Een schone toekomst

We moeten ons land schoon en leefbaar houden, nu en voor de toekomst. Wat we nu kapotmaken, krijgen we nooit meer terug. Het aandeel duurzame energie laten we daarom stevig stijgen, bijvoorbeeld door meer voorwaarden te stellen aan energieleveranciers. De overheid neemt de komende jaren haar verantwoordelijkheid voor energiezuinig produceren en meer duurzame stroom- en gasproductie. De komende vier jaar komt er een moratorium op kolencentrales en kerncentrales.

We stimuleren dat mensen vaker kiezen voor zuinige en duurzame energie. Bovendien nemen we maatregelen om het belastingstelsel flink te vergroenen en te besparen op het gebruik van energie. We doen voorstellen om afval meer milieuvriendelijk te verwerken en grondstoffen opnieuw te gebruiken. Ook gaan we asbestvervuiling beter inventariseren en bestrijden. Vervuilde grond gaan we beter reinigen. Bovendien versterken we het toezicht op milieuvervuiling en de handhaving van milieuregels. We zorgen dat burgers direct financieel voordeel krijgen als ze kiezen voor groene energie.

Onze voorstellen

Energie

  1. De overheid ziet beter toe op de vestigingslocaties van grote elektriciteitscentrales, energie-intensieve industrie en bedrijven die een groot potentieel hebben voor de benutting van restwarmte, zoals de glastuinbouw. Op deze manier kan de totale energie-efficiency tegen de laagste kosten worden verhoogd en worden peperdure investeringen in energie-infrastructuur beperkt. De lozing van restwarmte wordt ontmoedigd via de milieuvergunning en financiële prikkels.
  2. We zetten in op tenminste twee procent energiebesparing per jaar, zowel bij bedrijven als bij de huishoudens.
  3. Via de publieke netbeheerders wordt voldoende geïnvesteerd in verbetering van de elektriciteitsnetten om de inpassing van meer duurzame energie mogelijk te maken, zowel op regionaal niveau (‘smart grids’) als op Noordwest-Europees niveau.
  4. De netbeheerders blijven volledig publieke bedrijven, de winstuitkeringen aan de aandeelhouders (gemeenten en provincies) worden aan banden gelegd.
  5. De grote elektriciteitscentrales gaan een deel van de netkosten betalen, op grond van het principe ‘de vervuiler betaalt’.
  6. We verbeteren de samenwerking met onze buurlanden rond de Noordzee voor een gemeenschappelijk netbeheer en voor de aanleg van een ‘stopcontact op zee’, om aansluiting van windmolenparken op het net mogelijk te maken.
  7. Tot 2020 willen we jaarlijks een toename van ten minste 1,5 procent duurzame energie in de totale primaire energie, daarna jaarlijks in ieder geval 2 procent. We stimuleren het gebruik van zonne-energie en geven ruim baan aan onderzoek naar en toepassing van overige duurzame energiebronnen. Ook vergroten we de betrokkenheid bij de verduurzaming van de energievoorziening door meer ruimte te bieden aan particulieren en energiecoöperaties (zoals geen energiebelasting bij lokale productie van duurzame stroom en gas voor eigen gebruik).
  8. Windmolens op zee zijn een belangrijke duurzame energiebron voor de komende decennia; daarom moet daar — in samenwerking met de andere Noordzeelanden — zwaarder op worden ingezet. Opwekking van windenergie op land moet duidelijker worden ingekaderd via een structuurvisie (waar wel, waar niet) en strengere eisen aan geluid en externe veiligheid. Omwonenden van windparken kunnen meeprofiteren van de opbrengsten, als tegenprestatie voor de horizonvervuiling.
  9. De kwaliteitsbewaking van het energielabel voor gebouwen wordt geregeld op een manier die vergelijkbaar is met de APK voor motorvoertuigen. Investeringen in energiebesparing bij bestaande gebouwen worden aantrekkelijker gemaakt door het differentiëren van de onroerendezaakbelasting (OZB) of het eigenwoningforfait op basis van het energieverbruik.
  10. Intensivering van onderzoek en productontwikkeling is de sleutel voor het bereiken van de energie- en klimaatdoelstellingen. Wij zijn voorstander van het vergroten van de middelen voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van ‘biobased’-economie en -energie. Deels via publieke onderzoeksprogramma’s, deels via fiscale faciliteiten voor bedrijven.
  11. De overheid geeft zelf het goede voorbeeld op het gebied van klimaatbeleid en energiebesparing, zuinige auto’s, meer gebruik van openbaar vervoer en fietsen en het gebruik van duurzame energie en bouwmaterialen.
  12. We beginnen alleen aan schaliegas als dat veilig en milieuvriendelijk kan.
  13. We steunen het streven van de milieubeweging om 30 procent minder koolstofdioxide (CO2) in 2020 uit te stoten. In Europees verband gaan we de gebreken van het systeem van emissierechten voor broeikasgassen (ETS) zo snel mogelijk oplossen. Doel is dat de CO2-prijs zo snel mogelijk een niveau bereikt waarop investeringen in energiebesparende maatregelen rendabel worden. We stoppen met het gratis weggeven van emissierechten.
  14. Aan bio-energie en biomassa worden strenge duurzaamheidseisen gesteld. Deze vormen van energie zijn alleen duurzaam als ze de voedselvoorziening niet in gevaar brengen en daadwerkelijk CO2 wordt bespaard.
  15. Voordat we overgaan tot ondergrondse opslag van koolstofdioxide moeten de effecten daarvan beter worden onderzocht. In plaats van dure en onzekere investeringen te doen in het opslaan van koolstofdioxide kunnen we beter investeren om de uitstoot ervan terug te dringen.
  16. Er komt een heffing op het landen en opstijgen van vliegtuigen om de schadelijke milieugevolgen van het vliegverkeer terug te dringen, zolang er geen Europese kerosineheffing is.
  17. Kernenergie en energie uit kolen hebben geen toekomst. We verlenen dan ook geen vergunningen voor de bouw van nieuwe kolen- en kerncentrales. We zorgen voor een zo veilig mogelijke bovengrondse opslag van kernafval. Kernafval wordt niet bewerkt of hergebruikt. We stoppen met het onnodig heen en weer slepen van kernafval naar opwekkingsfabrieken.
  18. Milieu

