publicatie

Tribune 09/2012 :: ...

Tribune, oktober 2012

Henk van Os over kunst en schoonheid,

wetenschap en religie

‘Belangrijkste is de obstakels bij de toegankelijkheid van kunst weg te nemen’

Tekst: Jan Marijnissen foto: Suzanne van de Kerk

Ook kunst en cultuur ontkwamen niet aan de bezuinigingen onder Rutte I. Wat is eigenlijk de functie van kunst? Wat is schoonheid? Ik vraag het Henk van Os, de man die jarenlang de kunst in de huiskamer bracht en aan de basis heeft gestaan van de renovatie van het Rijksmuseum, dat volgend voorjaar eindelijk weer zijn deuren opent voor het grote publiek. ‘Het is ongelooflijk mooi geworden, mooier dan ik ooit had kunnen dromen.’

tekst Jan Marijnissen foto’s Suzanne van de Kerk

We ontmoeten elkaar in het roemruchte Maagdenhuis, waar hij een ruim kantoor heeft met uitzicht op het Spui. Ik zie veel boeken, mooie dingen aan de muur en een verzameling gedecoreerde eieren. Hij thee, ik koffie. Henk opent het gesprek met de mededeling dat hij het buitengewoon gewaardeerd heeft dat hij de partijraad van de SP recentelijk heeft mogen toespreken. ‘Ik heb vaak op dit soort bijeenkomsten gesproken, maar dit vond ik uitzonderlijk. Aardige mensen en een fijne discussie.’

Wat is kunst?

‘Voor een kunsthistoricus is kunst wat als kunst gepresenteerd werd en wordt. Vroeger ging ik te veel in op de esthetica, en niet op de geschiedenis. Dat heb ik afgeleerd, want als historicus moet je openstaan voor alles wat als kunst wordt gepresenteerd.’

En wat beschouw je zelf als kunst?

‘Dat kan zo enorm verschillend zijn. Dat kan een beeld zijn, een schilderij, een reliekschrijn.’

Heeft het met schoonheid te maken?

‘Een schilderij van Marc Rothko en een reliekschrijn hebben niet zo veel gemeenschappelijks, maar ze hebben wel het zelfde effect op me.’

Welk effect dan?

‘De verbijstering over het feit dat zoiets moois en indringends ooit gemaakt kon worden. Het kan iets heel ambachtelijks zijn, maar het kan ook iets conceptueels (een kunstvorm waarbij het concept belangrijker is dan de esthetica, –JM) zijn.’

Wat is het verschil tussen kunst met een grote K en met een kleine k?

‘Voor mij maakt dat niet uit. Ik speelde vroeger in een jazz-trio, en we traden op in een bar. Op een avond laat, de zaak is gesloten, we hadden wat gegeten met de uitsmijter, en we speelden nog wat. Al improviserende gebeurde er opeens wat: we werden overvallen door een gevoel alsof alles samenkomt. We hadden het gevoel dat we muzikaal alles konden. Op een gegeven moment keek ik om naar Simon, de slagwerker; tranen biggelden over zijn wangen. En dat was geen topkunst.’

Maar er zijn in de wereld van de kunst toch ook genoeg charlatans?

‘Oh zeker, dat zijn de mensen die de gevoelens faken. Om ze te ontmaskeren moet je wel een beetje verstand hebben van het genre waarin ze actief zijn.’

Hoe kunstzinnig is de timmerman die tegen zijn collega zegt: maar dat is toch geen porem?

‘Dat is een esthetisch oordeel en heeft alles met kunst te maken. Het wordt niet als kunst gepresenteerd, maar het gaat om dezelfde dingen.’

Wat is de functie van kunst, toen en nu?

‘Dat verschil is niet zo groot. De kunst van vroeger werd echt gemaakt om te emotioneren. Door de kunst te bestuderen begrijp je de tijd beter, net als de mensen van die tijd. Aan kunst kun je zien wat er in een bepaalde tijd leefde, maar dan in een verdichte vorm.’

Is dit universeel?

‘Het is mijn manier om ernaar te kijken.’

Heeft de hedendaagse abstracte kunst ook de functie te emotioneren?

‘De kunst van Rothko is abstract en bij mensen wekt het emotie. In Boijmans in Rotterdam hebben ze ooit de bezoekers gevraagd wat ze het mooiste schilderij vonden. De winnaar was een abstract schilderij.’

Wat kenmerkt de kunstenaar?

