publicatie

Spanning, januari 2006 :: Het rijke rooie leven: Kraken

Spanning • januari 2006

Het rijke rooie leven - deel 12

In een serie artikelen schetst Ronald van Raak de geschiedenis van het socialisme in Nederland.

Kraken

In november 2005 kraakte een aantal leden van ROOD, de jongerenvereniging van de SP, het Monopolegebouw aan de Hoogstraat in Schiedam. De gemeente wilde het gebouw, dat onder meer dienst doet als onderkomen van het Filmhuis en jeugdtheater De Teerstoof, verkopen aan een bedrijf dat daar een gokhal wil vestigen. De ROOD-krakers vervingen het slot en lieten de Schiedamse wethouder weten dat hij de nieuwe sleutel kon ophalen bij de bedreigde culturele instellingen. ROOD is in 2003 een campagne gestart tegen de woningnood onder jongeren en omarmt daarbij ook het kraken als actiemiddel. In verschillende steden zijn voor korte of langere tijd leegstaande woningen en kantoren bezet.

Tekst: Ronald van Raak

De SP-jongeren geven vervolg aan een roerige kraakgeschiedenis in Nederland. De kraakbeweging begon halverwege jaren zestig toen dakloze studenten in Amsterdam leegstaande panden betrokken. Begin jaren tachtig, toen landelijk zo’n 20.000 krakers actief waren, kende de beweging haar hoogtepunt. Staken was het strijdmiddel van de werknemers, die zich georganiseerd hadden in partijen en vakbonden. Kraken werd het middel bij uitstek voor jongeren, die geen politieke of economische macht hadden. Rond de kraakbeweging ontstond een anarchistische tegencultuur van onderlinge hulpdiensten, culturele vrijplaatsen en tv- en radiopiraten. De acties van de ROOD-jongeren laten zien dat kraken echter ook een geschikt actiemiddel is voor politieke partijen.

Een nieuw type actievoerder

Kraken, het bezetten van leegstaande woningen, staat in een lange traditie van onderling hulpbetoon van arbeiders. Het vond al in de jaren dertig plaats, toen veel mensen als gevolg van de crisis de huur niet meer konden betalen. Bewonerscomités bezetten toen woningen waar gezinnen die uit hun huis werden gezet, onderdak konden vinden. In de jaren zeventig organiseerden ook SP’ers, waaronder de huidige mediamagnaat Derk Sauer, comités van huurders en woningzoekenden, om mensen te helpen bij het kraken van een woning. Maar kraken was ondertussen veel méér geworden dan een zelfhulp voor huurders. Het was ook een vorm van directe actie tegen het bouwbeleid, dat volgens de activisten veel te weinig rekening hield met de noden van de bewoners.

De kraakbeweging van de jaren zestig is eigenlijk een kind van Provo, dat vorige maand aan bod kwam. In een Witte Huizenplan uit 1966 werd voorgesteld om de deuren van alle leegstaande huizen in Amsterdam, waaronder het paleis op de Dam, wit te schilderen, als teken dat iedereen er kon wonen. Na de opheffing van Provo in 1967 zochten de betrokken jongeren naar meer praktische vormen van verzet, zoals het bezetten van panden. In Amsterdam werden in de destijds verpauperde Nieuwmarktbuurt, op Kattenburg en in de Dapperbuurt kraakacties georganiseerd. Organisaties als Koöperatief Woningburo de Kraker (doet het vaker) en Woningburo de Koevoet (weet hoe het moet) hielpen woningzoekenden bij het kraken van een woning. Ook verscheen een Handleiding voor krakers (1969), met praktische kraaktips: ‘Het beste kunt u ’s avonds kraken, bijvoorbeeld tijdens een populair tv-programma’. Veel aandacht was er voor het contact met de buurt: ‘Nodig uw buren uit voor de koffie, er is dan voor de buurt niets geheimzinnigs meer aan uw verblijf. Was uw ramen, schilder de raamkozijnen en buitendeuren, kom in gesprek met de buurtbewoners.’ De krakersorganisatie Aktie ’70 hield in 1970 als eerste een kraakspreekuur, op de stoep voor het Centrum Bureau Herhuisvesting in Amsterdam, als alternatief voor de gemeentelijke huisvesting. Op 5 mei 1970 - bevrijdingsdag - werd een Nationale Kraakdag georganiseerd, waarop deze nieuwe actievorm navolging kreeg in andere steden, zoals Haarlem, Nijmegen en Utrecht. Bovendien namen nieuwe groepen deel aan de acties: buurtcomités gingen kraken, niet alleen om mensen aan een woning te helpen, maar ook om aandacht te vragen voor de leefbaarheid van de buurt.

