Interview Hidde Boersma: Zet technologie in ten dienste van ons allemaal

Veel milieu- en ontwikkelingsorganisaties verzetten zich fel tegen het genetisch modificeren van gewassen. Ten onrechte, volgens microbioloog en wetenschapsjournalist Hidde Boersma. Hij stelt dat genetische modificatie juist kan bijdragen aan de bestrijding van armoede onder boeren in ontwikkelingslanden en dat je er de voedselzekerheid mee kan verbeteren. Hij maakte daarover de documentaire Well Fed.

Genetische modificatie is een techniek die ook wel bekend staat als gentech. Maar wat houdt het eigenlijk in? Lange tijd veredelden boeren hun gewassen door ze te kruisen en te selecteren op de gewenste eigenschappen. Zoals een bepaalde lekkere zoete smaak, of een bepaalde vorm of grootte. Zo zijn broccoli, bloemkool en spruitjes allemaal door mensen gemaakt vanuit een klein mosterdplantje. Het nadeel van planten kruisen is dat de nieuwe plant meer dan alleen de specifieke eigenschap krijgt die je wilt hebben. Zo kan de vorm naar je zin zijn, terwijl de smaak per ongeluk weer bitterder is geworden. Met genetische modificatie gaat dat anders. Door wetenschappelijk onderzoek weten we dat bepaalde genen verantwoordelijk zijn voor bepaalde eigenschappen van planten. Een specifiek gen kan vanuit de ene plant in een andere worden gezet. Daarmee kunnen planten veel sneller verbeterd worden. Bijvoorbeeld door ze resistent te maken tegen veelvoorkomend ongedierte of door vitamines toe te voegen.

Een boer in Bangladesh spuit zonder bescherming gif op zijn aubergines. Door een overheidsproject zijn er nu genetisch gemodificeerde aubergines die minder hoeven worden bespoten. (© Philip Fountain)

Waarom heb je Well Fed gemaakt?

‘Het hele idee van Well Fed was om de dogma’s over genetische modificatie te bestrijden. In de discussie over gentech ben je of principieel helemaal voor of helemaal tegen. We wilden duidelijk maken dat er een andere kant is dan alleen het grootkapitaal en de Monsanto’s van deze wereld, die de technologie gebruiken om er vooral rijker van te worden. Doordat genetische modificatie zo sterk geassocieerd wordt met Monsanto, willen milieuorganisaties het verbieden. Ook in ontwikkelingslanden. Terwijl gentech zo ingezet kan worden dat juist de armste mensen er baat bij hebben. Technologie is niet hetzelfde als het grootkapitaal dat er gebruik van maakt. Als wij de techniek collectief toe-eigenen, kunnen we er prachtige dingen mee doen.’

Wat zijn voorbeelden van genetische modificatie in het algemeen belang?

‘Voor de documentaire ging ik naar Bangladesh. Daar spuiten boeren tachtig keer per seizoen met pesticiden, zonder bescherming, om hun oogst te behouden. Dat is heel slecht voor hun gezondheid. De overheid heeft er het initiatief genomen om genetisch gemodificeerde aubergines te telen, waar veel minder pesticiden voor nodig zijn.

Golden rice vind ik ook een mooi voorbeeld van genetische modificatie in het algemeen belang. In veel Zuid-Aziatische landen hebben mensen een vitamine A-tekort, omdat ze geen groenten kunnen betalen. Ze eten wel de hele dag rijst. Golden rice is zo aangepast dat er vitamine A in zit, waardoor het zijn karakteristieke goudachtige kleur krijgt. Maar ik vind dat er nog veel te weinig goed gebruik van de technologie wordt gemaakt:
95 procent van de landbouwvelden wereldwijd waar genetisch gemodificeerde gewassen op staan, is bestemd voor veevoer. Dat is zonde.’

Welke rol heeft de overheid in deze projecten?

‘Nieuwe technieken hebben altijd het risico gekaapt te worden door een kleine groep grote bedrijven. Om nieuwe technieken in te zetten voor een beter leven voor ons allemaal, moeten we het niet op z’n beloop laten. Er is een sterk sturende overheid nodig om ervoor te zorgen dat toepassingen van technologie ten dienste van ons allen komen te staan. De voorbeelden die ik noemde zijn allemaal overheidsprojecten. Ze laten zien dat overheden met lokale universiteiten en ontwikkelings-
organisaties samen technologie op een democratische manier in kunnen zetten.’

Greenpeace reageerde op je documentaire met een verwijzing naar Zuid-Amerika. Daar worden veel gentech-gewassen gebruikt, maar allemaal voor veevoer en het gebruik ervan levert boeren over aan Monsanto. Greenpeace zegt dat ontwikkelingslanden behoed moeten worden voor wat grote bedrijven met gentech in Zuid-Amerika hebben gedaan en dat de technologie daarom verboden moet worden.

