publicatie

Tribune 03/2006 :: Boerderij uit balans

Tribune, maart 2006

Boerderij uit balans

Het gaat niet goed met het Nederlandse boerenbedrijf. Tien boeren per dag stoppen, velen van hen die doorgaan leven in armoede. Dat heeft verstrekkende gevolgen voor het platteland, waar de tegenstellingen zich opeenstapelen. Ondertussen boren biologische boeren met een ‘puur natuur’ kwaliteitsproduct nieuwe markten aan en initiëren bestuurders opmerkelijke samenwerkingsverbanden. ‘De balans op het platteland moet terug.’

Tekst: Rob Janssen Foto's: Rob Voss

‘Het was heel erg pijnlijk voor ons om naar de bank te moeten gaan,’ vertelt Riky Schut. ‘Ons hele leven hadden we keihard gewerkt en dan is het verschrikkelijk om op je zestigste nog geld te moeten bijlenen.’ Drieëndertig jaar lang runden zij en haar man een boerderij in het Noord-Limburgse Lottum. Een gemengd bedrijf met 160 varkens en 28 hectare grond. Maar de varkenspest van 1997 gooide roet in het eten. ‘Ons bedrijf moest vijf maanden op slot. Daarna is het eigenlijk nooit meer goed gekomen. Meerdere jaren keken we tegen een negatief saldo aan. Dus moesten we bijlenen. Ja, ik was ontzettend verdrietig.’ Riky en haar man besloten het bedrijf langzaam af te bouwen. Het gezin had weliswaar vier kinderen, maar geen van hen koos voor een bestaan als boer. ‘Natuurlijk vonden we dat jammer. We hadden ons bedrijf immers op eigen kracht opgebouwd. Maar we wilden onze kinderen ook niet dwingen. Ze konden allemaal goed leren, gingen naar het VWO, het gymnasium. Mijn man en ik hebben toen gezegd: we zijn ondernemer en daar hoort ook bij, dat we onze kinderen zo goed mogelijk in de maatschappij proberen te zetten. En omdat mijn man inmiddels de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt, zetten we er een punt achter. Twee jaar geleden stopten we.’ Riky en haar man wonen nu in een mooie vrijstaande woning niet ver van hun voormalige boerderij.

‘Als niemand praat, blíjft het verborgen armoede’

Boeren die stoppen, het is schering en inslag in Nederland. Ontelbare bedrijven raken in de knel. Het aantal boerenbedrijven krimpt met tien per dag (!); naar schatting zullen er in 2015 nog maar 60.000 van de huidige 84.000 bedrijven over zijn. Eigenlijk zit de klad er al in sinds eind jaren tachtig, toen met name de varkenshouders geconfronteerd werden met extreem slechte varkensprijzen. Door toedoen van de varkenspest stortte in 1997 de markt in. Door Europees beleid daalden bovendien de graanprijzen drastisch en vanwege de spilfunctie van graan kwamen ook andere agrarische sectoren in een neerwaartse spiraal terecht. De MKZ-crisis in 2001 en de vogelgriep van 2003 kwamen daar nog eens overheen. En zeer recentelijk was er een nieuwe dreiging van vogelgriep die prijzen en afzet onder druk zette/zet. Politici sloegen veelvuldig alarm vanwege de schade aan de economie. Maar hoe zit het ondertussen met de boeren zelf? ‘Ik zal je eens wat cijfers noemen,’ zegt Riky Schut. ‘Volgens het Landbouw Economisch Instituut heeft 44 procent van de boeren een inkomen uit het bedrijf dat onder het bestaansminimum ligt. Velen nemen noodgedwongen een baan erbij, maar dan nog zit 29 procent onder dat minimum. Je kunt je niet voorstellen hoe zwaar zo’n leven is: tel je de vrouw van de boer mee, dan kom je uit op een driedubbele belasting per boerengezin. Dat is niet normaal; een boer zou toch ook om zes uur ’s avonds moeten kunnen ophouden met werken? Veel mensen hebben geen idee hoe hard het boerenbestaan tegenwoordig is. Ik ken tuindersvrouwen die in de kas werken en de kinderen daar in de box hebben staan. Domweg omdat er geen geld is voor personeel. Het klópt niet. Boeren produceren voedsel. Ze moeten met zorg voor de dieren, hun grond en hun oogst omgaan. Het is schrijnend, dat je daar tegenwoordig geen goede boterham mee kunt verdienen.’ Riky Schut ergert zich aan mensen die niets willen weten van armoede onder de boeren. Schut: ‘Ik hoor vaak dingen als: “Wat nou armoede onder boeren? Dan slachten ze toch een varken!” Er bestaat veel onbegrip over toeslagen en subsidies ter compensatie van de lage prijzen. Neem van mij aan, dat boeren liever een kostendekkende prijs krijgen voor hun product. Maar de globalisering dwingt hen om te concurreren op de wereldmarkt en juist daarom zijn de prijzen zo laag.’ Ze komt nog een keer terug op de armoede: ‘Wist jij trouwens, dat er in -Nederland een stichting bestaat, die boeren ondersteunt om een keertje kort op vakantie of een dagje uit te kunnen gaan? Dat gebeurt onder het motto ‘Boerengezinnen in nood. Geef ze de kans tot rust en ontspanning.’ Alleen al het bestaan van zo’n stichting zegt genoeg, denk ik.’ Maar boeren praten niet over armoede, merkte Schut ook. ‘Laatst werd ik gebeld door een journalist die bezig was met een serie reportages over armoede in Limburg. Ditmaal waren de boeren aan de beurt. Of ik wat namen van boeren had. Ik ben hier en daar gaan vragen, maar geen enkele boer wilde de krant te woord staan. Ik snap dat wel; het heeft alles te maken met trots en tegelijkertijd schaamte. Maar goed, de reportage in de krant ging niet door wegens gebrek aan zogenaamde ervaringsdeskundigen. En dat vond ik heel erg. Want als niemand praat, dan blíjft deze -armoede verborgen.’

