opinie
Jan Marijnissen:

Vergroting cel-capaciteit geen oplossing voor criminaliteit

Met enige regelmaat is er aanleiding om de cel-capaciteit opnieuw op de politieke agenda te plaatsen. Opvallend zijn de oplossingen waarvan de opeenvolgende ministers van Justitie zich steeds weer bedienen.

Het cellentekort wordt niet zo zeer veroorzaakt door een toename van de criminaliteit, als wel door een toename van de ernst daarvan, waardoor steeds langere straffen door rechters worden opgelegd. Het is bovendien de politiek zelf geweest die voortdurend heeft geroepen om langere straffen. Zo is de strafbaarstelling van bijvoorbeeld drugsdelicten verhoogd van vier naar maximaal zestien jaar. De totale duur van de opgelegde straffen is tussen 1990 en 1994 met 33 procent toegenomen. De gevangenispopulatie met een opgelegde gevangenisstraf van twee jaar of meer is tussen 1990 en 1994 gestegen van 27 procent naar 48 procent. Als gevolg van deze twee ontwikkelingen is er de afgelopen jaren een structureel cellentekort ontstaan, ondanks de bouw van steeds weer nieuwe cellen. Bedroeg het aantal cellen in 1990 nog 6.800, in 1995 is dit aantal gegroeid tot 12.000. Minister Sorgdrager heeft nu het plan gelanceerd om daar nog eens 3.000 cellen aan toe te voegen.

De bouw van extra cellen zal echter nooit de oplossing zijn voor het probleem van de criminaliteit. Het is zelfs de vraag of meer cellen het vraagstuk van het relatieve tekort kan oplossen. De bouw van steeds weer extra cellen heeft immers niet geleid tot een evenwicht tussen vraag naar en beschikbaarheid van plaatsen. Wel heeft het de maatschappij voor enorme kosten geplaatst. Een cel met een normaal gevangenisregime kost tweeeneenhalve ton om te bouwen en een ton per jaar aan exploitatiekosten. Voor een cel binnen een extra beveiligde inrichting zijn de kosten per jaar een veelvoud daarvan.

De bouw van steeds meer gevangenissen om alle langgestraften te kunnen insluiten is des te wranger omdat inmiddels al lang bekend is dat lange gevangenisstraffen contra-productief zijn in de zin dat ze een nadelig effect hebben op de resocialisatie van de gedetineerde. Het zeer langdurig buiten de maatschappij plaatsen van mensen maakt dat zelfs hun laatste restje sociale binding met de samenleving wordt verbroken. Het opleggen van een langdurige gevangenisstraf lijkt daarmee alleen de vergeldingsdrang te dienen. Dit doel wint het steeds vaker van het belang van resocialisatie. Het ontbreken van kansen tot resocialisatie blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat maar liefst 80 procent van de gedetineerden na het uitzitten van de straf opnieuw wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De gevangenis houdt daarmee grotendeels haar eigen populatie in stand. Daar komt bij dat naar schatting 10 procent tot 20 procent van het totaal aantal gedetineerden psychisch gestoord is. Het verblijf van deze mensen in een gevangenis dient geen enkel doel. Niet alleen zijzelf, maar ook de medegevangenen, de bewaarders en de samenleving als geheel hebben er belang bij dat zij worden opgenomen in psychiatrische inrichtingen. Maar aan plaatsen in deze inrichtingen is weer een chronisch gebrek. Dezelfde vraagtekens kunnen worden geplaatst bij het grote aantal verslaafden in de gevangenissen; zolang zij niet van hun verslaving afkomen, zullen zij afwisselend in de maatschappij en in detentie verblijven.

Minister Sorgdrager heeft vanaf haar aantreden als minister van Justitie steeds gepleit voor een andere aanpak van de criminaliteit. Haar uitlatingen over het voeren van een sterker preventief beleid, uitbreiding van de alternatieve strafoplegging en een actiever jeugdbeleid waren wat dat betreft positief. Deze voornemens hebben echter niet tot een zichtbaar resultaat geleid. Haar voorstel tot de bouw van 3000 extra cellen is daarentegen juist weer reactief en daarmee louter symptoombestrijding.

In de eerste plaats zal in tegenstelling tot de conclusies van het rapport van de commissie Korthals Altes de oplegging van alternatieve straffen moeten worden uitgebreid. De schadelijke gevolgen van vrijheidsontneming worden daarmee voorkomen. Bovendien blijkt uit verschillende onderzoeken van onder meer het WODC (het wetenschappelijk bureau van het ministerie van Justitie) dat alternatief gestraften minder recidiveren dan vrijheidsgestraften. En last but not least bespaart het opleggen van een alternatieve straf de maatschappij aanzienlijke kosten. Een van de mogelijke alternatieven is het electronisch toezicht. Dit houdt in dat de veroordeelde zijn straf thuis uitzit. Om te controleren of hij zich niet aan het huisarrest onttrekt, wordt er via een electronische enkelband toezicht gehouden. Deze vorm van uitzitten van de straf heeft als belangrijk voordeel dat de veroordeelde zijn sociale contacten met zijn directe omgeving kan behouden. Bovendien is deze vorm voor de maatschappij goedkoop en wordt het cellentekort minder nijpend. De minister moet vaart maken met de evaluatie van de huidige experimenten met deze vorm van straf. Daarbij moeten de kritische kanttekeningen van onder meer de Coornhert Liga worden betrokken. In de tweede plaats dienen zowel gedurende de detentie als in de periode daarna projecten te worden opgezet voor resocialisatie en begeleiding, bijvoorbeeld voor het volgen van een opleiding en het vinden van werk. Drugsverslaafden dienen voor een duidelijke keuze gesteld te worden. Er moet meer geld beschikbaar komen om de wachtlijsten voor afkickcentra in te korten. Een deel van de geldmiddelen die nu nog wordt besteed aan het vergroten van de celcapaciteit kan uiteindelijk in plaats daarvan worden geinvesteerd in dergelijke projecten.

Bovenal geldt echter dat het cellentekort een terugkerend probleem zal blijven, zolang de maatschappelijke oorzaken van criminaliteit niet structureel worden aangepakt. Op een vraag waarom het met de Amerikaanse economie zo slecht ging en met de Japanse zo goed zei Jesse Jackson eens: 'In Japan gaat de jeugd naar school; wij stoppen ze in de gevangenis.' Factoren als werkloosheid, achterstand in opleiding en uitzichtloosheid vormen een voedingsbodem voor ontspoord en crimineel gedrag. Voor steeds grotere groepen, waaronder veel (allochtone) jongeren, geldt dat zij niets te verliezen hebben. Een gebrek aan sociale controle en anonimisering van de samenleving doet de rest.

Een samenleving die alsmaar meer gevangenissen bouwt is bezig met het verleden, terwijl een samenleving die oog heeft voor de jeugd en preventie bezig is met de toekomst. Een preventief beleid zal daarom pas werkelijk effect sorteren indien de sociaal-economische omstandigheden van mensen worden erkend als bron van criminaliteit. En het zijn nu juist deze sociaal-economische omstandigheden die onder de kabinetten Lubbers en voortgezet door dit paarse kabinet voor zeer velen steeds verder zijn verslechterd.

Betrokken SP'ers