendt om niet weg te duiken wanneer het resultaat van haar eigen denken haar andere conclusies brengt dan die anderen reeds getrokken hebben. Sterker, ze duikt niet alleen niet weg, ze schreeuwt het uit, gaat de discussie aan, geeft colleges, ook wanneer intimi zich van haar afkeren en ze bedreigd wordt. Het is die moed die ik iedereen, inclusief mijzelf , toewens op momenten dat het echt moeilijk is.

Ik heb wel eens een belangrijk nationaal politicus in het recente verleden in een interview horen zeggen: „Nee, natuurlijk ga ik niet tegen de tijdgeest in.” Dat vind ik een vreemde taakopvatting voor een politicus. Mij dunkt dat je juist de plicht hebt daar tegenin te gaan, indien je daar aanleiding voor ziet. Wanneer ook politici gaan wegkijken waar gesproken en gehandeld moet worden, zijn we ver heen. Wegkijken versus de moed de conclusies van je denken onder ogen te zien en ze ook nog durven uit te spreken.

We worden de laatste tien jaar overspoeld met voorbeelden van fraude, in de private sector maar ook steeds meer in de publieke sector. Die wijde verspreiding van het fenomeen fraude wijt ik aan het gebrek aan institutionele moraal in combinatie met de wegkijkcultuur waardoor men elkaar niet meer aanspreekt op verkeerd gedrag. De neoliberale kijk op mens en maatschappij met zijn uitzonderlijke nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van mensen, de ontmanteling van de sociale wetten en zekerheid en de ieder-voor-zich-mentaliteit die daar weer een gevolg van is, is daar natuurlijk debet aan. Maar wat is het alternatief? Ik denk: Minder maar betere wetten en regels; toezicht en controle; vergelijking en experimenten en herwaardering van de institutionele moraal, beroepseer en beroepsethiek. De overheid en de publieke sector kunnen met behulp van genoemde punten worden verbeterd. Maar daar ontbreekt nog één ding aan, en dat is moed. De moed om je mond open te doen wanneer dat nodig is, en te handelen wanneer de omstandigheden daar om vragen.

PS: Het was mij een eer en een genoegen dat ik in het afgelopen jaar enkele van mijn opvattingen met u heb kunnen delen. Ik dank u voor uw belangstelling en voor de reacties die ik heb mogen ontvangen.

Deze column verscheen op 19 juni 2013 in NRC

Betrokken SP'ers