Investeren in onderwijs en kennis

Juist in crisistijd moeten we investeren in beter onderwijs. Dat is de beste manier om de economie en onze samenleving blijvend sterker te maken. Kinderen met een stoornis of beperking dreigen hun passend onderwijs te verliezen. Leerlingen die een vak willen leren raken verloren in grote leerfabrieken. Studenten zien dat hun studie onbetaalbaar dreigt te worden. Daardoor beperken we de mogelijkheden van jonge mensen om hun toekomst in eigen hand te nemen. Bestuurders van onderwijsinstellingen kijken te veel naar geld en cijfers en lijken de onderwijzers en de leerlingen uit het oog verloren. Dat heeft geleid tot hoge beloningen voor managers, maar slechte diploma’s voor studenten.

Wij gaan geen nullijn invoeren voor medewerkers in het onderwijs en ook geen prestatieloon. We gaan wel werken aan kleinere scholen en kleinere klassen, zodat leerlingen en leraren, ouders en schoolleiding een gemeenschap kunnen vormen. We beperken de macht van schoolbestuurders. Kinderen die dat nodig hebben kunnen rekenen op speciaal onderwijs. Beroepsonderwijs vindt plaats in kleine vakscholen, waar jongeren les krijgen van mensen uit de praktijk. We morrelen niet aan de studiefinanciering en de basisbeurs en nemen maatregelen om de onafhankelijkheid van het wetenschappelijk onderzoek te waarborgen.

