publicatie

Tribune 09/2006 :: Reportage - Verslag uit een spijkerharde wereld

Tribune, september 2006

Reportage

Verslag uit een spijkerharde wereld

De Regenboog, een organisatie voor verslaafden en dak- en thuislozen in Amsterdam, draait voor een groot deel op vrijwilligers. Meta Meijer, behalve Tribune-medewerkster ook raadslid in de gemeente Amsterdam, meldde zich voor de jaarlijkse introductieweek voor vrijwilligers. Een verslag van een paar dagen in een “spijkerharde wereld”.

Tekst: Meta Meijer Foto: Rob Voss

Maandagochtend, eind juli. De hitte ligt al als een klamme deken over Amsterdam. Het Centraal Station spuwt een stroom forenzen en toeristen uit. Ik fiets langs en vraag me af wat me te wachten staat. Het is mijn eerste dag bij De Regenboog, een van de Amsterdamse organisaties die zich bekommeren om verslaafden en dak- en thuislozen. Samen met acht anderen, die een week meelopen om te bezien of ze vrijwilliger willen worden, ga ik drie dagen aan de slag.

Al snel ben ik bij Droogbak 1-d: een karakteristiek, vierkant gebouw, met links de ingang voor de kantoormede-werkers, en rechts een van de vijf inloophuizen en gebruikersruimtes. De aspirant-vrijwilligers zijn er al, net als voorgaande jaren allemaal vrouwen. Desondanks is het een diverse groep. Met 23 jaar is Afieke de jongste. Marianne en Will mogen zich al ‘oma’ noemen. Opvallend is wél dat een aantal al op de een of andere manier met daklozen en verslaafden te maken heeft, zoals in (vrijwilligers)werk bij de noodopvang of het pastoraat.

Ook komen drugsproblemen voor in familie- of vriendenkring. Marianne: “Een zoon van vrienden heeft een drugsprobleem. Ik wil daar meer van begrijpen.” Ook betaald werk in deze hulpverlening blijkt aantrekkelijk; Marleen, Sanne en Afieke willen er hun beroep van maken. Vooral Marleen is gedreven: “Ik kom uit de beveiliging, maar dat werk staat me zó tegen. Ik wil geen mensen opjagen, maar ze helpen”.

Marieke, Will en Jacqueline willen zich een week met ‘sociale dingen’ bezighouden. Evenals Marian, die op een ingenieursbureau werkt en wel eens iets anders wil dan met cijfers bezig zijn. De komende week zullen ze kennismaken met de inloophuizen en gebruikersruimten en aan de slag gaan. Zoals het bijhouden van de douchebeurten, koffie schenken, maaltijden verstrekken, bezoekers registreren, en het begeleiden van allerlei werk dat door de bezoekers wordt gedaan. En toezicht houden, wat vaak neerkomt op het beslechten van ruzies. Daarnaast heeft De Regenboog de zogenaamde gebruikersruimtes, waar een aantal door de GGD geregistreerde -verslaafden drugs mag gebruiken, en de Vrouwennachtopvang, waar verslaafde vrouwen mogen gebruiken en een ‘veilige haven’ vinden zonder bang te hoeven zijn voor al te opdringerige mannen. De Regenboog drijft op een tachtigtal werknemers en ruim 250 vrijwilligers en stagiairs. Met z’n allen zijn ze zeven dagen per week in touw.

Het klassieke beeld van de onverzorgde dakloze en de uitgemergelde verslaafde is hier niet te vinden.

Deze ochtend maken we kennis met elkaar, maar ook met de harde wereld van de daklozen en verslaafden. Kun je makkelijk dakloos worden? Sinds woningcorporaties al bij een kleine huurachterstand de huurder mogen uitzetten, lijkt het van wel. Toch zijn er meer zaken die een rol spelen. “Heb je een sociaal netwerk, de vaardigheid om met tegenslagen om te gaan en een zinnige dagbesteding, dan zal het je waarschijnlijk niet overkomen”, houdt trainer Rick ons voor. “Maar is er een echtscheiding in het geding, heeft je werkgever je opeens niet meer nodig en kun je het psychisch allemaal niet meer aan, dan kan het ook jou gebeuren. Een verslaving vergroot de kans dat je aan het randje van de samenleving terechtkomt.”