‘Iedereen werd gehoord, behalve degenen die inzetten op de sociale kant’

Schut is secretaris van de Werkgroep Landbouw & Armoede (WLA); een organisatie die aandacht vraagt voor de lage inkomens in de agrarische sector. Maar dat blijkt niet gemakkelijk te zijn. Toen landbouwminister Veerman afgelopen najaar het rapport ‘Kiezen voor landbouw – Een visie op de toekomst van de Nederlandse agrarische sector’ presenteerde, organiseerde de Tweede Kamer een hoorzitting over dat onderwerp. WLA stelde alles in het werk om gehoord te worden. Maar het lukte niet. ‘Alle belangengroepen waren aanwezig tijdens die hoorzitting. De LTO, Natuurmonumenten, de productschappen; noem maar op. Behalve degenen, die inzetten op de sociale kant van het verhaal: wij dus. We hebben alles geprobeerd om erbij te kunnen zijn. Maar ze wílden gewoon niet. Heel erg, want in dat rapport zet Veerman in op de agro-industrie en schaalvergroting. Daarbij legt hij alle verantwoordelijkheid bij de boer. Ik zou dan zeggen: hij is als minister toch zelf ook verantwoordelijk? Maar nee. De minister heeft het niet over de bedrijven die er nog zijn en hoe je die in stand kunt houden. Hij concentreert zich puur op globalisering van de wereldmarkt en efficiency in de agrarische bedrijfsvoering,’ zegt Schut. ‘Wat die efficiency betreft; ik sprak laatst met een boer. Hij maakte een rekensommetje. Hij zei: “Ik heb 40 hectare grond. Ik ben nu al heel zuinig, maar stel dat het me lukt om honderd euro extra per hectare te bezuinigen, dan kan ik de 4000 euro die ik bespaar volgend jaar zo weer naar de loonwerker brengen, want hij zit net zo goed met sterk stijgende kosten.” Dus wat nou efficiency!’

