publicatie

Tribune 09/2007 :: Kees van der Pijl over de oorlog in Irak

Tribune, september 2007

Interview

Kees van der Pijl

“Tony Blair moet naar Den Haag”

Tekst Willem bos Foto Suzanne van de Kerk

Politicoloog Kees van der Pijl is hoogleraar Internationale Betrekkingen aan de Universiteit van Sussex in Engeland. In zijn nieuwste boek Global rivalries, from the cold war to Iraq, (Wereldwijde wedijver, van de Koude Oorlog tot Irak), geeft hij een intrigerende analyse van de internationale betrekkingen. Centraal staat de verhouding tussen het Engels-Amerikaanse kapitalisme en de daarmee rivaliserende machten. De Tribune sprak met hem over de oorlog in Irak en wat de SP volgens hem zou moeten doen.

“Natuurlijk gaat het bij de oorlog in Irak om de olie. Maar we kunnen die hele ontwikkeling niet begrijpen als we niet kijken naar de verhouding tussen de verschillende betrokken partijen; als we geen oog hebben voor de rivaliteit tussen aan de ene kant de VS en Groot-Brittannië en aan de andere kant landen als Frankrijk en Duitsland. Dat is niet toevallig de breuk tussen wat ik het ‘kerngebied’ noem – de Engelssprekende wereld, met het agressieve neoliberalisme dat alles via de markt wil regelen – en de meer op de staat georiënteerde landen, zoals Frankrijk en Duitsland. Er bestaan al heel lang spanningen over olie. Toen in de jaren zeventig vanuit Europa werd geprobeerd om door middel van een Euro-Arabische dialoog toegang tot de Arabische olie te krijgen, reageerden de VS als door een wesp gestoken.”

Waarom spitst de rivaliteit zich toe op olie en op Irak?

“Om de achtergrond van die spanning te begrijpen moeten we kijken naar het functioneren van de internationale oliemarkt. Olie wordt op de internationale markt betaald in dollars. Die worden in Londen gedeponeerd en vandaar weer in de hele wereld als krediet uitgezet. Daarmee zitten Engeland en de VS als het ware aan de knoppen van de wereldoliehandel. Zowel via de valuta waarin wordt gehandeld, als via de beleggingsstructuur. De andere (Europese) landen hebben dollars nodig om hun energierekening te voldoen. Die krijgen ze niet zomaar in handen. De Europese landen handelen voor negentig procent binnen Europa en maar voor tien procent met gebieden buiten Europa. De dollars komen dus niet ‘automatisch’ via de handel binnen. Die moeten echt gekocht worden en dan zijn ze duur. Daarmee helpt Europa via de energierekening steeds om de dollar sterk te houden. Steeds als de prijs van de olie omhoog gaat probeert Europa andere, goedkopere manieren te vinden om aan olie te komen. Telkens als ze dat doen, leidt dat tot grote spanning met de VS en Groot-Brittannië. In wezen is dat wat er aan de vooravond van de Irak-oorlog gebeurde.”

Amerika en Engeland hielden na de Golfoorlog van 1990 Irak via economische sancties in een wurggreep. Die sancties leidden tot een enorme verarming en ontwrichting van het land. Voor de Verenigde Naties was dat reden om het olie-voor-voedselprogramma op te zetten. Via dat programma gingen voedsel en medicijnen naar Irak. Maar het regime controleerde de verdeling daarvan, met als gevolg dat Saddam Hoessein zijn positie versterkte. Van der Pijl: “De sancties leidden tot een enorme ellende voor de Iraakse bevolking, terwijl Saddam er alleen maar steviger door in het zadel kwam te zitten. De VS en Groot-Brittannië bleven voorstander van het handhaven van de sancties, maar over het algemeen ging men ervan uit dat die maatregelen tegen Irak hun langste tijd hadden gehad. Vooruitlopend op de beëindiging van de sancties sloten een aantal oliemaatschappijen met de regering van Saddam contracten af voor het weer opstarten van de oliewinning. Dan praat je over firma’s als het Franse Total, het Russische Lukol en maatschappijen uit China, India en Canada. Ze kregen contracten om Iraakse olievelden te ontginnen als de sancties eenmaal opgeheven waren.

Ook de inschatting van de politiek van Saddam speelde een rol. Het was weliswaar niet duidelijk of Irak nog over massavernietigingswapens beschikte, maar over het algemeen werd aangenomen dat Saddam geen zin meer had om militaire avonturen aan te gaan.”

