publicatie

Spanning februari 2011 :: Kleinknecht: Het is gewoon een kwestie van klassenstrijd

Spanning, februari 2011

 

‘Het is gewoon een kwestie van klassenstrijd’

Interview met prof. dr. Alfred Kleinknecht over de AOW-discussie

Tekst: Sjaak van der Velden Foto: Jacqueline de Haas / Hollandse Hoogte

De race lijkt gelopen, de AOW-leeftijd gaat omhoog en ook de pensioenleeftijd gaat mee. Het wordt in de politiek als ouderwets beschouwd om je hiertegen te verzetten en ook de vakbeweging lijkt het hoofd in de schoot te leggen. Alleen de SP verzet zich in Den Haag nog tegen de aangekondigde verhogingen. Tijd voor een gesprek met de econoom Alfred Kleinknecht, die het niet eens is met de meeste van zijn vakbroeders die de noodzaak van langer doorwerken massaal propageren. In zijn kamer aan de TU Delft stond hij me gehaast te woord, omdat de reporters van Radio 1 al stonden te wachten om hem ook een interview af te nemen. Zijn uitleg voor de Spanning-lezers was er niet minder duidelijk om.

Is het echt zo nodig voor de economie dat mensen langer doorwerken? Omdat er anders dadelijk te weinig mensen zijn om al het werk te verrichten?

‘Het begint er al mee dat dé economie of dé arbeidsmarkt eigenlijk niet bestaan, die zijn namelijk behoorlijk gesegmenteerd. Er bestaan meerdere arbeidsmarkten naast elkaar en die zijn echt door schotten van elkaar gescheiden. In het bovenste segment is vrijwel altijd krapte; er is bijvoorbeeld bijna voortdurend een tekort aan goed geschoolde IT-ers. In hoog- en in laagconjunctuur. Aan de onderkant van de arbeidsmarkt is dat heel anders, daar is vrijwel altijd een overschot aan arbeid. Neem de schoonmakers, die zijn relatief laag geschoold en daarom eenvoudig te vervangen door anderen. De werkgever kan daar gemakkelijk zeggen ‘voor jou, tien anderen’. Dat geldt in economisch slechte tijden, maar ook in een hoogconjunctuur gaat dat in die sector gewoon door. Daar is de teneur voortdurend dat mensen aan het werk mogen als ZZP’er of op een tijdelijk contract of in ieder geval tegen miserabele voorwaarden.

Juist aan de onderkant van de arbeidsmarkt treft de flexibilisering – want daar hebben we het over bij de voorgestelde AOW-hervormingen – de mensen het hardst. En dat heeft niets te maken met globalisering of de technologische ontwikkeling. Dat wordt vaak beweerd, maar het is flauwekul. Er is geen dwingende reden die bepaalt dat de globalisering of technologische ontwikkeling tot flexibilisering van de arbeid moeten leiden. Het is gewoon een gevolg van vraag en aanbod en dus de machtsverhouding tussen arbeid en kapitaal.’

Het lijkt wel of ik daar Marx hoor.

‘Dat is ook zo. Kijk, het woord klassenstrijd wordt in de academische wereld niet meer gebruikt. Vroeger had men het wel over klassenstrijd, maar sinds de werkgevers het initiatief hebben genomen en de lakens uitdelen, willen academici dat woord niet meer gebruiken.

Marx zou inderdaad zeggen dat de werkgevers nu proberen om een voldoende groot industrieel reserve-leger in stand te houden. Interessant is dat de theorie van Marx in een rechts jasje terug is gekeerd, namelijk als de theorie van de ‘natuurlijke’ werkloosheidsvoet. Dat betekent: er moet een voldoende groot overschot aan werkzoekenden zijn. Dan is er voldoende concurrentie om schaarse banen en kan men de loonontwikkeling beter in de hand houden.

In Nederland wordt deze ‘natuurlijke’ werkloosheid overigens op ca. 5 procent geschat. Dus, met minder dan 5 procent werklozen zit Nederland in de gevarenzone: mensen worden dan mogelijk te veeleisend. Dan steekt het risico van een loon-prijsspiraal de kop op!’

Gaat het dan echt om een bewuste strategie van de werkgevers?

‘Dat kun je gerust zeggen, ja. Daarom vinden de discussies over verhoging van de pensioenleeftijd in alle Europese landen plaats. Als je naar Spanje kijkt: daar is de werkloosheid schrikbarend hoog. Er is 40 procent jeugdwerkloosheid! Toch gaat de pensioenleeftijd daar ook omhoog, waardoor de ouderen nog later hun plek vrijmaken voor de jongeren. De lijn van rechts is duidelijk: voer de werkloosheid op en dan verschuiven de machtsverhoudingen vanzelf. Ze mogen Marx en de klassenstrijd dan dood hebben verklaard, maar dit is gewoon ordinaire klassenstrijd van het kapitaal tegen de arbeid! Het pakt natuurlijk overal anders uit. Aan de bovenkant, waar de arbeidsmarkt veelal krap is, merkt men er zo niet veel van. Maar aan de onderkant ontstaat door de groeiende flexibilisering groeiende armoede. Daar komen rafelranden van werkende armen. Zo ontstaat, om de begrippen van Marx nog een keer te gebruiken, een lompenproletariaat en het is vanouds bekend dat juist rechts daar zijn voordeel mee doet. Dat verklaart de groei van Wilders ook voor een deel. Hij verwoordt de rancune van de verliezers.’