De vraag, is hoe het ooit zover heeft kunnen komen. De Nederlandse agrarische sector was toch van oudsher een florerend gebeuren sector waar goed verdiend werd en waar een goed en betaalbaar product vandaan kwam? Volgens Riky Schut heeft het allemaal te maken met ‘evenwicht’. ‘Vanaf de jaren zeventig en tachtig begonnen intensieve veehouderijen met het importeren van goedkoop veevoer uit onder meer Brazilië. Dat had alles te maken met internationale handelsbelangen. Nederland kon in ruil voor die import bijvoorbeeld producten van Philips en DAF exporteren. De boeren hadden niet in de gaten dat ze als in feite als wisselgeld voor die handel gebruikt werden. Maar het gevolg was wel, dat er geen Nederlands graan meer in het eigen veevoer zat. Het evenwicht tussen graan en veestapel was dus weg. Wij hebben het begin jaren tachtig allemaal zien gebeuren. Spotgoedkoop werd er op grote schaal veevoer geïmporteerd. De mineralen daarvan kwamen er hier bij de varkens aan de achterkant weer uit en die mest moest men dan op de overgebleven grond kwijt. Ja, dan kun je op je vingers natellen, dat je een mestoverschot krijgt. En de mestafzet leidde vervolgens weer tot ontzettend hoge kosten. Het hele idee van de eigen mest afzetten op de eigen grond werd dus losgelaten. Vanaf toen was het evenwicht zoek,’ aldus Schut.

Voor biologisch vleesveehouder Math Loonen uit het Noord-Limburgse Siebengewald speelt het mestprobleem veel minder. Zijn bedrijf onderscheidt zich namelijk door de combinatie van natuurbeheer en vleesproductie. De Charolais-koeien van Loonen grazen namelijk op natuurgebied. ‘Als de koeien op natuurterrein scharrelen, horen ze volgens de letter niet bij het bedrijf en heb je geen mestprobleem. Heb je de koeien daarentegen thuis, dan moet je een oplossing zoeken voor de mest.’ In de wintermaanden heeft Math Loonen zijn dieren echter wel op stal bij aan huis. ‘Gezellig he,’ glundert hij als hij de staldeur opent. De koeien zijn zacht beige van kleur en sommige exemplaren hebben imposante horens. Sommige dieren sjokken naar buiten (in een biologisch bedrijf moeten de dieren die mogelijkheid hebben), andere blijven - al dan niet met hun kalfjes vlakbij - in de aangename warmte van de stal. ‘Bij ons blijven de koeien negen tot tien maanden bij hun kalfjes, als ze afgekalfd hebben,’ vertelt Loonen: ‘Dat is dubbel zo lang als bij gangbare bedrijven. Tja, het is een heel sociaal gebeuren bij de dieren. Als je lang met vee gewerkt hebt zoals ik, dan krijg je daar oog voor.’

‘De mensen vinden het mooi om mijn dieren in natuurgebieden te zien grazen’

In 1975 nam Loonen (50) de melkveehouderij van zijn ouders over. Jarenlang telde het bedrijf zo’n tachtig melkkoeien. Maar begin jaren ’90 kwam er een kink in de kabel. Loonen: ‘Ik kreeg zware rugklachten. Het melken van de koeien – twee keer per dag – lukte niet meer. We moesten iets anders gaan doen.’ Het oog van de Limburger viel op het houden van zoogkoeien en uiteindelijk kozen Math en zijn vrouw Mientje voor dieren van het prachtige Charolais-ras. Het toeval wilde, dat de beheerder van de nabijgelegen Bergerheide de wens koesterde om zijn domein te laten begrazen door koeien. Loonen had er oren naar, waarna ook Staatsbosbeheer interesse toonde. Inmiddels grazen de Charolais-koeien op vijf Limburgse natuurterreinen. Loonen: ‘Omdat we dieren op natuurterreinen hebben, kunnen we veel meer vleesvee houden dan op mijn -eigen twintig hectare. Verder zorgen de koeien ervoor dat het terrein open blijft en -bovendien vinden de mensen het mooi om die dieren daar in de natuur te zien. Het mes snijdt dus aan meerdere kanten.’