De VS en Groot-Brittannië dreigden dus buitenspel te raken?

“Precies. Voor hen werd het een heikele situatie. De buitenlandse concurrenten dreigden op termijn met de Iraakse olie aan de haal te gaan en daarmee kwam ook de positie van Saoedi-Arabië en Koeweit onder druk te staan. Immers: toen als gevolg van de sancties de Iraakse olieproductie vrijwel stil kwam te liggen, namen Saoedi-Arabië en Koeweit dat marktaandeel over. De olie-inkomsten van die landen werden voor een deel gebruikt om Amerikaanse wapens te kopen. Als de sancties tegen Irak opgeheven zouden worden en de Iraakse olieproductie weer op gang zou komen, zouden ze een deel van hun marktaandeel weer in moeten leveren. Saddam zou zijn olie-inkomsten zeker niet besteden bij de Amerikaanse wapenindustrie, maar zich tot zijn traditionele leveranciers wenden. Dat waren Rusland en Frankrijk.”

De VS dreigden dus niet alleen de controle over een deel van de olie uit het Midden-Oosten te verliezen, maar het zou ook een klap zijn voor de Amerikaanse wapenindustrie en voor de militaire positie van de VS in de regio. Ook de stabiliteit van Saoedi-Arabië en Koeweit zou op het spel kunnen komen te staan. “Die situatie was ook voor de Israël-lobby in de VS zeer verontrustend. Gevreesd werd dat er bij stijgende olieprijzen een andere houding ten opzichte van de Arabische wereld zou ontstaan – en dat zowel in de olie-industrie als in de wapenindustrie de sympathie voor de Arabische wereld zou toenemen. Die werd immers een steeds belangrijkere marktpartij. Neem dat hele plaatje eens bij elkaar. Realiseer je dan ook nog dat Saddam als het ware ‘gedreigd’ heeft om de olie in euro’s af te rekenen. Dan kan je je voorstellen dat er in Washington en Londen nerveus werd gereageerd: Irak weer terug op de oliemarkt en de olie niet gewonnen en verhandeld door Anglo-Amerikaanse maatschappijen maar door bedrijven uit Frankrijk, Rusland, China en India. En dan nog betaald in euro’s ook! Dat laatste vormt een directe bedreiging voor de Amerikaanse economie en de positie van de Londense markt. Want een olieproducerend land dat euro’s voor zijn olie krijgt, gaat die natuurlijk niet bij voorkeur in de VS besteden. Toegegeven, dit waren allemaal geen afgeronde ontwikkelingen. Het gaat om tendenzen, om ontwikkelingen in een bepaalde richting. Maar die verklaren wel dat tegen het einde van de jaren negentig in de VS en Engeland het idee ontstond dat de situatie in Irak en het Midden-Oosten aan hun greep begon te ontsnappen. Dat was ook helemaal niet zo vreemd, want Frankrijk en Rusland waren heel lang de wapenleveranciers en de vertrouwelingen van het Baath-regime in Irak geweest. Wat dat betreft zou er sprake zijn van een terugkeer naar de oude situatie. Maar wel onder voor de Amerikanen zeer ongunstige omstandigheden.”

De Amerikaanse en Britse opstelling ten opzichte van Irak kan volgens u dus vooral verklaard worden vanuit het streven controle te houden over de internationale olie-, wapen- en deviezenmarkt?

“Ja, en over de hele situatie in het Midden-Oosten. Daarnaast speelt er natuurlijk ook een politiek-ideologisch element mee. Het initiatief om het doemscenario af te wenden kwam vooral vanuit de groep neoconservatieven, die met het aan de macht komen van George Bush een sterke positie hadden gekregen.” De sleutelfiguren van het neoconservatieve netwerk waren al heel lang politiek actief en speelden een centrale rol in het zogenaamde olie-wapen-Israël-conglomeraat. De politiek van deze groep werd vastgelegd in het ’Project for a New American Century’. Dat gaat ervan uit dat de Verenigde Staten een militair overwicht moeten hebben dat voldoende is om iedereen in de wereld hun wil op te leggen.

