Tribune 06/2007 :: Bio-energie: niet zo schoon als het lijkt

Tribune, juni 2007

Actueel

Bio-energie: niet zo schoon als het lijkt

Tekst Herman Damveld en Elma Verhey Foto Jan Lankveld / Hollandse hoogte

Meer bio-energie voor transport en energieproductie, dat is de oplossing die overheden propageren om de uitstoot van broeikasgassen in hun eigen land tegen te gaan. De milieugevolgen en sociale en economische consequenties die deze ‘schone’ brandstof in ontwikkelingslanden veroorzaakt, worden gemakshalve niet meegerekend.

Om klimaatverandering tegen te gaan wordt vaak geopperd dat er meer bomen geplant moeten worden: die nemen CO2 op. Tegelijkertijd worden er juist bomen gekapt om aan de vraag naar biobrandstoffen te voldoen. Zo staat in het maartnummer van het blad Change Magazine, uitgegeven door de ministeries van Landbouw en Buitenlandse Zaken: ‘Om in te spelen op de toenemende vraag naar biobrandstoffen, wil Kameroen de productie van palmolie spectaculair verhogen. Tussen 2001 en 2006 werd 30.000 hectare bos gerooid voor palmbomen – mede gefinancierd door de Wereldbank om de landbouw te moderniseren. Kameroen wil er in 2010 50.000 hectare bij hebben. De uitdijende plantages leiden tot conflicten met de oorspronkelijke bezitters van het land. Naast houtkap voor brandstof is de aanleg van de plantages de voornaamste oorzaak van ontbossing in Kameroen.

De monocultuur zorgt voor een drastische wijziging in het ecosysteem, voor gedwongen verhuizing van bevolkingsgroepen en de teloorgang van eeuwenoude tradities.’

Kortom: ook bij de Nederlandse overheid zijn de nadelige gevolgen van steeds meer bio-energie bekend. Neemt niet weg dat het Nederlandse beleid, evenals dat van de Europese Unie, erop gericht is het aandeel bio-energie in de totale energieproductie de komende jaren flink op te krikken. Als het aan de EU ligt, bevat benzine en diesel in 2010 minimaal 5,75 procent biobrandstof. Maar de grond om de nodige koolzaad te verbouwen, is er helemaal niet. Martijn Katan, hoogleraar Voedingsleer aan de Vrije Univer-siteit, schat dat “zo’n tweederde van de Nederlandse cultuurgrond nodig is om de EU-doelstelling te halen.”

Daarom wil de EU, net als de VS, uitwijken naar landen als Kameroen en Indonesië. Honderden milieu- en maatschappelijke organisaties hebben daar onlangs tegen geprotesteerd. Almuth Ernsting van Biofuelwatch: “De EU zegt ‘ja’ tegen verplichte percentages voor biobrandstoffen en geeft zo groen licht aan het vervangen van miljoenen hectaren regenwoud, graslanden en traditionele landbouwgronden in Latijns-Amerika, Azië en Afrika door monoculturen voor biobrandstof. Een ramp voor bossen, lokale gemeenschappen en hun voedselvoorziening. De uitstoot van broeikasgassen als gevolg van ontbossing en intensieve landbouw zal bovendien elke winst door verminderd gebruik van fossiele brandstoffen overtreffen. In plaats van wereldwijde opwarming te vertragen zullen deze biobrandstofdoelen het proces alleen maar versnellen.”

“Europa noemt de palmolie die voor elektriciteitsproductie wordt gebruikt wel CO2-neutraal,” zegt Ernsting, “maar slechts omdat de uitstoot buiten Europese grenzen plaatsvindt.” Toename van de productie van palmolie in bijvoorbeeld Indonesië leidt, vanwege de branden die met de landopschoning voor de plantages gepaard gaan, tot een enorme stijging van de CO2-uitstoot. Het ergst was de situatie in 1997/1998, toen de branden zorgden voor eenderde van de wereldwijde uitstoot van CO2, en volgens NASA was 2006 het op een na ergste jaar. De Indonesische regering is nu van plan om nog eens 20 miljoen hectare veenland om te zetten in palmolieplantages. “Dit betekent waarschijnlijk zo’n beetje het einde van de regenwouden en veengronden in Zuidoost-Azië”, stelt Ernsting.

Van steeds meer kanten wordt erop gewezen dat bio-energie niet het ei van Columbus is. Zelfs het Internationaal Energie Agentschap wees er in februari op dat er regenwouden voor dreigen te worden gekapt, en dat er in 2030 drie keer zoveel landbouwgrond nodig is voor de geplande toepassingen van bio-energie – zodat er een steeds grotere concurrentie met de productie van voedsel plaats zal vinden. Wat de toepassing van bio-energie voor de voedselproductie kan betekenen, bleek onlangs in Mexico. Maïs voor de productie van ‘bio-benzine’ levert meer op dan maïs als ingrediënt voor volksvoedsel nummer één de tortilla’s, waardoor die onbetaalbaar dreigden te worden. Om een volksopstand te voorkomen, stelde president Calderón een maximumprijs voor maïs in.