Dat dakloosheid en verslaving hand in hand gaan, lijkt evident. Van de daklozen vindt 20 procent dat er een verslavingsprobleem is; de hulpverleners houden het op 80 procent van de daklozen. Leef je eenmaal op straat, dan wordt de weg terug steeds moeilijker. Het duurt lang om aan een woning te komen. Voor een uitkering heb je een postadres nodig. Voor een postadres een paspoort. Voor een paspoort een pasfoto en geld. En heb je geld in je zak, dan geef je dat onderweg naar het gemeentehuis uit aan dope.

Na een snelle middagboterham verspreiden we ons over de verschillende inloophuizen. Mijn plek is vandaag Blaka Watra, gevestigd in de Droogbak. Bij binnenkomst moet je je voornaam noemen en word je geregistreerd, want er mogen alleen verslaafden binnen die als zodanig bekend staan. Aan een tafeltje zit vrijwilliger Jan, die bijhoudt wie er aan de beurt is om te douchen. “Er is voor veel mensen opvang,” vertelt hij, “maar je moet je wel aan de regels houden, en dat is moeilijk. Je mag bijvoorbeeld niet dronken zijn. En je moet je goed gedragen. Voor jou en mij misschien normaal, maar niet in hún spijkerharde wereld”. Terwijl ik met Jan spreek, ontstaat er commotie over een verdwenen tas met wasgoed. Harde woorden vallen, een ruzie wordt gesust.

En de veegploeg die dagelijks in de omgeving schoonmaakt, komt voortijdig terug. Marleen en de anderen van de ploeg moeten John zo ongeveer naar binnen dragen. Hij verliet redelijk rechtop het pand, maar kon na een poosje niet meer lopen. Heeft hij onderweg gedronken? Of was hij al dronken en kreeg hij last van de felle zon? We houden het op het laatste, want onderweg wordt de ploeg nauwlettend in de gaten gehouden. John moet Blaka Watra verlaten; in zijn toestand valt hij de anderen lastig en dat wordt niet getolereerd.

Jan gaat verder met zijn verhaal. “Er wordt goed voor mensen gezorgd. Je kunt hier vrijwel gratis eten, je kunt douchen en je scheren en er is gratis koffie en thee.” Inderdaad, het klassieke beeld van de onverzorgde dakloze en de uitgemergelde verslaafde is hier niet te vinden. “Aan de andere kant kom je ook veel schrijnende gevallen tegen”, vindt hij. Neem Gonny die in de opvang zit en al een half jaar clean is. Ze mocht een uitstapje maken, maar moest binnen 24 uur terug zijn. Helaas werd ze gepakt wegens zwartrijden. Vanwege openstaande boetes zit ze nog vijf dagen vast. Bij de opvang hoeft ze niet meer terug te komen; ze is immers te laat. “Geef deze mensen een tweede kans”, vindt Jan. “Want sta je eenmaal weer op straat, dan valt het niet mee om clean te blijven.” Ik maak een praatje met Thiléne, die me bezweert dat zij eerlijk is, niet steelt of liegt, terwijl ‘de anderen’ dat wel doen. “Ik ben enig kind, dat kan ik mijn moeder toch niet aandoen.” Kennelijk is het belangrijk nét iets beter te zijn dan de rest. Daklozen slapen allemaal bij familie en vrienden en ‘zijn dus niet zo’. En verslaafden stelen geen van allen, maar waarschuwen je wél om je tas in de gaten te houden. ’s Avonds tref ik gebruiker Jaap. Hij is een verklaard tegenstander van experimenten met afkicken of vrije verstrekking. “Tenminste,” zegt hij,“als de nazorg niet verbetert. Ik heb het zelf eens gedaan. Ging ik 48 uur onder zeil en kreeg schoon bloed. Toen ik wakker werd, was ik als herboren. Maar ik werd weer op straat gezet. Drie keer raden wat ik als eerste deed. Deze experimenten doen ze over onze ruggen heen. Ik doe er niet meer aan mee.”