“Dat is één aspect: een politieke benadering, een ideologie, die ervan uitgaat dat Amerika de wereld moet beheersen en als het ware herscheppen volgens zijn belangen. Het andere aspect dat de oorlog in Irak bepaalde, is de oliesituatie. Die werd geschetst in een rapport van vice-president Cheney van mei 2001. Daarin werd voorzien dat de Amerikaanse afhankelijkheid van buitenlandse olie zou stijgen van de toenmalige 52 procent naar 66 procent in 2020. Om ervoor te zorgen dat olie tegen die tijd echt in de VS terechtkwam, moesten buitenlandse producenten meer gaan produceren en van de meer geproduceerde olie ook meer aan de VS leveren. Dat was moeilijk verenigbaar met een situatie waarin Irak juist voor de Europese markt zou produceren. Dat hele beeld was al ruim voor 11 september 2001 duidelijk. Het is ook duidelijk dat er toen al een scenario voor een aanval op Irak klaar lag. Elf september gaf de regering-Bush de mogelijkheid om dat scenario ook werkelijk uit te voeren.”

Welk plan hadden de Amerikanen op dat moment dan voor ná de bezetting van Irak?

“Na de inname van Bagdad kondigde Bush publiekelijk aan dat er een vrijhandelsverdrag zou komen tussen een aantal landen in het Midden-Oosten en de VS. Op die manier wilden de VS een zo groot mogelijk deel van de olie-inkomsten van de regio terug laten vloeien naar de VS. Ook was het de bedoeling dat er een vredesverdrag zou komen tussen het nieuwe Irak, Jordanië en Israël en dat er een pijpleiding zou komen van Irak naar de Israëlische havenstad Haifa. Op die manier zou de energievoorziening van Israël gegarandeerd zijn en zou er een einde komen aan het isolement van Israël in de regio. En dat alles met volledig negeren van de Palestijnen. Het is duidelijk dat die opzet mislukt is. De Amerikanen werden niet als bevrijders binnengehaald, de wereld bleek niet zo maakbaar als de neoconservatieven dachten. Nu is de situatie in Irak uitzichtloos. Dagelijks vinden er vele aanslagen plaats. Er zijn naar schatting vier miljoen mensen op de vlucht, de economische situatie is rampzalig en de onderlinge strijd neemt alleen maar toe.”

Wat zou er vanuit Nederland gedaan kunnen worden?

“Er is bewust een oorlog begonnen zonder enige rechtvaardiging. Dat zou aangeklaagd moeten worden. Daar zou een partij als de SP een rol in kunnen spelen, als ik kijk naar het internationaal recht en de positie van Den Haag als in feite de juridische hoofdstad van de wereld. Amerika en Israël hebben het Internationaal Strafhof niet erkend, dus daar is niets te halen. Maar Engeland erkent het wel, dus Tony Blair kan aangepakt worden. Het heeft weinig zin om te pleiten voor een onderzoek naar de Nederlandse betrokkenheid bij de oorlog. Dat kan ik je zo wel vertellen: we zijn de thuishaven van Shell, we zijn bang, Jaap de Hoop Scheffer is beloond met zijn baan bij de NAVO. Die mechanismen kan een kind begrijpen. Maar waarom neemt de SP niet het initiatief voor een aanklacht tegen Blair? Als serieuze parlementaire partij kan de SP dat doen. Ik kan zo de namen geven van progressieve volkenrechtgeleerden die perfect uit kunnen leggen wat de stappen zijn om Blair aan te kagen bij het Internationaal Strafhof.”

Het volkenrecht?

“Ja. In mijn boek heb ik een hoofdstuk gewijd aan de geschiedenis van het volkenrecht. In Neurenberg, bij de processen tegen de kopstukken van het nazibewind en in Tokio, waar Japanse oorlogsmisdadigers werden berecht, ging men uit van drie soorten misdaden. Misdaden tegen de vrede, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Die misdaden tegen de vrede zijn inmiddels helemaal vergeten. Een misdaad tegen de vrede is dat je een land zonder provocatie aanvalt. Daarvoor zijn nazi’s en Japanners veroordeeld en opgehangen. Het is van het grootste belang om dat element van het volkenrecht weer naar voren te halen. Dat zou kunnen door een zaak tegen Blair. Ook voor de SP zou dat van belang zijn. De groei van de SP is natuurlijk een belangrijk verschijnsel. Het is mijns inziens voor een belangrijk deel het gevolg van de fouten, of zo je wilt het verraad, van de PvdA. Maar als SP kun je daar niet altijd van blijven profiteren. Op een gegeven moment komt de vraag: blijven wij een linkse sociaal-democratische partij of zijn we meer? Gaan we echt de bakens verzetten? Nemen we echt initiatieven die onrust veroorzaken, die nieuwe zaken op de agenda zetten? Een zaak tegen Blair zou daar een voorbeeld van kunnen zijn.”

Inhoud