Ronald van Raak:

‘Wat heeft een filosoof te zoeken in de politiek?’

Filosofie, dat is een liefde voor de waarheid. Politiek, dat is een strijd om de macht. Socrates ging de straat op om burgers te wapenen tegen de politiek, tegen de trucs van de retorici, die de mensen wilden misleiden.

In Nederland ken ik eigenlijk maar één filosoof die het heeft geschopt tot minister. Dat was eind 1940 – na de Duitse bezetting – toen Tobi Goedewaagen minister werd van Volksvoorlichting. Deze filosoof verdedigde niet de waarheid, of het publieke debat. Maar voerde propaganda voor de nazi’s en snoerde journalisten de mond.

Waarom moeten filosofen zich met politiek bezighouden? Ik kom in de politiek weinig filosofen tegen. Wel veel historici, veel sociologen, ook heel veel politicologen. Helaas.

U weet dat een kind niet altijd is gezegend als het opgroeit met pedagogen. Zo is de politiek bepaald niet gezegend met politicologen. Politicologie, dat is geen studie, dat is een onderwerp. Dat je kunt bestuderen vanuit historisch, sociologisch, of psychologisch perspectief. En daarover kun je filosoferen.

Ik heb nog een stap verder gezet: ik filosofeer niet alleen over politiek, ik ben ook politicus geworden. Dat gebeurde in april 2000. Ik had toen mijn studie filosofie hier aan de Erasmus Universiteit afgerond en was bijna klaar met mijn promotieonderzoek, aan de Universiteit van Amsterdam, naar het conservatisme.

Een half jaar daarvoor, in december 1999, was ik uitgenodigd voor een Congres van de SP. Dat was toen een kleine en nieuwe partij in de Tweede Kamer. Op dat Congres werd het nieuwe beginselprogramma van de partij vastgesteld, waarover leden jarenlang hadden gediscussieerd.

Over partijen en congressen wist ik toen nog niet zoveel, maar ik begreep wel dat dit een bijzondere bijeenkomst was. Duizenden leden gingen hier vaststellen wat hun beginselen waren, hun ideologie, of hun filosofie. Wat socialisme is in Nederland in de eenentwintigste eeuw.

De titel van het stuk vond ik heel mooi. Dat was niet een ronkend: ‘Tegen het internationale wereldkapitalisme’, of: ‘Voor het internationale wereldproletariaat’. De titel die voor deze beginselen werd gekozen was: ‘Heel de mens’. Niet meer, maar ook niet minder.

De discussie werd gehouden in de Schouwburg in Zwolle. Daar hing een zekere spanning. Ook voor mij als nieuweling was te merken dat in deze politieke vereniging hevige debatten waren gevoerd. Dat er veel tegenstellingen waren geweest en veel oude vormen en gedachten – om ‘De Internationale’ te citeren – waren afgestorven.

Maar ik zag ook veel blijdschap, trots en saamhorigheid. Hier sprak een groep burgers uit hoe zij aankijken tegen de mens en de samenleving. Hoe het zover met de wereld was gekomen en – vooral – hoe zij die wilden veranderen.

In 2000 ging ik aan de slag bij het Wetenschappelijk Bureau van de SP. Later werd ik lid van het partijbestuur, waar ik nog steeds in zit. In 2003 werd ik benoemd in de Eerste Kamer, in 2006 werd ik gekozen voor de Tweede Kamer. Ik ben filosoof, maar ook politicus. Heb ik daar voordeel van, dat ik filosoof ben in de politiek?

Jazeker. Allereerst door een specifieke vaardigheid die je als filosoof leert. Dat is het kunnen denken in perspectieven. Als je filosofie gaat studeren lees je eerste de ene filosoof, daarna een andere, daarna weer een andere. Platonisme, spinozisme of kantianisme.

Elke filosofie is logisch, elke filosofie is overtuigend en claimt een waarheid. Toch zijn ze allemaal anders. Hebben ze hun eigen logica, hun eigen overtuiging en hun eigen waarheid. Waarna je leert denken vanuit een filosofie. Je problemen leert bekijken vanuit Plato, Spinoza, of Kant.

Dat is ook een vaardigheid die van pas komt in de politiek. Leren kijken vanuit een ander perspectief, of vanuit een andere filosofie. Proberen te begrijpen waarom voor een andere politicus iets logisch is, overtuigend en waar is.

Je leert ook retorische trucs onderkennen. Oud-minister Donner was daar een meester in. Hij gebruikte in debatten wat ik maar noem de ‘moerasstrategie’. Niet kort en helder formuleren, maar juist zo lang en ondoorzichtig mogelijk. Net zolang totdat iedereen de aandacht verliest. Daardoor kwam hij weg met allerlei ongeldige redeneringen.