Moeilijke vragen, zoals hoe hij dan aan dope komt als hij niet meedoet aan vrije verstrekking en niet steelt, gaat Jaap uit de weg. “Ik heb een WAO-uitkering. Daarvan gaat een bedrag naar het sociaal pension zodat ik altijd onderdak en eten heb. Daarna heb ik een tientje per dag over.”

Aangeraden wordt ervan uit te gaan dat iedereen een besmettelijke ziekte onder de leden heeft.

De dinsdag begint met onderricht over hygiëne en gezondheid. Ziekten die regelmatig voorkomen onder daklozen en verslaafden, zijn hepatitis, hiv en tbc. Besmetting met hiv wordt zoveel mogelijk tegengegaan door bijvoorbeeld de spuitomruil; gebruikte spuiten worden geruild voor nieuwe. Ook worden condooms verstrekt. Maar bepaalde vormen van hepatitis zijn moeilijk te bestrijden en open tbc wordt overgedragen door hoesten en niezen. Ons wordt aangeraden ervan uit te gaan dat iedereen een besmettelijke ziekte onder de leden heeft. Er worden wat ongemakkelijke blikken gewisseld.

Tegen de middag melden Marleen en ik ons bij de gebruikersruimte in het Westerpark, een troosteloze ruimte met een zestal tafels, stoelen, tl-verlichting, een televisie en een keukenblok, waar Leska iedere dag een gratis warme maaltijd bereidt van de overschotten van de Voedselbank. Om klokslag 12.00 uur rollen de bezoekers over elkaar heen naar binnen. Snel zoekt ieder een tafel op. En dan begint het dagelijks ritueel. Coke verpulveren op aluminiumfolie, warm maken met een aansteker, inhaleren. Sigaret opsteken. Ondertussen een volgende ‘pof’ klaarmaken. Weer inhaleren. Weer gewoon roken. Koffie pakken met een paar eetlepels suiker en een flinke schep poedermelk. Boterham smeren. Er wordt geen woord gewisseld. Af en toe breekt een onverklaarbare ruzie uit en wordt “moeder” geroepen, waarna Leska met harde stem en grote gebaren optreedt.

Om drie uur worden we verwacht op een vergadering voor Amsterdamse dak- en thuislozen. De halve-litertjes noemt teamleider Ad ze liefkozend, de dak- en thuislozen die hooguit aan een alcoholverslaving lijden. Als we op de Bilderdijkstraat komen, zitten er al twintig mensen – betaalde krachten van de organisaties én de dak- en thuislozen – om de tafel, die afgeladen is met bananen, mandarijnen, spekkies, veel chocolade, donuts en mergpijpjes. Aan het eind van de vergadering zal er alleen nog een verdwaalde mandarijn over zijn. Mieneke wil de mening horen over een eventueel nieuw badhuis. Er barst een onverstaanbare kakofonie los. Hoewel degene die zegt dat “een maandje niet douchen geen ramp is” als “viezerik” in de hoek wordt gezet, is de conclusie dat er vooral behoefte is aan nachtopvang. Met tien nachten per maand in het stoelenproject en nog eens zeven bij Hulp voor Onbehuisden, ben je pas op de helft van de maand. Alleen als het flink vriest, worden noodbedden geplaatst. En als je ziek bent, wordt je ’s morgens evengoed uit de nachtopvang gezet. Nu ziekenhuizen minder bereid zijn om onverzekerden te behandelen, ligt ook daar een probleem op de loer. Veel vertrouwen in hulp vanuit de politiek is er helaas niet. Vlak voor de verkiezingen heeft wethouder Aboutaleb meer postadressen voor jonge daklozen en een vervolgbijeenkomst toegezegd. Maar na de verkiezingen hebben ze niks meer van hem gehoord.

