opinie

‘Nee’ tegen trainingsmissie in Afghanistan

Binnenkort neemt de regering Rutte een besluit over een nieuwe militaire missie in Afghanistan. Gezien de uitblijvende resultaten is het daarom beter om nu een keer ‘nee’ te zeggen op het verzoek van de NAVO meent Tweede Kamerlid Harry van Bommel.

De schijn wordt gewekt dat het zou gaan om een trainingsmissie met een beperkt aantal meegezonden militairen ter bescherming. Eerder ging de Kamer akkoord met een opbouwmissie die in de praktijk echter neerkwam op een vechtmissie. Er zijn veel redenen om aan te nemen dat het daar nu ook op uitdraait.

Om te beginnen is een politiemissie met militaire steun gewoon een militaire missie. De vermoedelijke 50 instructeurs zullen worden bewaakt door zeker 250 militairen, sommige bronnen spreken zelfs van 500. Zij zullen zwaar bewapend zijn en waarschijnlijk ook andere taken in NAVO-verband moeten uitvoeren.

De Nederlandse militairen die ter bescherming worden meegestuurd opereren immers op basis van hoofdstuk 7 van het VN-Handvest dat het gebruik van geweld toestaat. De VN-resoluties die aan de internationale aanwezigheid ten grondslag liggen, staan alle noodzakelijke maatregelen toe voor het creëren van een veilige omgeving, ook offensieve acties. Daar komen nog eens vier F-16’s bij die breed in de oorlog ingezet kunnen worden zoals ook al jaren het geval is. Eerder zagen we een zogenoemde opbouwmissie al veranderen in een gewone vechtmissie. We moeten ons na die zogenaamde opbouwmissie in Uruzgan niet een tweede keer laten misleiden.

Een tweede reden om niet in te stemmen met een nieuwe missie is het feit dat daarmee steun wordt gegeven aan een door en door corrupt bewind dat amper op steun onder de Afghaanse bevolking kan rekenen. President Karzai is via openlijke fraude bij verkiezingen vorig jaar aan de macht gebleven en met de steun van krijgsheren met bloed aan hun handen heeft hij zijn machtsbasis verbreed. Ook bij de parlementsverkiezingen van afgelopen september zijn er veel onregelmatigheden geconstateerd. De buitenlandse troepenmacht heeft het proces verergerd door krijgsheren fors te betalen in ruil voor veiligheid. De Nederlandse aanwezigheid is onderdeel van het probleem in plaats van de oplossing geworden.

Recent informeerde de regering de Tweede Kamer over de verslechterde veiligheidssituatie in Afghanistan. Ze erkent daarin dat de stijging van het aantal incidenten mede het gevolg is van de toename van de internationale troepen en de Afghaanse veiligheidstroepen die tevens opereren in gebieden die de Taliban voorheen als uitvalsbasis gebruikten. Die analyse sluit aan bij rapporten van het Amerikaanse ministerie van Defensie waarin wordt gemeld dat de regering Karzai slechts in een kwart van de strategische districten wordt gesteund door de bevolking. In de andere districten hebben de Afghanen meer sympathie voor de opstandelingen of is ze hooguit neutraal. Het geweld neemt dus toe en de steun van de bevolking neemt af. Niet alleen de steun voor Karzai maar ook die voor de buitenlandse troepen. Karzai ontleent zijn macht immers in belangrijke mate aan hun aanwezigheid.

De nieuwe missie moet in het beleid passen van de Amerikaanse regering. President Obama heeft aangekondigd de eigen troepen te zullen terugtrekken vanaf de zomer van 2011. Een plan hierover staat zwaar ter discussie in de Amerikaanse legerleiding en de rest van het veiligheidsapparaat. Het telefoontje van president Obama aan premier Rutte van enkele dagen terug moet een pleidooi zijn geweest om Nederland in te passen in de oorlog in Afghanistan.

De regering Rutte heeft de oppositie nodig om aan een meerderheid te komen voor deze missie; de PVV heeft zich namelijk net als de SP reeds tegen een nieuw avontuur in Afghanistan verklaard. Oppositiepartijen GroenLinks en de PvdA lijken ook grote bedenkingen te hebben bij een missie die meer doet dan alleen het trainen van politie en leger en dat maakt de basis voor een nieuwe missie hoe dan ook erg smal. Het zou ook gewoon beter zijn als ons land eens een keer ‘nee’ zegt tegen de NAVO omdat we al twee jaar langer zijn gebleven dan oorspronkelijk gepland en de resultaten bijzonder pover zijn. De militaire bijdrage beëindigen biedt ook de ruimte om na te denken over alternatieven voor deze militaire interventie die zo langzamerhand als mislukt moet worden gekenschetst. Dat doet ook recht aan onze militairen die naar eer en geweten hun inzet plegen onder moeilijke omstandigheden maar in de praktijk zijn opgezadeld met een onmogelijke missie.