publicatie

Spanning februari 2011 :: Armoede is ook probleem van de rijken

Spanning, februari 2011

 

Armoede is ook probleem van de rijken

Tekst: Paul Ulenbelt, Tweede Kamerlid SP Illustratie: Len Munnik

Wat is de reactie van iemand die in de krant leest ‘Topinkomens 2 procent en minimumloon 4 procent gestegen’? Velen zullen denken dat de inkomensverschillen kleiner worden. Dat is natuurlijk alleen maar relatief zo; in harde euro’s neemt het verschil toe. Met 2 procent van 200.000 Euro kun je voor 4000 Euro meer kopen. Met 4 procent van 20.000 Euro kun je voor 800 Euro meer kopen. Als dit bericht ieder jaar in de krant staat, duurt het nog 18 jaar voor het minimuminkomen 20 procent van 200.000 is in plaats van 10 procent. En die mensen die 200.000 verdienden, ontvangen dan inmiddels al bijna drie ton.

Het bericht dat topinkomens minder stijgen dan de minimumlonen staat sowieso maar zelden in de krant. Sinds 1980 is de koopkracht van de topsalarissen met 130 procent gestegen en de koopkracht van het minimumloon licht gedaald. Voor alle werkenden tesamen is de koopkracht in die periode met 50 procent gestegen.

Inkomensverschillen nemen toe. Dat is een goede zaak, zeggen liberalen. Die verschillen zorgen ervoor dat mensen met harder werken meer gaan verdienen, en met bijscholing meer gaan verdienen, en dat dus ook doen. De liberalen zeggen ook dat uitkeringem omlaag moeten, zodat mensen aan het werk gaan. Het kabinet Rutte voegt de daad bij het woord en wil de bijstandsuitkering met €2000 per jaar gaan verlagen. Niet in een keer. Wel in 20 jaar. Of mensen die nu in de bijstand zitten wel kunnen werken, of er banen voor hen zijn, daar hoor je Rutte en de zijnen niet over.

Voor veel werkenden is hun baan geen weg uit de armoede. Het aantal werkende armen is gestegen. Werkende armen zijn mensen die werken en in tien jaar tijd ten minste drie jaar met hun gezin onder de armoedegrens zaten. Het zijn vooral alleenstaande moeders met kinderen en andere eenverdieners, kleine zelfstandigen, vissers, boeren en tuinders. Ze hebben een inkomen dat nauwelijks voldoende is om de vaste woonlasten, voeding, kleding en ander noodzakelijks van te betalen. Binnen de groep armen met en zonder werk is het aantal mensen met een inkomen uit een uitkering gedaald, en het aantal mensen met een inkomen uit werk gegroeid, zegt de Raad voor Werk en Inkomen.

Maar wat is arm? Vier op de tien werknemers met de laagste inkomens kunnen niet goed rondkomen van hun loon. Zij kunnen hun kinderen niet geven wat ze hen zouden willen geven en zijn somber over de toekomst. Zij verwachten niet dat hun situatie de komende jaren verbetert. Dat heeft FNV Bondgenoten vastgesteld in een peiling onder zo’n tweeduizend leden die werkzaam zijn in sectoren als de schoonmaak, de taxi-sector, supermarkten, de postbezorging en het uitzendwerk. De meesten verdienen minder dan €1750 netto per maand. Zijn zij arm? Of houden ze aan het eind van het loon nog een stuk van de maand over?

Er zijn verschillende definities van armoede. In Nederland hebben we er zelfs vier. Die lopen uiteen van een inkomen dat net genoeg is om te zorgen dat je niet omkomt van de honger tot een inkomen dat wordt beschouwd als een acceptabel inkomen, inclusief vakantiegeld en eventuele kinderbijslag. Welke definitie men ook hanteert, ze zijn alle relatief. Met een kale Nederlandse AOW-uitkering kun je er in Indonesië huispersoneel op na houden en riant wonen. Het is vooral belangrijk hoe de inkomens van mensen binnen een land zich tot elkaar verhouden om te kunnen bepalen wie arm zijn en wie rijk.

Wat armoede is, moet je bepalen ten opzichte van de welvaart in een land. De Europese definitie van armoede doet dat op een interessante manier. Het is een beetje ingewikkeld om uit te rekenen. Volgens de Europese definitie van armoede wordt de mediaan van de verdiende inkomens uitgerekend. De mediaan is het inkomen waar 50 procent van de bevolking onder zit en de andere 50 procent boven zit. Je zet alle Nederlanders op een rij in volgorde van inkomen. Het laagste inkomen eerst, het hoogste het laatst. Het inkomen precies op de grens tussen de ene helft van die rij en de andere helft van die rij is het mediane inkomen. De Europese definitie van armoede zegt dat iemand die minder dan 60 procent van de mediaan te besteden heeft, arm is. Volgens deze Europese definitie is het aantal arme huishoudens in Nederland gestegen van 4 procent in 1981 naar ruim 10 procent in 2009.

Je kunt het moreel goed- of afkeuren dat een steeds groter deel van de bevolking niet meedeelt in de toegenomen collectieve welvaart. Belangrijker is dat het voor de maatschappij in zijn geheel niet goed uitpakt. Door onderzoekers Wilkinson en Pickett zijn 23 landen met grotere en kleinere inkomensverschillen vergeleken (zie www.equalitytrust.org.uk). In landen met kleinere inkomensverschillen zijn mensen lichamelijk en mentaal gezonder. Er komt daar minder criminaliteit voor en de onderwijsprestaties zijn beter. Mensen vertrouwen elkaar daar meer en er zijn minder moorden. Volgens deze onderzoekers komt dat doordat onderlinge verhoudingen in die landen meer zijn gestoeld op samenwerking en vertrouwen. In landen met grote inkomensverschillen is de onderlinge verhouding gericht op onderlinge strijd.

Bij mijn ouders was de achterdeur nooit op slot. Ook niet als er niemand thuis was. Bij mensen in de straat die het wat beter hadden, stond de deur ook altijd open. Wie tegenwoordig door rijke wijken rijdt of wandelt, raakt onder de indruk van hekken, muren, camera’s. Wat moeten die mensen bang zijn en dagelijks angsten doorstaan. De wat minder rijken moeten zich behelpen met bordjes die waarschuwen voor bijtende honden of waarschuwingen voor elektronische beveiliging terwijl die niet aanwezig is. Maar ook zij zijn blijkbaar angstig.

Als we de belasting voor de 10 procent rijkste Nederlanders verhogen met 1 procent hoeft de overheid helemaal niet te bezuinigen, heeft econoom en Eerste Kamerlid voor de SP Geert Reuten voorgerekend. Dan hoeven de lonen in de sociale werkplaatsen niet verlaagd te worden, hoeft de bijstand niet omlaag, hoeven de armen niet nog armer te worden. Als we de armen wat rijker maken en de rijken wat armer wordt iedereen gelukkiger. Ook de rijken.

De overheid is geen geluksmachine, zegt Rutte. Inderdaad. Niet in zijn handen. Een overheid die inkomensverschillen verkleint, topsalarissen aanpakt die in geen enkele verhouding staan tot de geleverde prestatie en armoede bestrijdt, maakt arme en rijke mensen gelukkiger. Als rijk daaraan niet meedoet, worden ze wel rijker maar niet gelukkiger.