‘Ik kan alleen spreken over de kunstenaars die ik in mijn leven ontmoet heb. Veel mensen denken dat kunstenaars een bijzonder uitbundig leven leiden, met veel drank en drugs natuurlijk. Dat is vaak zo, maar niet per definitie. De eerste kunstenaar die ik echt leerde kennen was een stille man die leefde in een heel gewone woonwijk van Groningen. Maar ik ken ook een kunstenaar die een overdadig leven leidde en die alles durfde, met auto’s en met vriendinnen. Zeg maar, het type dat creatief is maar ook meer risico’s neemt, in alles extremer is.’

Hoe leer je de kunst van het kijken?

‘Door het heel veel te doen, en vooral door er de tijd voor te nemen. Als je gegrepen wordt door een werk, vraag je dan af: wat zie ik eigenlijk en wat zou de bedoeling van de maker kunnen zijn geweest? De woorden van anderen kunnen je ook plotseling inzicht verschaffen, waardoor je dingen gaat waarderen waar je tot dan toe aan voorbijging.’

Schiet ons onderwijs op dit vlak niet tekort?

‘Nou, de kunstkijkuren in Amsterdam zijn fantastisch. Een heel groot deel van het vaste publiek van het Rijksmuseum heeft ooit mee gedaan aan deze kunstkijkuren. Het is ongelooflijk.’

Wat zijn dat precies, kunstkijkuren?

‘Dat zijn uren waarin leerlingen in groepsverband naar het museum gaan en daar uitleg krijgen.’

Hoe kun je het beste een museum ‘doen’? Het is vaak zo veel.

‘Er zijn twee manieren. De eerste is dat je vooraf bepaalt wat je per se wilt zien, en als je tijd over hebt kun je dan nog door het museum lopen. De tweede manier is dat je door het museum loopt en noteert waar je later naar terug wilt om het goed te bekijken.’

Wat is schoonheid?

‘Als ik iets heel erg mooi vind; meestal is dat in vergelijking met iets soortgelijks.’

Hoe kan het dat je een hele middag op de Campo van Siena kunt zitten en alleen maar kijken, zonder je te vervelen? Met welke magie hebben we hier te maken?

‘Het is die kom met al die lijnen die naar dat putje lopen, denk ik. Net als de totale omslotenheid door geschiedenis, door iets wat eeuwen ademt. En wat een georganiseerdheid. Later heb ik in het archief ontdekt dat al die balkonnetjes bij verordening in 1320 op dezelfde hoogte zijn gekomen, afgedwongen door de welstandscommissie. Het plein geeft een enorm gevoel van samenhang, en dat stadhuis, die toren die precies de goede afmetingen heeft. Maar ook de kleuren, het licht, het draagt allemaal bij aan de magie van dat plein.´

Toch nog even terug naar de schoonheid. Waarom vinden wij beelden van het heelal, beelden van opengewerkte mineralen, beelden van de microkosmos mooi?

‘Dat komt mede door de ordening die de fotograaf aanbrengt. Zijn framing helpt ons kijken. Als we naar het totaal kijken, zien we minder dan wanneer we binnen kaders naar iets kijken. Hetzelfde geldt voor het kijken naar landschappen. We vergelijken ook steeds, bewust en onbewust. Natuurmonumenten restaureert niet alleen, nee, ze maken Ruisdaeltjes of Van Goyentjes. Ze maken wat ze mooi vinden omdat we het kennen uit de landschapsschilderkunst.’

Je zei ooit: ‘Ik kan niet tegen het moeilijke woordjes zeggen door sommige van mijn vakbroeders. Alles is aan iedereen uit te leggen in eenvoudige taal: het gaat gewoon over mooie spullen.’

‘Je hebt wetenschappen die echt moeilijk zijn, maar kunstgeschiedenis is absoluut niet moeilijk. Doen wetenschappers wel moeilijk over kunstgeschiedenis, dan willen ze de mensen dom houden; dat is echt zo.’

Waarom kwam de schilderkunst juist in Holland in de zeventiende eeuw tot bloei?

‘Italië en Nederland hebben in die tijd de grote schildersscholen. Na de beeldenstorm maken die schilders geen altaarstukken en geen schilderijen met bijbelse taferelen meer. Om toch aan het werk te blijven gaan ze zich specialiseren in portretten. Anderen willen demonstreren dat ze erudiet zijn of dat ze naar Italië zijn geweest. Weer anderen willen laten zien dat wij op allerlei manieren grip hebben op de natuur. De Nederlandse schilderkunst uit die tijd is op dit punt echt uniek te noemen: het vangen van de natuur in kunst. De Franse revolutionnairen spraken over art democratique. Dat zagen ze aan de stier van Potter die toen in het Louvre hing.’

Hoe is de enorme bekendheid van Rembrandt ontstaan?