Het mes dat aan meer dan één kant snijdt is precies het doel dat Ger Wouters voor ogen heeft. Wouters is namens de SP wethouder in het Noord-Brabantse Schijndel en volgens hem is een integrale aanpak een belangrijke kans voor de noodlijdende agrarische sector. ‘Mijn streven is het, om zoveel mogelijk mensen van de landbouw te laten profiteren. Dan heb ik het naast de boer zelf ook over de horeca, de natuurliefhebbers, de toeristische sector en zelfs het onderwijs. Daartoe probeer ik samen met de boeren en organisaties te zoeken naar nieuwe samenwerkingsvormen.’ Een aantal bijzondere projecten wist Wouters inmiddels op poten te zetten. Zo is Schijndel gestart met het kweken van eetbare paddestoelen op enkele particuliere populierenweides. Op die manier worden de populierenbossen in het buitengebied van een nieuwe economische waarde voorzien. Bijkomend effect is bovendien, dat de gemeente in de Meierij nieuwe streekproducten krijgt. Ook lukte het Wouters om boer, brouwer, bloemist, horeca en milieuorganisaties bij elkaar te brengen, zodat er na bijna honderd jaar weer hop geteeld wordt in Schijndel. Wouters: ‘Het mooie van dit project is ook, dat leerlingen van VMBO Groen prima stageplekken op het hopveld gekregen hebben. Dus ook het onderwijs profiteert. En het nieuwste project is, dat vier Schijndelse boeren aangestuurd door top-horeca en -begeleid door de landbouwuniversiteit groenten telen, waarbij extra veel aandacht wordt besteed aan smaak. Zo krijgen we nieuwe én oude streekproducten, die biologisch geteeld worden en waar de boeren een eerlijke prijs voor krijgen, omdat er geen tussenhandel aan te pas komt.’

Over smaak gesproken. Een klant van Math Loonen, die een bio-winkel aan huis heeft, deed onlangs een test. ‘Zij kocht bij ons een pakje poulet en eentje uit de supermarkt. En wat bleek? Iedereen die ze liet proeven vond de onze écht lekkerder. Maar ja, ik denk dat er in Nederland heel veel mensen zijn die ’s avonds om zes uur zeggen: Schat, zet jij even de magnetron aan?’ Ger Wouters: ‘Met spruitjes uit de supermarkt kun je tegenwoordig bijna knikkeren; zó hard zijn ze. De witlof is niet meer bitter en de uien zijn niet meer scherp. Met ons groenteproject willen we weer groente met smaak op tafel krijgen bij de eigen horeca.’

‘Zodra boeren stoppen, wordt de druk op het platteland vergroot’

Wie goed kijkt, ziet tijdens een ritje door dun bevolkte Brabantse en Limburgse gebieden, dat het platteland aan het veranderen is. Menig varkensstal staat leeg en heel wat champignoncellen zijn verlaten. Sommige boeren proberen het hoofd boven water te houden, door een camping, een kinderdagverblijf of een ‘zorgboerderij’ te beginnen. Maar je ziet ook veel boerderijen die door mensen met geld verbouwd zijn tot luxe landhuizen. Wat vaak tot problemen leidt, omdat de nieuwe bewoners al snel merken dat er op het land gewerkt wordt. Vee zorgt voor boerenlucht, sproei-installaties maken geluid en tractoren hebben motoren. Kortom; wat eeuwenlang gold als gezonde boerenlucht met bijbehorende bedrijvigheid, wordt door nieuwkomers maar al te vaak bestempeld als stank- en geluidsoverlast. Soms verrijzen er ook prestigieuze landgoederen op voormalige landbouwgrond, waarmee de zittende boeren voor problemen gesteld worden. Riky Schut: ‘Vaak zijn die de laatste doodsteek. Ik ken een varkenshouder hier uit de buurt die ernstig beperkt wordt, omdat de boer naast hem een landgoed is begonnen. Dat kan namelijk met behulp van allerlei fiscale voordelen en stimuleringsprogramma’s. Het gevolg is, dat twee boerenbedrijven, die altijd naast elkaar gewerkt hebben, nu ineens tegengestelde belangen hebben en dat geeft moeilijkheden. Zo creëer je dus tegenstellingen.’ Wouters: ‘Zodra boeren stoppen zie je de druk op het platteland toenemen. Als je toestaat dat zich andere bedrijven in de vrijstaande gebouwen vestigen, dan kun je verzekerd zijn van extra verkeer en extra milieubelasting. In principe hebben we daar industrieterreinen voor. Aan de andere kant; waar moeten bijvoorbeeld kleine zelfstandigen dan heen als ze daar niet terecht kunnen? Sta je vervolgens toe dat een klein bedrijfje zich in het buitengebied vestigt, dan is de kans groot dat de nabijgelegen boer weer niet verder kan vanwege stank- en hindercirkels. Het zijn gigantische dilemma’s.’

