opinie
Agnes Kant:

Speelruimte moet voor kinderen worden opgeëist

Buiten spelen is voor veel kinderen – vooral in de steden – tegenwoordig niet meer de gewoonste zaak van de wereld. Het belang van voldoende speelruimte voor kinderen verliest het steeds vaker van andere belangen, zoals de aanleg van parkeerplaatsen, woningen of winkelcentra. Kinderen zijn immers geen marktpartij waarmee rechtstreeks onderhandeld hoeft te worden. Het is hoog tijd om speelruimte voor kinderen op te eisen door middel van een landelijke norm voor het aantal vierkante meters buitenspeelruimte per woongebied.

Buiten spelen is niet alleen leuk voor kinderen, uit verschillende onderzoeken blijkt dat het ook belangrijk is voor hun gezondheid en ontwikkeling, zowel fysiek als sociaal-emotioneel. Toename van het overgewicht bij kinderen is een zorgwekkende ontwikkeling. In sommige wijken is bij 15 tot 40% van de kinderen sprake van overgewicht. Buiten spelen kan een belangrijke rol spelen bij het terugdringen van overgewicht bij kinderen. Het belang van buiten spelen raakt niet alleen het individuele kind, het is ook van invloed op het gezin en de leefbaarheid van de buurt. Bovendien leidt het op langere termijn tot lagere gezondheidskosten en minder vandalisme.

Eén op de vijf kinderen speelt niet meer op straat. Dit komt niet alleen door de toegenomen concurrentie met televisie, computer, sportclubs en andere hobby’s, maar voor een belangrijk deel door de afname van de mogelijkheden daartoe, de beperking van beschikbare ruimte en de toename van de onveiligheid op straat. Zo is in de loop van de jaren in Nederland het aantal auto's schrikbarend toegenomen van 5,5 miljoen in 1995 tot 7 miljoen in 2005. Volgens de Nota Mobiliteit zullen er in 2020 9 miljoen auto’s zijn, met alle gevolgen van dien voor het spelen in straten en buurten. Hoe meer verkeer in een woonwijk, hoe minder lichamelijk actief kinderen zijn, zo blijkt uit recent TNO-onderzoek. Bovendien gaat parkeerruimte in de steden meestal ten koste van speelruimte. Nu al zijn er 9.300 voetbalvelden aan geparkeerde auto’s; in 2020 zullen dat 18.000 voetbalvelden zijn.

Openbare ruimte wordt een steeds schaarser goed. In nieuwbouwgebieden worden steeds meer woningen per hectare gebouwd, terwijl er in de bestaande bouw sprake is van inbreiding of verdichting, wat betekent dat alle beschikbare grond ze effectief mogelijk voor (woning)bouw geschikt wordt gemaakt. Veel grond wordt verkocht aan particulieren en projectontwikkelaars. Doordat zij niet altijd het algemeen belang voor ogen hebben, legt het belang van speelruimte voor kinderen het vaak af tegen het economisch belang van parkeerplaatsen, woningen, winkelcentra en bedrijventerreinen. Speelruimte voor kinderen is de sluitpost op vrijwel elke begroting van projectontwikkelaars, stedenbouwkundigen en architecten. Kinderen zijn immers geen marktpartij waarmee rechtstreeks onderhandeld hoeft te worden.

Volgens het door Nederland ondertekende Internationale Verdrag van de Rechten van het Kind hebben kinderen recht op spelen. Al in 1983 werd voorgesteld het recht van kinderen op speelruimte wettelijk vast te leggen. Desondanks is wetgeving tot op heden uitgebleven. Het wordt hoog tijd dat dit fundamentele kinderrecht in landelijke wetgeving wordt vastgelegd, want ‘we komen er samen wel uit’ gaat hier niet op, zo blijkt.

Binnenkort behandelt de Tweede Kamer het initiatiefwetsvoorstel Buitenspeelruimte. Daarin wordt voorgesteld om tenminste drie procent van de oppervlakte van woongebieden voor speelruimte te bestemmen. Van deze norm wordt in Nederland nauwelijks de helft gehaald. Alleen door middel van een landelijke norm kan voldoende buitenspeelruimte voor kinderen worden gegarandeerd. Er is sprake van een breed maatschappelijk draagvlak voor dit voorstel. Laten we hopen dat politiek Den Haag het spelende kind niet nog verder in de verdrukking laat komen.

Betrokken SP'ers