‘Die is ontstaan in de negentiende eeuw. Onze grote nationale meester van de schilderkunst was Rubens. Maar bij de splitsing in 1830 namen de Belgen hun landgenoot mee. Nederlandse intellectuelen zijn toen begonnen met de promotie van Rembrandt als onze nationale trots. Zo is dat gietijzeren beeld van de schilder op het Rembrandtplein terechtgekomen.’

Het moet even. Het kunstbeleid in ons land.

‘Ik vind dat er veel meer ingezet moet worden op de afname van kunst dan op de productie van kunst. Het primaire doel moet zijn veel meer mensen in aanraking te laten komen met kunst. Het hele scala van mogelijkheden om dat doel te dienen moet worden ingezet. Bij de productie van kunst heb je als nadeel dat er altijd ambtelijke en semi-ambtelijke beoordelaars in vele gremia aan te pas komen. De beste bezuiniging op kunst is te realiseren door fors te snijden in deze gremia. We zijn dan meteen verlost van die steeds terugkomende eis van ‘vernieuwing’. Wat is er ‘vernieuwend’ aan de aankoop van een middeleeuwse madonna? Het is allemaal fake. Je bent constant bezig om bij elke aanvraag mensen te pleasen waarvan je eigenlijk vindt dat ze niks te zoeken hebben op die plek.’

Wat zijn door de geschiedenis heen de raakvlakken geweest tussen kunst en politiek?

‘Al in het Siena van de veertiende eeuw gebruikte de politiek de kunst als fantastisch propagandamiddel. Als je die schilderingen in het Palazzo Pubblico ziet, het is allemaal propaganda voor de republiek Siena. In de zestiende eeuw is kunst ook gebruikt bij de revolte. Het is ook een middel voor zelfrepresentatie van bobo’s geworden, en hun echtgenotes vooral. In de achttiende eeuw werd de kunst met name gebruikt ter decoratie. En pas daarna ontstond het idee van l’art pour l’art, een eigen ruimte voor de kunst. Het doel is dan nog slechts om als kunst gewaardeerd te worden.’

Eens, zo schreef je zelf, was je behept met het romantisch geloof in de rol van de kunst in de samenleving.

‘Lange tijd heeft de kunst de rol gehad een scheiding aan te brengen onder de mensen: de bezitter – in letterlijke maar ook in overdrachtelijke zin – van de kunst, de verhevene, die naar beneden kijkt naar de mindere, de buitenstaander, de leek.

Ik heb jarenlang de kans gehad om in honderden afleveringen de Nederlandse tv-kijkers duidelijk te maken dat het Rijksmuseum onze nationale schatkamer is, dat wat zich daar bevindt van ons allemaal is. En ik heb gemerkt dat die opvatting binnen de incrowd nogal eens tot knorrige reacties leidt. Echter, van de mensen die door mijn pleidooien toch eens een bezoekje waagden aan het museum heb ik nogal eens later een schriftelijke reactie ontvangen. Het is ontroerend te lezen wanneer die mensen je dan schrijven dat ze door dat bezoek echt verlicht zijn, dat ze een wereld hebben ontdekt waar ze naar eigen zeggen in de rest van hun leven erg veel aan zouden kunnen hebben. Ik was eens een keer met een groep in Ravenna. We stonden naar een mozaïek te kijken – toch niet de makkelijkste kunst – en naast ons stond een man in korte broek met een te dikke buik waar het T-shirt maar net omheen paste. De man: ‘Mijnheer Van Os, ik sta hier dankzij u, en ik wou even luisteren.’ Ik vond het geweldig, de tranen schoten in mijn ogen. Daar doe je het voor. De belangrijkste taak voor de overheid is om de obstakels bij die toegankelijkheid van kunst weg te nemen.’

Hoe oud was je toen de liefde voor Italië zich openbaarde?

‘Het was september 1958. Vanwege een studieopdracht over de schilder Sassetta moest ik naar Sienna. Ik stapte uit de bus bij de kerk van San Domenico. En ik werd gegrepen door het overweldigende uitzicht op de stad. Het was een piekervaring van plek. Ik heb daar uren staan kijken, en besloot te gaan schrijven over de kerkelijke kunst van Sienna als maatschappelijk bindmiddel. Dat moment op die concrete plek heeft grote gevolgen gehad voor de rest van mijn leven. Ik heb geboft dat ik in mijn werk mijn interesse heb kunnen volgen.’

Een van je laatste tentoonstellingen droeg de titel De Droom van Italië. Vanwaar die titel?