Ik probeerde dat altijd goed te volgen, voor zover dat mogelijk was. Ik ben ook wel eens naar voren gegaan en heb gezegd: voorzitter, de minister gebruikt een cirkelredenering. Dat is niet geldig. Ik verzoek de minister zijn betoog opnieuw te beginnen.

Dat is niet gebruikelijk in de Tweede Kamer. Op deze plek, waar in ons land de belangrijkste debatten worden gevoerd, is eigenlijk heel weinig aandacht voor retorica. Niet voor het herkennen van ongeldige redeneringen en al helemaal niet om elkaar daarop aan te spreken.

Dat geldt nog meer voor het definiëren van begrippen. Dan heb ik het niet alleen over de goedkope marketingtermen waarvan sommige politici zich bedienen. ‘Moderniseren’, ‘flexibiliseren’, of ‘aanpassen aan de eisen van de nieuwe tijd’ zijn lege termen, waarmee je alles kunt verdedigen. Meer marktwerking, of juist minder. Minder sociale zekerheid, of juist meer. Meer Europese besluitvorming, of juist minder Europese bemoeienis.

Dit soort woorden worden vaker gebruikt door politici van partijen met een minder heldere ideologie. Politici die mensen vooral proberen te overtuigen op basis van een bepaald beeld, of een bepaalde ‘lifestyle’. Noem jezelf ‘progressief’ – en je tegenstander ‘conservatief’ – en elk inhoudelijk debat is overbodig.

Belangrijker nog is het gebrek aan definitie van begrippen die wel betekenis hebben. Vrijheid, democratie, gemeenschap. Als ik in debat ga met een VVD’er, zijn we het snel eens: ‘vrijheid’, daar gaat het om. Mensen moeten de vrijheid hebben om hun leven zoveel mogelijk in eigen hand te nemen. Maar achter datzelfde begrip schuilt een andere manier van denken.

Voor VVD’ers is vrijheid een ‘vrij zijn van’ , mensen zo weinig mogelijk regels en voorwaarden opleggen. Dat leidt volgens hen tot de sterkste economische groei, de grootste morele kracht en de beste maatschappelijke orde. Voor mij is vrijheid een ‘vrij zijn in’, een geregelde samenleving waarin we dingen moeten organiseren en waarin we veel moeten investeren. Goed onderwijs, fatsoenlijk werk en maatschappelijke mobiliteit.

Als ik in debat ga met D66’ers, zijn we het ook vaak eens: ‘democratie’, we kunnen niet zonder. Mensen moeten zeggenschap hebben over de organisatie van de samenleving. Maar ook achter dat begrip gaat een andere kijk schuil.

D66-politici doen in de Tweede Kamer voortdurend een beroep op marktwerking. In de zorg, in de sociale zekerheid. Op de woningmarkt, op de arbeidsmarkt. In de publieke sector, in de financiële sector. Maar zeggenschap door de politiek is anders dan zeggenschap op een markt. In de politiek kunnen burgers meebeslissen hoe publieke diensten worden georganiseerd. Op de markt kunnen consumenten alleen kiezen uit wat bedrijven aanbieden.

Nadat jarenlang in de Tweede Kamer het individu centraal stond, is nu de ‘gemeenschap’ bezig aan een comeback. Maar ook hier gaat achter hetzelfde begrip een heel ander beeld schuil van de mens en de samenleving.

Als ik in discussie treedt met PvdA’ers, merk ik dat zij de gemeenschap nemen als een aanname. Als het gaat om opvoeding en zorg, veiligheid of sociale zekerheid, willen zij minder verantwoordelijkheid van de politiek en meer verantwoordelijkheid van de familie, van de buurt en van vrienden. Maar gemeenschappen zijn geen gegeven, die moet je organiseren. De politiek moet zich denk ik niet terugtrekken, maar verantwoordelijkheid nemen.

Meer filosofie in de politiek lijkt me heel goed. Maar het bestuur van ons land in handen geven van een filosoof-koning, zoals Plato wilde, lijkt me geen goed idee. Politiek is meer dan zuiver redeneren, meer dan een helder gebruik van begrippen. Politiek is zoeken naar praktische oplossingen voor praktische problemen. Mensen overtuigen, dingen voor elkaar krijgen en verantwoording afleggen.

Filosofen zijn geen betere politici, maar een studie filosofie is wel bijzonder handig. Dat geldt denk ik voor veel meer beroepen. Bij de SP werken veel filosofen. Ik weet niet of dat toeval is. De SP is een praktische partij: ‘niet lullen, maar poetsen’. Maar het is ook een ideologisch bevlogen partij, die handelt vanuit een uitgesproken ideologie. Dit maakt de partij in ieder geval voor mij aantrekkelijk.