Samengevat zegt u dus dat de arbeidsmarkt wordt geflexibiliseerd en mensen tegelijk langer moeten doorwerken om een overschot op de arbeidsmarkt in stand te houden zodat de lonen onder druk blijven staan.

‘Daar komt het wel op neer.,

Als mensen steeds ouder worden, is het dan niet logisch dat ze ook langer doorwerken? Dat is althans wat de voorstanders van een verhoging van de pensioenleeftijd steeds beweren.

‘Dat geldt niet voor alle mensen, maar van mij mag er morgen een wet worden aangenomen die bepaalt dat hoogleraren zoals ik tot hun zeventigste moeten doorwerken. We hebben een mooie baan en verdienen goed, dus ik zie daar geen enkel probleem in. Het zou ook nuttig zijn voor de maatschappij als hoogopgeleiden langer doorwerken. Ze beginnen vaak op latere leeftijd te werken dan laagopgeleiden en pensionering met 65 (of eerder) is verspilling van kenniskapitaal. (Hoogopgeleiden kunnen ook ruimer premie en belasting afdragen voor de financiering van de vergrijzing en bovendien kunnen ze zo iets terug doen voor de ruim gesubsidieerde studies die ze mochten volgen.)

De hoogopgeleiden zitten meestal in segmenten van de arbeidsmarkt waar krapte heerst en dus is het ook minder moeilijk om boven de 50 je baan te behouden.’

Ontstaan er zo dan geen nieuwe problemen? Nu heeft de AOW het karakter van een volksverzekering, als je gaat differentiëren dan verdwijnt dat karakter. Wat doe je dan met huisvrouwen bijvoorbeeld. Ook klagen jonge werklozen nu al dat de ouderen op hun stoel blijven zitten en geen plaats maken. Als die hoogopgeleide ouderen langer doorwerken, dan wordt dat probleem toch alleen maar groter?

‘Dat zijn inderdaad problemen die opduiken bij differentiatie. Je zou ook kunnen differentiëren op inkomen of opleidingsniveau, maar leeftijd is het eenvoudigst te controleren.

Toch denk ik wel dat er iets dergelijks moet gebeuren. Nu krijgt een universitair geschoolde ook op zijn 65e al AOW, terwijl het juist gerechtvaardigd zou zijn als ze langer doorwerken. Ze beginnen al op latere leeftijd te werken en hun studie heeft de maatschappij heel veel geld gekost. Ieder jaar dat ze doorwerken, betalen ze daar meer van terug.’

Zou het dan niet voldoende zijn om die mensen in ieder geval het recht te geven door te werken? Nu word je als academicus afgeserveerd als je ouder dan 65 bent, terwijl je misschien best verder kan en wil doorwerken.

‘Mee eens. Bijvoorbeeld: mensen met universitaire diploma’s krijgen AOW met 70, hbo’ers met 68, de rest blijft 65, tenzij ze kunnen aantonen dat ze al 45 jaar verzekeringsplichtig gewerkt hebben; in dat geval mag de AOW ook voor 65 ingaan.’

Dat gaat dan nog om de mensen die tot hun 65e of langer door werken. Toch is er een aanzienlijke groep die jonger is en al aan de zijlijn staat. Kunnen we die niet beter eerst aan het werk helpen?

‘Er zijn inderdaad heel wat mensen van rond de 55 die zich suf solliciteren en geen baan vinden, of af en toe een baantje van een jaar of zo. Ik heb bijvoorbeeld de indruk dat herintredende vrouwen, ook al hebben ze alle diploma’s, het heel lastig hebben een baan te vinden. Laat de werkgevers niet zeuren over krapte en onvervulde vacatures, maar stoppen met leeftijds- en seksediscriminatie.’

Maar is er wel een reëel probleem met de vergrijzing? Een steeds groter deel van de bevolking is oud en mensen worden gemiddeld steeds ouder. Als die ouderen niet werken, dan moeten jongeren daar toch voor opdraaien?

‘Nederland heeft sinds 1982 een beleid gekend van loonmatiging. Daardoor, en dat roep ik al jaren, hadden werkgevers te weinig prikkels om de arbeidsproductiviteit te verhogen. Ze investeerden te weinig in moderne, dure productietechnieken maar liever in goedkope arbeid. De groeivoeten van de arbeidsproductiviteit zijn in de Nederlandse economie sinds midden jaren tachtig stelselmatig lager dan het Europees gemiddelde. Over een periode van 25 jaar laat je dan heel veel productiviteitswinst liggen. Als we die winst wel hadden gepakt, dan was er nu veel minder noodzaak om langer door te werken. Ik zou zeggen, als je de gevolgen van de vergrijzing wilt bestrijden, zorg er dan voor dat de productiviteit per gewerkt uur omhoog gaat. Dan kun je met minder mensen steeds meer produceren. Maar in Den haag hebben ze hier geen oog voor omdat ze loonmatiging heilig hebben verklaard.’

De algemene gevolgtrekking die we uit het gesprek met professor Kleinknecht kunnen maken is dat er geen economische noodzaak is om langer door te werken. De oproepen om dat wel te doen zijn ingegeven door pogingen van de werkgevers om de arbeidsmarkt te verruimen want meer aanbod van arbeid zorgt voor druk op de lonen.

Daarnaast vindt hij het uit het oogpunt van rechtvaardigheid en economische efficiency echter geen slecht plan om in de pensioenleeftijd te differentiëren zodat goedbetaalde hoogopgeleiden langer doorwerken. Deze differentiatie is overigens makkelijk in te voeren: alles wat je nodig hebt is een betrouwbare diploma-administratie (door een instelling zoals het kadaster).