‘Dat vind ik een hele gekke redenering. Als het ergens niet goed gaat, dan betekent het toch niet dat het altijd en overal verkeerd zal gaan? Hoe genetisch gemodificeerde gewassen over het algemeen worden gebruikt in Zuid-Amerika vind ik ook niks, maar de techniek op zich is redelijk neutraal. Internet is daar ook een voorbeeld van. Het kan gebruikt worden om kinderporno te verspreiden, maar ook om informatie te delen via Wikipedia. We bannen niet het hele internet uit omdat er kwaad mee gedaan kan worden. We moeten er juist goede toepassingen voor ontwikkelen waar we allemaal wat aan hebben. Dus als er een project is waar gentech wel goed kan worden ingezet, dan kunnen we dat toch gewoon doen? Als wij – linkse partijen, milieubeschermers en ontwikkelingsorganisaties – onze handen van nieuwe technieken aftrekken, dan laten we het gebruik ervan over aan grote bedrijven. Zij handelen niet per se in het algemeen belang.’

(© Philip Fountain)

Waarom doen ontwikkelings- en milieuorganisaties dat?

‘De klassieke milieubeweging pleit ook in Afrika voor biologische landbouw zonder kunstmest, bestrijdingsmiddelen en verbeterde zaden. Maar in Afrika is de landbouw voor een heel groot deel al biologisch en schiet daar tekort. De opbrengst is vaak een vijfde, soms zelfs maar een tiende, van de opbrengst in Nederland. En dan moet je bedenken dat er de komende jaren ook nog eens drie miljard mensen op aarde bijkomen, waarvan een groot deel in Afrika.

Als we willen dat ze zichzelf kunnen voeden en het Congo Basin en het Krugerpark willen behouden, dan is er maar een oplossing: intensiveren. Dat hoeft natuurlijk niet zo ver te gaan als in Nederland. Als de opbrengsten op het Afrikaanse continent verdrievoudigen, dan is de landbouw  nog steeds niet zo intensief als hier en is er genoeg voedsel. Zonder dat het extra landbouwgrond kost. Boeren die geen toegang hebben tot landbouwtechnieken, zoals kunstmest en gentechgewassen, kunnen hun opbrengst alleen vergroten door er meer land voor vrij te maken. Dat gaat allemaal ten koste van de natuur.’

Je pleit voor intensivering van landbouw. Moet de landbouw in Nederland nog intensiever?

‘Nee hoor, we leven hier in het land met misschien wel de meest intensieve landbouw ter wereld. Dat is een hele andere situatie dan op veel andere plekken. Wat hier goed is om te doen – zoals minder kunstmest gebruiken – kunnen we niet zomaar exporteren naar ontwikkelingslanden. Afrikaanse boeren moeten juist meer beschikking krijgen over kunstmest, alleen niet in de hoeveelheden die in Nederland worden gebruikt. Op sommige punten zijn we in Nederland wat te ver doorgeslagen met de intensieve landbouw. Daardoor voelen mensen zich er ongemakkelijk bij. Maar het is onterecht om te stellen dat intensivering altijd en overal ter wereld een slecht idee is.’

Waarom is er dan toch veel weerstand tegen intensievere landbouw in ontwikkelingslanden?

‘We voelen ons onthecht van de natuur. We voelen geen band meer met onze voedselproductie. Er is sprake van individualisering en mensen ervaren dat ze niet meer meester zijn over hun eigen leven. De ontvlechting van de natuur levert als reactie op dat we precies het tegenovergestelde willen en ons dus afzetten tegen modernisering. Daar komt de liefde voor het eigen moestuintje en biologische landbouw vandaan.

Maar het is een grote denkfout dat biologische landbouw een duurzamere samenleving oplevert. Als de hele wereld biologisch voedsel produceert, dan kost dat 20 procent meer landbouwgrond omdat de opbrengsten lager zijn. Deze oplossing, die mensen nastreven om hun eigen ongemak te verminderen, is niet per se beter voor de wereld, en al helemaal niet voor mensen in ontwikkelingslanden.

We hebben in het Westen een ontwikkeling doorgemaakt van een agrarische economie naar een geïndustrialiseerde economie, naar een diensteneconomie. Door het ongemak met de moderne maatschappij romantiseren mensen de tijd van de agrarische economie. Toen zouden we nog in harmonie met de natuur leven. In een groot deel van Afrika leven mensen op het platteland in zo’n economie. Maar het leven daar is echt niet te benijden. De romantisering van het pre-industriële bestaan lost ons ongemak op, maar we beseffen te weinig hoe zwaar dat bestaan is, vooral voor vrouwen. Professor Internationale Gezondheid Hans Rosling zei altijd treffend: “Mensen leven niet in harmonie met de natuur, ze sterven in harmonie met de natuur.” Het is gemakkelijk om de natuur te romantiseren als je er ver vanaf staat, maar de natuur is gewoon gevaarlijk. De kindersterfte was vroeger wel iets van 20 procent. Dat percentage lag juist zo hoog, omdat we zo dicht op de natuur werkten. En terug naar de landbouw van tweehonderd jaar geleden, betekent veel onzekere opbrengsten en hongersnoden. Als je echt in harmonie met de natuur leeft, dan wil je je daar het liefst zoveel mogelijk aan ontworstelen. Daarom pleit ik ervoor dat Afrika eenzelfde ontwikkeling doormaakt als Zuid-Amerika, Noord-Amerika en Europa. Het is nodig om er industrialisatie en een diensteneconomie na te streven om het lijden van die mensen te verlichten en om uiteindelijk ook een duurzamere samenleving te creëren.’

Hidde Boersma is microbioloog en wetenschapsjournalist. Hij maakte de documentaire Well Fed en schreef mee aan het boek Ecomodernisme: het nieuwe denken over groen en groei.