De studie filosofie is voor mij heel belangrijk geweest. Ik kom uit een arbeidersgezin, mijn vader en moeder hebben alleen lagere school gehad. Voor mij betekende studeren een stap zetten in een andere wereld, die veel meer mogelijkheden bood, veel meer vrijheid om mijn leven in eigen hand te nemen.

Maar ik heb dat kunnen doen door een goede studiefinanciering. Ik kon zeven jaar studeren, doordat ik twee studies deed, en hoefde daarnaast niet veel bijbaantjes te nemen. Dat is nu helaas heel anders. En dat wordt nog weer anders als de studiebeurs wordt afgeschaft en een tweede studie onbetaalbaar wordt.

Voor jongeren met mijn achtergrond is studeren straks niet meer weggelegd, omdat het voor hen geen optie is om zoveel geld te lenen en een financieel ongewisse toekomst tegemoet te gaan. Studeren betekent jezelf ontwikkelen, jezelf ergens in verliezen. Je een methode eigen maken, een manier van denken. Dat kan eigenlijk niet in vier jaar.

Ik vrees dat weinig jongeren zoveel geld gaan lenen voor een studie filosofie. Met zo weinig beroepsperspectieven en zo weinig zekerheid. Ik voel me altijd wat bezwaard mensen te adviseren om filosofie te gaan studeren. Je gaat op de universiteit een aantal fantastische jaren tegemoet, maar wat komt daarna? Toch doe ik het wel. En waarom? Daarvoor citeer ik graag Multatuli, onze eigen schrijver-filosoof:

‘Een paard verdient de haver met schoft en poten. Een koe, haar gras met de melk die ze geeft. En gy, mens, d.i. denkdier, kunt en moet betalen met gedachten.’

We zijn nu eenmaal mensen. We moeten het hebben van ons denken. Dan kunnen we ons daar maar beter in trainen.

In de tijd dat Multatuli dit schreef, in 1872, kreeg elke student filosofie. Dit was het belangrijkste onderdeel van de propedeuse van elke studie. Dat is nu helaas niet meer het geval. Op de meeste universiteiten leiden de Faculteiten der Wijsbegeerte een marginaal bestaan. Ik zou graag zien dat iedereen een filosofische scholing krijgt, op de universiteit, op de hogeschool, liefst ook op de middelbare school en zelfs de basisschool.

Maar dan moet er voor jonge filosofen ook een toekomst zijn. Volgens mij is het daarom goed om een studie filosofie te combineren met een meer vakgerichte opleiding. Ik heb zelf ook geschiedenis gedaan – hoewel dat natuurlijk ook geen studie is waarmee je financieel lekker binnen loopt.

‘Gezocht: filosoof. Voor een riant salaris.’ Die advertenties zie ik zelden. Filosofie is geen vak, filosoof is geen beroep. Een studie filosofie geeft je in sommige opzichten een achterstand. Veel mensen hebben wel een vak geleerd. Die weten wat ze zullen worden. Hun toekomst ligt veel meer vast.

Maar een studie filosofie geeft je tegelijk ook een voorsprong. Je bent een ‘denkdier’ dat hopelijk beter heeft leren denken. Je toekomst ligt niet vast, maar staat open. Je moet je eigen vak leren.

Als filosoof ben ik gespecialiseerd in de geschiedenis van de wijsbegeerte in Nederland. Dat was ooit een afstudeervariant hier aan de Erasmus Universiteit, maar ook een verzekerde weg naar langdurige werkloosheid. Daarna deed ik een promotieonderzoek bij geschiedenis, aan de Universiteit van Amsterdam, en raakte ik betrokken bij de SP.

Het is denk ik belangrijk om je studie filosofie te gebruiken om daarnaast een vak te leren. Een vaardigheid, iets waarmee je een inkomen kunt verdienen. En om goede contacten te leggen met mensen en organisaties waar je mogelijk ooit aan de slag kunt. Of om zelf iets te beginnen.

Filosoof is geen beschermde titel. Ik werd al ‘filosoof’ genoemd, lang voordat ik filosofie ging studeren. Bij ons in Hilvarenbeek, een klein dorp in Brabant. Omdat ik vreemd was, altijd vreemde vragen stelde en vaak dingen anders bekeek. En misschien is dat wel het aardigste van filosofen. Dat we iets eigenaardigs hebben. Een eigen aard. En daarom ook ieder onze eigen weg moeten zien te vinden.

Van Ronald van Raak verscheen het boek ‘Op zoek naar vrijheid. Een filosoof in de politiek’ (Van Gennep, 2012)

Betrokken SP'ers