  19. We moeten veel zuiniger worden met het gebruik van grondstoffen, door beperking van overbodige consumptie, door slimmere productontwerpen en een groeiend aandeel van hergebruik van reststromen en hernieuwbare grondstoffen.
  20. Afval dient zo veel mogelijk te worden beperkt en zo dicht mogelijk bij de bron te worden verwerkt. Vergunningen voor grensoverschrijdend transport van afval worden alleen nog afgegeven als vaststaat dat verwerking elders milieuvriendelijker kan dan in Nederland.
  21. Nederland zet zich nationaal en internationaal in om het grote probleem van zwervend plastic in de zeeën te bestrijden.
  22. Hoogwaardig gebruik van reststromen wordt bevorderd door storten en verbranden te belasten. De overcapaciteit bij de verbrandingsovens wordt zo snel mogelijk afgebouwd.
  23. Statiegeld op frisdrankflessen is een goede manier om plastic opnieuw te gebruiken. Dat houden we dus in stand. We willen ook statiegeld op kleine flesjes (petflesjes) en blik. Kringloopwinkels verdienen extra aanmoediging.
  24. Er komt een wettelijke asbestinventarisatieplicht voor alle gebouwen. De resultaten van deze inventarisatie zijn openbaar. Acute risico’s die bij een asbestinventarisatie aan het licht komen, dienen binnen twee jaar te zijn gesaneerd. Bij geconstateerde asbestverontreiniging geldt het uitgangspunt dat de vervuiler betaalt. Er komt een schadefonds voor asbestslachtoffers.
  25. Te veel bodemsaneringen bestaan nu uit het verplaatsen van vervuilde grond. Daar willen we mee stoppen: vervuilde grond hoort zoveel mogelijk echt gereinigd te worden in plaats van verplaatst naar een minder hinderlijke locatie.
  26. Er komt een landelijke structuurvisie die voor de 400 gevaarlijkste bedrijven (die vallen onder het Besluit risico’s zware bedrijfsongevallen) betere uitgangspunten en randvoorwaarden formuleert voor de ruimtelijke inpassing van deze bedrijven. Aandachtspunten daarbij zijn: clustering, compartimentering, het terugbrengen van vervoerstromen van gevaarlijke stoffen en het verschuiven van vervoerstromen naar veiliger transportmiddelen, zoals pijpleidingen en de binnenvaart.
  27. We verbeteren de handhaving van milieuregels door de vorming van regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s). Regionale steunpunten van rijksinspecties en medewerkers van veiligheidsregio’s op het gebied van milieu- en veiligheidshandhaving worden onder één dak gehuisvest met deze regionale uitvoeringsdiensten.
  28. De aantasting van de luchtkwaliteit en geluidoverlast door verkeer wordt teruggedrongen: via strengere eisen aan de emissies van motorvoertuigen (in Europese Unie-verband) en gebruiksvergoedingen voor spoormaterieel en vrachtwagens, waarbij hogere emissies leiden tot hogere vergoedingen. De onafhankelijke bewaking van luchtkwaliteit en geluid wordt verbeterd.
  29. De controle op en bestraffing van illegale lozingen op zee en het mengen van scheepsbrandstoffen met brandbaar chemisch afval krijgt een hogere prioriteit. Samen met schippers en scheepsbouwers, havens en marktpartijen zetten we ons in voor een schone scheepvaart.