Onze voorstellen

  1. We gaan extra investeren in het onderwijs en zien af van de nullijn voor leraren. We morrelen niet aan de studiefinanciering en de basisbeurs. De boete voor ‘langstudeerders’ schaffen we af. Ook willen we meer tijd voor onderwijs en minder geld- en tijdverlies door bureaucratie en regeldrift. Schoolmanagers gaan ook zelf lesgeven. Er komt geen prestatiebeloning voor leraren.
  2. Goed onderwijs vergt bevoegde leraren. Onbevoegde leraren halen binnen twee jaar hun bevoegdheid. Leraren hebben op termijn een masterdiploma — met uitzondering van praktijkleerkrachten. Het niveau van de lerarenopleidingen gaat omhoog. Lerarensalarissen stellen we landelijk vast, we korten op het aantal onderwijsmanagers.
  3. We voeren een maximale klassengrootte in voor het basisonderwijs. Gaandeweg komt op elke basisschool extra ondersteuning, bijvoorbeeld via schoolconciërges of onderwijsassistenten. Ook zetten we ons in voor schoolzwemmen voor ieder kind.
  4. We starten in 2013 een investeringsprogramma om onze economie weer op gang te helpen, waaronder investeringen in scholen en universiteiten.
  5. Het is van belang om taal- en onderwijsachterstanden zo vroeg mogelijk op te sporen. Medewerkers in kinderdagverblijven en voorscholen zijn daartoe opgeleid.
  6. Scholen zijn geen toetsfabrieken, we houden geen verplichte CITO-toets in het basisonderwijs. Er komt meer aandacht voor de vormende taak in het onderwijs, bijvoorbeeld door middel van meer uren burgerschapskunde of maatschappijleer. De vakleerkracht moet terug in het basisonderwijs.
  7. Dankzij een fusietoets worden nieuwe scholenfusies streng getoetst. Om schaalverkleining te stimuleren zorgen we dat scholen de kans krijgen uit een groot schoolbestuur te stappen. We stimuleren de bouw van kleine scholen, bijvoorbeeld door extra financiële steun.
  8. De bezuinigingen op het zogenoemde ‘passend onderwijs’ worden teruggedraaid. Voor leerlingen met een stoornis of beperking dient op alle niveaus speciaal onderwijs beschikbaar te zijn. Geld voor zorgleerlingen wordt besteed aan begeleiding, niet aan andere zaken.
  9. We hervormen de onderwijsinspectie. Inspecteurs krijgen genoeg tijd om scholen te bezoeken in plaats van zich met papieren bezig te houden.
  10. Jeugdwerkloosheid is slecht voor onze jongeren en schadelijk voor onze samenleving. De overheid zorgt ervoor dat iedere jongere onder de 27 jaar kan werken of naar school gaat, zonder dat zij hun sociale rechten verliezen. Schooluitval wordt bestreden door intensievere begeleiding en — voor hen die dat nodig hebben — praktijkgerichte lessen. Opleidingen houden meer rekening met de te verwachten vraag naar arbeidskrachten, onder meer door het stimuleren van technische opleidingen in VMBO, MBO en HBO. Er komt een betere afstemming tussen onderwijs en bedrijfsleven. Van het bedrijfsleven worden meer initiatieven gevraagd voor stage en scholing, bijscholing en omscholing van (aanstaand) personeel.
  11. Uitval in het voortgezet en beroepsonderwijs pakken we aan door intensievere begeleiding.
  12. Leerlingen in het voortgezet onderwijs en het MBO behoren soepel te kunnen doorstromen. Belemmeringen om te ‘stapelen’ (bijvoorbeeld van VMBO naar HAVO en VWO) ruimen we op. En leerlingen die daarmee geholpen worden, bieden we praktijkgericht onderwijs in kleine vakscholen.
  13. Er is een tekort aan technisch geschoold personeel. We stimuleren jongeren daarom technische opleidingen in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs te volgen. We zien ook graag dat de eerste twee jaren van het MBO worden samengevoegd met het VMBO, waardoor een vakschool van zes jaar mogelijk wordt.
  14. Het eindniveau van het MBO wordt centraal vastgesteld en er komen landelijke examens. Grote MBO-scholen worden gestimuleerd om zich op te splitsen.
  15. Het aantal stageplaatsen gaat omhoog. Kleine ondernemers krijgen de mogelijkheid om een Erkend Leerwerkmeester te worden. Ze worden daarbij goed begeleid door de school. Zo komen meer stageplekken beschikbaar, juist ook voor de doelgroepen MBO niveau 1 en 2 en voor leerlingen uit het praktijk- en speciale onderwijs.
  16. Er komt een OV-jaarkaart voor 16- en 17-jarige jongeren in het MBO.
  17. In het HBO wordt beter toezicht gehouden op het eindniveau. Waar mogelijk voeren we landelijke examens in. We stoppen met de perverse diplomabonus, want kwaliteit gaat boven rendement. Grote hogescholen worden gestimuleerd zich op te splitsen. We willen geen fusies tussen HBO-scholen en universiteiten. Een master haal je op de universiteit, niet op het HBO.
  18. In het hoger onderwijs zetten we in op meer kleinschalige opleidingen met intensieve begeleiding. We zien af van de prestatieafspraken waarbij instellingen worden afgerekend op het aantal diploma’s dat ze uitreiken.
  19. Scholen laten zien welk deel van het budget daadwerkelijk in het onderwijs terecht komt. Zo nodig hanteren we een maximumpercentage voor bureaucratie.
  20. De subsidies aan overbodige organisaties als de HBO-raad, de MBO-raad, de VO-raad en de PO-raad schaffen we af.
  21. Om wanpresterende bestuurders beter aan te kunnen pakken worden de juridische mogelijkheden uitgebreid. Zij mogen ook geen nieuwe onderwijsfuncties bekleden. In het onderwijs verdient niemand meer dan een minister.
  22. Er wordt onderzoek gedaan naar een nieuw bestuursmodel in het onderwijs. Inzet is het aan banden leggen van de macht van bestuurders, schaalverkleining en vermindering van de bureaucratie. Er wordt een experiment gedaan waarbij het budget direct naar scholen gaat in plaats van naar het schoolbestuur.
  23. Laaggeletterdheid (functioneel analfabetisme) gaan we beter aanpakken. Daarmee helpen we veel mensen die nu vaak problemen hebben om mee te komen in de maatschappij. We houden ook meer rekening met mensen die niet (goed) kunnen werken met internet, met name ouderen. Het onderwijs voor volwassenen blijft publiek en voor iedereen toegankelijk.
  24. Om de toegankelijkheid voor studenten uit gezinnen met een laag inkomen te verbeteren, verhogen we de aanvullende beurs. Aan een leenstelsel hebben we geen behoefte, omdat scholieren en studenten hier geen belang bij hebben. Het collegegeld voor de tweede studie wordt niet verhoogd, maar gelijkgesteld aan het wettelijk collegegeld.
  25. Sponsoring en reclame horen niet thuis op scholen. Ouderbijdragen moeten aan een maximum worden gebonden en iedereen hoort te weten dat betaling niet verplicht maar vrijwillig is.
  26. We hebben belang bij meer onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Daar willen we meer geld voor beschikbaar stellen. Opdrachtgevers en onderzoekers houden zich voortaan aan de gedragscode voor onafhankelijk onderzoek van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW). Fundamenteel onderzoek wordt bevorderd, we verzetten ons tegen de trend dat wetenschappers zich steeds meer moeten richten op onderzoek dat direct economisch nut heeft.
  27. Alle leerlingen krijgen een acceptatierecht, mits de ouders de grondslag van de school respecteren. Alle scholen hebben een acceptatieplicht.
  28. Discriminatie is bij Grondwet verboden. Het weigeren van leraren en leerlingen op grond van afkomst, huidskleur of seksuele voorkeur tolereren we niet.
  29. Gemeenten blijven verantwoordelijk voor de bouw en het onderhoud van schoolgebouwen. De financiële middelen voor onderwijshuisvesting blijven lopen via de gemeenten.
  30. We helpen scholen en gemeenten om zo veel en zo snel mogelijk gemengde scholen te krijgen, met kinderen van verschillende afkomst. Ze maken daartoe een plan, met betere voorlichting aan ouders over de schoolkeuze, een vast aanmeldmoment voor kinderen en maximering van de onderwijsbijdragen. Waar dat kan werken we met dubbele inschrijflijsten, voor leerlingen met en zonder achterstand.