Hij is erg depressief. Hoe moet ik hem opvrolijken?

Op de avondbijeenkomst bespreken we de activeringsprojecten van De Regenboog. Zoals de veegploeg, het assisteren bij het maken van de warme maaltijden, het verzorgen van wasgoed. Of bezorging per bakfietsen, die tevens onderhoud vergen. Dit voor l 2,50 per zeventig minuten. Niet veel, maar de gebruikers staan ervoor in de rij. Niet vanwege het geld, maar om iets te doen en wat respect terug te verdienen.

Zeer intensief is de buddyzorg; vrijwilligers doen aan een-op-eenbegeleiding van daklozen en verslaafden. “Pittig werk”, vindt buddy Rozemarijn. Zij begeleidt de langstlevende hiv-patiënt van Amsterdam, die al vijftien jaar een buddy heeft van De Regenboog. “Hij is erg depressief, hoe moet ik hem opvrolijken?” Buddy’s zijn er voor het sociale contact. Niet als maatschappelijk werker, zielknijper of organisator, maar voor een uitje, ondersteuning, stimulans, of als praatpaal. “We hebben nog veel meer mensen nodig. Maar je moet het wel aankunnen”, aldus Rozemarijn.

Mijn laatste dag breng ik door op de Prinsenhof. Het pand aan de Oudezijds Voorburgwal is onlangs gerenoveerd. Het is er ruim, schoon en licht. Beneden is een grote gebruikersruimte, een flink contrast met het bedompte hok in Blaka Watra of het deprimerende Westerpark. De prettige ruimte lijkt voor een betere sfeer te zorgen. Er wordt minder gescholden, geschreeuwd en ruziegemaakt. Ook heeft de Prinsenhof de grootste oppervlakte waardoor bezoekers minder op elkaars lip zitten. Het maakt het de moeite waard om ook de andere locaties flink onder handen te nemen. Samen met begeleider Bathou en acht bezoekers loop ik buiten een veegronde. Bathou moet er op letten dat er serieus schoongemaakt wordt en niemand onderweg gebruikt. Voorbijgangers reageren positief. Het wordt in dank aanvaard. Op de themabijeenkomst van vanavond zijn de ouders van Jan uitgenodigd. Jan is 25 jaar, verslaafd aan alcohol en softdrugs en zit in de bak. Zijn ouders, Geert en Joke, vinden het prettig te weten waar hij uithangt, zodat hij vannacht niet aan hun deur staat. “Wij willen Jan wel helpen, maar dat kunnen we niet”, vertelt Joke. “Hij moet zélf willen. Tot die tijd is hij thuis alleen nuchter welkom. Het is hard, maar anders komt hij er niet in.”

Het is te hopen dat Jan ooit de wilskracht kan opbrengen en dan op het juiste moment op de juiste plaats is. Dat er dan een plek voor hem is in de kliniek. Dat er begeleiding is als zijn lichaam schoon is, in de wetenschap dat hij het geestelijke gevecht nog aan moet gaan. Velen zullen het zover niet brengen. Zij leven elke dag hetzelfde bestaan. Bestempeld als gevaar. Of als minderwaardig.

Cijfers:

Amsterdam herbergt 1.200 daklozen en 1.400 thuislozen; voor de laatsten is er een plek in de maatschappelijke opvang. De gemeente belooft uiterlijk in 2010 voor iedereen zorg en opvang geregeld te hebben. De meest recente schatting uit 2004 meldt 3.500 tot 4.000 opiaatverslaafden in Amsterdam. Dit aantal daalt door het wegblijven van buitenlandse verslaafden en verslaafden uit andere steden. De gemiddelde leeftijd is gestegen naar 45 jaar. In 2004 vielen 22 doden door een overdosis. Er waren 7 drugsdoden ten gevolge van een hiv-infectie. In de jaren ervoor waren dat er rond de 20.

Meer weten of ook iets doen? Kijk op de site

Inhoud