‘Kom dames, eten!,’ roept Math Loonen, terwijl hij met een riek hooi naar zijn koeien schept. Hooi, dat afkomstig is van de natuurgebieden waar zijn dieren grazen en dat hij voor de stalperiode in grote balen laat persen. Het ruikt aangenaam. ‘Ik weet niet of je mij nou een idealist moet noemen. Ik koos voor deze vorm van landbouw, omdat het me scherp houdt. Ik vond het een uitdaging. Vroeger ging het als melkveehouder eigenlijk allemaal vanzelf. Nu moet ik voor ieder dubbeltje knokken en daar heb ik plezier in’ Math en Mientje Loonen hebben een zoon en twee dochters, maar zoals het er nu naar uitziet kiest geen van zijn kinderen voor het boerenbestaan. ‘Ach weet je, ik zit nu dertig jaar in het vak. Het zal mijn tijd wel duren. Ik hoop dat mijn bedrijf straks zijn waarde zal opbrengen,’ zegt Loonen. Hij verwacht zijn inkomen in de toekomst te kunnen waarborgen door meer vlees in zijn boerderijwinkel direct aan de klanten te verkopen. Naast rundvlees van eigen bedrijf wordt ook biologisch kippen- en varkensvlees aan de man gebracht. Die producten, die tevens online via de zogenaamde ‘webwinkel’ te bestellen zijn, komen van collega-bedrijven die samenwerken de biologische keten ‘Van Eigen Erf’.

‘Varkens moeten de hele wereld over, maar de stront blijft bij ons’

Afhankelijk van de regio is in Nederland de biologische sector goed voor twee tot zeven procent van de totale landbouw. Riky Schut vindt de ontwikkelingen in de biologische landbouw ‘hoopvol’. ‘Nu is de sector nog te klein, maar ik hoop dat de bio-boeren het uiteindelijk gaan redden. In de gangbare landbouw zijn ook interessante dingen gaande wat betreft duurzaamheid. Dan praat je onder meer over het terugdringen van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen. Ik hoop dat de positieve ontwikkelingen in de reguliere landbouw en de biologische bedrijven uiteindelijk dichter bij elkaar komen. Helaas staat het beleid van minister Veerman haaks op die wens. Daar komt nog eens bij, dat organisaties als LLTB en LTO nog steeds vaak doen alsof de boeren niet zelf over hun toekomst kunnen nadenken. Dat is een schromelijke onderschatting van hun eigen mensen.’

Ger Wouters: ‘Ik denk dat je de huidige landbouw in twee groepen kunt verdelen. Ten eerste heb je de sector die voor de -wereldmarkt gaat. Die wil schaalvergroting, en varkens die over de hele wereld worden geëxporteerd. Aan die kant moet alles groter en groter worden. Varkens moeten de hele wereld over, maar de stront blijft bij ons. Aan de andere kant heb je de bedrijven, waar waarde wordt gehecht aan het omgaan met dieren en planten. Op die bedrijven eten de dieren wat van de boerderij komt en wat ze uitpoepen wordt teruggeven aan de grond. Een bedrijf in balans dus. Dát is de toekomst: proberen de balans in je eigen omgeving te zoeken.’


Zie ook:

Inhoud

  • Het Nederlandse platteland staat onder druk. Veel boeren stoppen en armoede onder boeren is allang geen witte raaf meer. Sommigen gooien het roer om: biologische boeren boren nieuwe markten aan en “integraal denken” is de nieuwe trend. “De balans moet terug op de boerderij.” Een bericht uit het buitengebied.
  • Geen land in Europa waar de keuken zo verpauperd is als Nederland, meent de gastronoom Johannes van Dam. De voedselindustrie heeft mensen geconditioneerd om kant-en-klare producten uit de supermarkt te kopen. Een gesprek over smaak en de invloed van de commercie.
  • “Groot waren we al, in veel kleinere gemeenten. Groot zijn we nu ook, in veel grote steden van ons land,” zei Jan Marijnissen op de verkiezingsavond van 7 maart. Cijfers, commentaren, analyses. En een reportage uit Amsterdam, waar de Tribune op 6 en 7 maart op pad ging met Remine Alberts. “Een droom gaat in vervulling.”
  • Jong in de SP: Pim Siegers
  • Column Jan Marijnissen: Dinsdag 7 Maart: wat een dag!