Kees Daey Ouwens, hoogleraar Ontwerpen van Duurzame Energiesystemen, stelt weliswaar dat er veel halfdroge gebieden zijn waar speciale energiegewassen zoals jatropha kunnen worden geteeld, of dat de opbrengst van gewassen zeker acht keer omhoog kan – maar lang niet iedereen gelooft daarin. Zo zou er volgens berekeningen van de olie-industrie hoe dan ook onvoldoende grond beschikbaar zijn voor de bio-energiedoelen van de EU.

Vooral de auto-industrie pleit voor bio-energie

Alarmerender is wellicht het onderzoek dat het wetenschappelijk tijdschrift Nature publiceerde (januari 2006). Bomen en planten stoten methaan uit (CH4), een veel sterker broeikasgas dan het bekende koolstofdioxide (CO2). Zodat de (massale) verbranding van biomassa wel eens veel milieu-onvriendelijker zou kunnen zijn dan tot nu toe werd verondersteld.

EU-politici erkennen dit inmiddels wel, maar officieel blijft bio-energie ‘milieuvriendelijker’ dan de fossiele brandstoffen. Ook daarom is het rapport dat CEO begin juni uitbracht buitengewoon interessant. Corporate Europe Observatory is een onderzoeks- en actieorganisatie, die de economische en politieke macht van het bedrijfsleven in kaart brengt. Vooral de auto-industrie blijkt een warm pleitbezorger geweest te zijn van de ‘bio-norm’ in Brussel. Wegtransport is goed voor 30 procent van het Europese energieverbruik, en de groei daarvan wordt gezien als de belangrijkste oorzaak voor het feit dat de EU de Kyoto-doelstellingen niet haalt: 90 procent van de toename van de uitstoot van CO2 tussen 1990 en 2010 komt op conto van het toegenomen transport. Om te voorkomen dat er drastische maatregelen worden genomen, is vooral de auto-industrie een warm pleitbezorger geworden van meer bio-energie.

SP-Tweede Kamerlid Krista van Velzen heeft zich jaren ingezet voor de ‘duurzaamheid’ van palmolie, die onder meer wordt gebruikt in energiecentrales. In december vorig jaar kreeg Van Velzen een Kamermeerderheid achter haar pleidooi om de Nederlandse overheid (als grootste afnemer), een schadevergoeding te laten betalen voor de enorme aangerichte milieuschade op Borneo. Een commissie onder leiding van Jacqueline Cramer bracht in april een rapport uit, waarin wordt gewezen op de gevolgen van onder meer palmolieproductie voor het milieu en lokale gemeenschappen. De commissie adviseert om ‘bredere criteria’ te hanteren voor duurzaamheid dan alleen de uitstoot van CO2. De inmiddels tot minister van VROM benoemde Cramer zegde toe de uitkomsten van haar – eigen – rapport “mee te nemen in het beleid”. SP-Tweede Kamerld Paulus Jansen is daar “natuurlijk blij mee”, maar hij heeft zijn twijfels. Als voorbeeld noemt hij de situatie rond tropisch hardhout, waar jaren over is gesteggeld en waarvoor inmiddels zogenaamde criteria zijn opgesteld. “Iedereen weet dat ze met voeten worden getreden. Je zet er een ‘duurzaamheidsstempel’ op, het brengt nog meer geld op ook, en klaar is Kees.”

De SP, vertelt hij, is niet tegen ‘agro-producten’ als bijdrage voor de oplossing van het energie- versus het milieuvraagstuk. “Maar als dat desastreuze effecten heeft in ontwikkelingslanden, dan moeten we het niet doen.” Waarom bijvoorbeeld geen gebruik gemaakt van restproducten uit onze eigen landbouw, zoals 500.000 ton(!) vet dat sinds de BSE-crisis niet meer aan het vee mag worden gevoerd. “Er zijn nog zo veel creatieve oplossingen in ons eigen land! Daarvan kunnen we bovendien veel beter controleren wat de werkelijke gevolgen zijn.”

Op 29 juni organiseert de Tweede Kamer in samenwerking met CEO en Global Forest Coalition de discussiebijeenkomst Biobrandstoffenbeleid en het Zuiden, over de vraag of de extra productie van palmolie, suikerriet en soja niet juist leidt tot verergering van (milieu)problemen. Deskundigen uit de hele wereld zullen hun visie geven. De bijeenkomst is open voor publiek (legitimatie verplicht). Aanvang 09.00 uur tot 12.30, Plein 2 Den Haag.

Inhoud