Het belang van bereikbaarheid

Eerlijk en toegankelijk openbaar vervoer is ontzettend belangrijk, maar speelt onvoldoende een rol in de praktijk van beleidsmakers. Door het begrip efficiëntie eenzijdig op te hangen aan het streven naar winst, groeit de kloof tussen goed en slecht bereikbare plekken. Het zou beter zijn om ook ‘basisbereikbaarheid’ op te nemen als beleidsdoel.

Tekst: Anne van der Veen

Dagelijks reizen meer dan een miljoen Nederlanders met het openbaar vervoer. Het ov heeft een belangrijke maatschappelijke functie: dankzij een goed dekkend netwerk van treinen, trams en bussen zijn banen, scholen, ziekenhuizen, winkels en supermarkten voor bijna iedereen bereikbaar.

Helaas is die maatschappelijke functie steeds meer uit het zicht geraakt. Het belang van bereikbare steden wordt vaak genoemd, maar er wordt maar weinig beleid gevormd rondom bereikbaarheid van belangrijke bestemmingen. In plaats daarvan zijn de pijlen vaak gericht op een efficiënter en winstgevender openbaar vervoer. Die doelen zijn zeker belangrijk, maar kunnen de maatschappelijke functie ondermijnen als ze de overhand krijgen.

Wat kan er misgaan? Efficiëntie in verkeer en vervoer houdt in dat zoveel mogelijk mensen zo snel mogelijk van A naar B vervoerd worden. In een ideale wereld met oneindig veel geld zou iedereen dus snel van A naar B kunnen komen. In de echte wereld, met beperkt geld voor ov-investe-
ringen, worden keuzes gemaakt zodat de grootste groep reizigers sneller kan reizen. Met die logica worden minder populaire lijnen geschrapt of verschraald, zodat de drukkere lijnen nog meer mensen nog sneller kunnen vervoeren. Dat is immers het meest efficiënt.

Maatschappelijke functie ov

Maar is dat wel zo eerlijk? Hoe minder vervoer je tot je beschikking hebt, hoe afhankelijker je wordt van het vervoer dat je nog wél hebt. Het gebruik van openbaar vervoer hangt ook sterk samen met de kwaliteit ervan: hoe beter het openbaar vervoer is, hoe meer mensen er gebruik van maken. Andersom werkt dat ook: wanneer er wordt gekort op ov zullen minder mensen in de bus of de trein stappen. Aangezien lage of teruglopende reizigersaantallen een efficiëntere dienstregeling in de weg staan, wordt er al gauw nog meer op die lijnen bezuinigd.

Zo ontstaat er een kloof tussen goed en slecht bereikbare plekken: de goed bereikbare plekken worden steeds beter bereikbaar, ten koste van de minder goed bereikbare plekken die (zonder ingrijpen) langzaamaan verder verslechteren. En dat terwijl het belang van bereikbaarheid, de maatschappelijke functie dus, het grootst is op de plekken die niet goed bereikbaar zijn.

Hoe kan dat beter? Deze vraag heb ik geprobeerd te beantwoorden in mijn masterscriptie. Allereerst is een hernieuwde focus op bereikbaarheid nodig. Ondanks het feit dat bereikbaarheid een van de belangrijkste doelen van openbaar vervoer is, wordt zij nauwelijks gemeten en wordt er weinig beleid aan gekoppeld. Met moderne software is precies te berekenen hoeveel banen, scholen, winkels en supermarkten binnen een bepaalde tijd te bereiken zijn. Bijvoorbeeld: bij hoeveel scholen kun je in een half uur tijd komen met
het ov?

Basisbereikbaarheid

Heb je eenmaal een goed beeld van de bereikbaarheid in een stad of gemeente, dan kun je een ondergrens bepalen. Noem het ‘basisbereikbaarheid’: de minimale hoeveelheid banen, ziekenhuizen et cetera die voor iedereen te bereiken moeten zijn. Dat kan ook bepaald worden voor hulpbehoevende groepen, bijvoorbeeld door ‘iedereen’ te vervangen door ‘ouderen’. Op die manier zorg je ervoor dat de maatschappelijke functie van openbaar vervoer een concreet doel wordt.

Om die doelstelling te vertalen naar maatregelen en investeringen, moet in kaart gebracht worden waar de basisbereikbaarheid niet gehaald wordt. Waar wonen de mensen die het ziekenhuis niet kunnen bereiken? Openbaar vervoer is niet de enige oorzaak van bereikbaarheidsproblemen en is ook zeker niet de enige oplossing. Zo zou zorg ook naar de ouderen toe kunnen komen. Wanneer ergens veel mensen onder die basisbereikbaarheid vallen én het openbaar vervoer op die plek inderdaad ondermaats is, dan zijn investeringen in het ov aan te bevelen.

Eigenlijk is de conclusie van mijn onderzoek vrij simpel: aangezien bereikbaarheid zo belangrijk is voor het openbaar vervoer, is het niet meer dan logisch om bereikbaarheid ook als basis te gebruiken voor beleid, concessies en investeringen. Daar is geen revolutie voor nodig: met nieuwe kwaliteitseisen voor het openbaar vervoer, zoals ‘het ov moet iedereen binnen X minuten naar Y kunnen vervoeren’, kunnen we al ontzettend ver komen om nuttig openbaar vervoer voor iedereen te waarborgen. 

Anne van der Veen heeft Infrastructuur gestudeerd aan de Technische Universiteit Delft. Eerder schreef hij voor De Correspondent over een eerlijk systeem voor openbaar vervoer. Zie: decorrespondent.nl/annevanderveen