‘Ik raakte erg gefascineerd door Italië. Je vraagt je dan al snel af: ben ik de enige? Daarom ben ik me gaan verdiepen in Italiaanse kunst in Nederlands bezit, en in Nederlandse schilders die naar Italië gingen om zich te bekwamen. Niet alleen Nederlandse schilders deden dat; Dürer ging al naar Italië om het perspectief te leren. Al vanaf de vijftiende eeuw werd er gedroomd over Italië, het paradijselijke Italië.’

› Doel je nu op meer dan alleen de kunst?

‘Ja, de taal, het klimaat, het landschap, de keuken.´

Met je tv-programma’s probeerde je de kunst naar de mensen te brengen. Kwamen er daardoor ook meer mensen naar de kunst? Nam het museumbezoek toe?

‘Het percentage Nederlanders van het totaal aantal bezoekers verdrievoudigde.’

Waarom ben je weggegaan bij het Rijksmuseum?

‘Er waren meerdere redenen, maar de belangrijkste was toch wel dat ik mijn opvolger niet voor voldongen feiten wilde plaatsen waar het ging om de renovatie. Hij moest ook invloed kunnen uitoefenen op de plannen en de uitvoering. Ik kon toen niet bevroeden dat hij het zó ambitieus zou aanpakken, waardoor alles twee keer zo duur en de bouwtijd twee keer zo lang werd. Maar er was nog een reden. De acht belangrijke zaken die ik me had voorgenomen aan te pakken waren voltooid. Daar kwam bij dat ik privé in die tijd veel te verstouwen heb gehad. Al met al concludeerde ik: ik moet weg.’

Maar is het idee om het hele museum terug te brengen in zijn oorspronkelijke staat dus eigenlijk van jou?

‘Jazeker.’

Waarom wilde je het?

‘Het museum had geen goede routing voor de bezoeker. Die binnenplaatsen moesten weer open gemaakt worden. Bovendien waren de ingangen veel te klein. Er moest dus wat gebeuren. Maar dat de renovatie uiteindelijk zo omvangrijk zou worden – inclusief het herstel van de oude ornamentiek – heb ik toen niet bedacht.’

Heb je het al gezien?

‘Ja, het is fantastisch. Ongelooflijk mooi, mooier dan ik ook heb kunnen dromen.’

Heeft het idee voor het Nationaal Historisch Museum bijgedragen aan de manier waarop het museum straks zal worden opgeleverd?

‘Het idee voor een integrale opstelling had ik al eens op papier gezet, omdat ik vind dat de kunstgeschiedenis een onderdeel vormt van de geschiedenis. Maar weet wel, toen ik aantrad als algemeen directeur bestond het museum uit verschillende musea, allemaal verschillende koninkrijkjes. Dat moest ik eerst te boven komen door middel van een reorganisatie. Het was voor mij werkelijk een schok toen dat idee voor een Nationaal Historisch Museum opkwam, want het was precies wat ik beoogde met het nieuwe Rijksmuseum. Het heeft mij dan ook verbaasd dat mijn opvolger niet nog nadrukkelijker naar buiten kwam met het verhaal dat het nieuwe Rijksmuseum een integrale opstelling zou krijgen. Ik heb niet begrepen waarom hij niet het initiatief heeft genomen voor een onderling overleg tussen hem en de initiatiefnemers van het NHM.’

Hoe is het met wat we ooit zo mooi ons Openbaar Kunstbezit noemde?

‘Vroeger zei ik altijd: Openbaar Kunstbezit moet ook geopenbaard worden.’

Kunnen we nog wel stukken verwerven gezien alle prijsstijgingen op de veilingen?

‘Dankzij de Nationale Postcodeloterij kunnen we ons nog redelijk wat permitteren. Ik had destijds een aankoopbudget van één miljoen per jaar, voor alles. Nu is dat bedrag een veelvoud.’

Begin dit jaar verscheen er een boek met de correspondentie tussen jou en je zoon Pieter over jouw ‘drang tot godsdienst’. Naar aanleiding daarvan wil ik je graag een paar vragen stellen.

Hoe verhouden wetenschap en geloof zich tot elkaar?

‘Dat is iets wat ik me al mijn hele leven afvraag. Mijn eerste scriptie heette ‘Geloof en wetenschap bij Zwammerdam’. Je bedoelt hoe die twee zich bij mij verhouden?’

Ja.