Een voet tussen de deur

De acties van de krakers tegen de afbraak van woningen en voor de huisvesting van daklozen konden rekenen op sympathie van de bevolking, zo bleek na de gemeenteraadsverkiezingen van juni 1970. In Amsterdam haalde de ‘krakerspartij’ Kabouterstad maar liefst 11 procent van de stemmen. Oud-kraker Eric Duivenvoorden stelt in Een voet tussen de deur (2000) - een wat eenzijdige maar vlot geschreven geschiedenis van de kraakbeweging - dat er in 1975/76 in Amsterdam ongeveer 700 kraakpanden moeten zijn geweest, met zo’n 5.000 inwoners; in Utrecht 300 tot 600 panden met rond de 2.500 inwoners en in Haarlem mogelijk 300 panden met 1.500 inwoners. De aanleg van de Amsterdamse metro halverwege de jaren zeventig leidde tot een kraakgolf rond de Nieuwmarkt en een groei van de infrastructuur: van kranten (zoals het Amsterdams Weekblad), radiostations (waaronder Radio Sirene) en werkplaatsen, die hielpen bij het opknappen van woningen en van de buurt. Ook werkten jongerenwerkers en kerkelijke organisaties die woningen zochten voor jongeren en daklozen samen met de krakers.

Naarmate de krakers zich meer organiseerden nam ook het verzet tegen de beweging toe. In 1976 wist de latere premier Dries van Agt een Anti-Kraakwet door de Tweede Kamer te krijgen, maar deze wet bleek juridisch onhoudbaar en strandde begin 1978, na bemoeienis van de Raad van Kerken, in de Eerste Kamer. Naarmate de organisatie toenam, groeide ook de verdeeldheid. Evenals in de vroege vakbeweging ontstond een tegenstelling tussen rekkelijken en revolutionairen. De eersten kregen, in de woorden van Duivenvoorden, een ‘voet tussen de deur’ bij de bestaande politiek. Zij ondersteunden bijvoorbeeld plannen van het kabinet Den Uyl voor jongerenhuisvesting, zoals de bouw van HAT-eenheden (Huisvesting Alleenstaanden en Tweepersoons Huishoudens). Een andere groep bleef direct strijden tegen de afbraak van woningen. Zij zocht de confrontatie met politie en leger, die steeds harder optraden bij ontruimingen.

Het hoogtepunt van de confrontatiepolitiek waren de rellen tijdens de kroning van Beatrix op 30 april 1980, met als leuze ‘Geen woning, geen kroning’. Een door de krakers georganiseerde demonstratie werd op de Blauwbrug staande gehouden en dat was het startsein voor een oproer, met plunderingen en vernielingen in de hele binnenstad. Deze kroningsrellen vormden een kentering voor de kraakbeweging: de daaropvolgende jaren nam het geweld bij ontruimingen van kraakpanden toe en de sympathie van de bevolking voor de kraakacties af. Krakers bleven in de jaren tachtig wél een rol spelen in de ontwikkeling van alternatieve radio- en tv-zenders (zoals Salto) en bladen (zoals het onlangs opgeheven Ravage), voor vrijplaatsen voor kunst- en cultuur (bijvoorbeeld Vrankrijk) en alternatieve woonvormen (zoals woongroepen).

Mede door de radicalisering in de jaren tachtig is de kraakbeweging geïsoleerd geraakt van de politiek. Het is daarom bemoedigend dat juist de politieke jongerenbeweging ROOD kraken nu opnieuw gebruikt als actiemiddel. Met het oog op de gemeenteraadsverkiezingen is het kraken van sloopwoningen of leegstaande kantoren een mooie manier voor SP-afdelingen om de woningnood in hun gemeente onder de aandacht te brengen. Uw koevoet kan weer uit de kast!