‘Door Pieters opmerking dat ik een drang tot godsdienst zou hebben, heb ik er weer heel diep over na moeten denken. Ik wist wel dat mijn interesse voor dat specifieke deel van de kunstgeschiedenis iets te maken had met die drang, maar dat wereldkundig maken terwijl ik NWO-aanvragen (De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, –JM) moet indienen zou niet slim zijn. De kunstgeschiedenis als historische wetenschap maakt dat je bij beoordelingen je smaak niet mag laten meewegen. Dat geldt in het kwadraat voor of je iets met geloof hebt of niet. Ik heb beide steeds gescheiden gehouden. Maar het is zeker zo dat mijn werk me in staat stelde om de hele dag bezig te zijn met brevieren, koralen, religieuze schilderijen.’

Maar heeft jouw fascinatie voor godsdienst niet minder met geloven te maken en meer met de mooie verhalen?

‘Ik heb geen metafysisch geloof, ik zie het inderdaad als een verzameling verhalen. In de jaren zeventig ben ik helemaal opgehouden met de kerk. In 1974 stond ik foto’s te maken van een altaarstuk in Toscane. Om een uur of vijf kwam een aantal dames het Ave Maria bidden. Toen bedacht ik: deze vrouwen zijn echt bezig met wat de functie is van de kunst die ik aan het fotograferen ben. En toen heb ik met hen meegedaan, tot stomme verbazing van het team waarmee ik daar was.

De belangstelling voor deze kunst was tegelijkertijd dus ook een hunkering, een hunkering naar een adres, denk ik. Ik kon niet katholiek worden. Dus toen ik in 1980 in Florence de American Episcopal Church bezocht, dacht ik: dit is het voor mij, dit kan geen kwaad. Er zijn geen machten in die kerk en het is allemaal metaforisch.’ Lachend: ‘Bovendien krijg je daar ook een slokje wijn.’

Je gaat daar ook ter communie?

‘Ja, maar je bent daar geen vleeseter, het is immers alleen in metaforische zin het lichaam van Christus.’

Maar in de katholieke kerk waar je normaal naartoe gaat, wordt wel aangenomen dat bij de consecratie hostie en wijn veranderen in het lichaam en bloed van Christus.

‘Daarom ben ik ook eerst naar de priester van die kerk gegaan en heb ik gezegd: ‘Ik ben anglicaan, mag ik hier te gast zijn?’ En dat mocht. ‘Maar mag ik dan ook ter communie’, vroeg ik. Waarop hij zei: ‘In de katholieke kerk moet je dat soort dingen niet vragen maar gewoon doen.’

In jullie boek schrijf jij dat bidden voor jou adresseren is. Nu zong Elvis al een mooi liedje met als titel Return to sender, adress unknown.

‘Maar voor mij is het adres verschrikkelijk known, ik weet immers veel over degene tot wie ik mij richt. Hij heeft contouren, ik heb er een voorstelling bij. Het verlangen naar een adres is de kern van mijn geloof. Maar anderzijds weet ik natuurlijk dat ik met mezelf praat.’

En helpt het je?

‘Ja, vroeger had ik driftbuien. Nu ben ik daar vanaf, door het gebed.’

Wij noemen dat tot tien tellen.

‘Ha! Nou, ik heb er veel voor moeten bidden want het was een diep zittend probleem. Het voordeel ervan is dat iemand die driftig wordt altijd precies kan uitleggen waarom hij driftig is geworden. Maar dat is het ergste, want zo kom je er nooit af. Want dat dat idioot is, merkte ik toen ik aan de Here God ging uitleggen waarom ik driftig werd. Het zijn zulk eenvoudige mechanismen. Het helpt gewoon.’

Ik las in het boek je woorden ‘verwerken is verwoorden’. Mooi.

‘Jijzelf bent daar een keer mee bezig geweest. Je hebt een keer een fantastisch interview gegeven aan NRC, geschreven door Joost Oranje, over je vertrek als fractievoorzitter. En het was toen dat ik bedacht: hij gebruikt dat interview om te verwoorden om te verwerken. Ik heb dat interview zelfs nog bewaard.’

Wat bijzonder om dat te horen. De auteur heeft voor dat interview later nog een prijs ontvangen.

Een andere passage in het boek. Ik vat het even samen: ben je ongelukkig? Pieker niet te veel, probeer er niet te veel over te praten, maar ga iets doen.

‘Door dingen te doen geef je structuur aan je leven. Mijn werk bij het Rijksmuseum heeft mij enorm geholpen in de periode voor het overlijden van onze zoon Wouter. Hij benam zich het leven. Het beste is – als het kan – geen afspraken afzeggen, hou structuur in je leven. Doorgaan. Redding zoeken waar geen redding is, is immers zinloos. Ik heb iedereen in het museum een e-mail gestuurd met de mededeling dat ik ondanks alles toch graag na een week de draad weer wilde oppakken.’