publicatie

Spanning augustus 2011 :: Het Rijke Rooie Leven ::Hugh Masekela, ‘Coal train’

Spanning, augustus 2011

Het rijke rooie leven, deel 70:

Hugh Masekela, ‘Coal train’

Foto: Joao Silva / The New York Times / Hollandse Hoogte

Tekst: Sjaak van der Velden

In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw kwam de strijd tegen de Apartheid in Zuid-Afrika tot een hoogtepunt. Jongeren in Soweto gaven een heel nieuwe dimensie aan de strijd, die tot dan vooral via de geëigende kanalen van het ANC was gevoerd. De strijd ging een geheel nieuwe fase in en werd daarbij ondersteund door talloze kunstenaars. Uit Zuid-Afrika gevluchte artiesten maar ook westerse muzi-kanten als Paul Simon.

Velen herinneren zich het lied ‘Free Nelson Mandela’ van de Special AKA (een voortzetting van de ska-groep The Specials) uit 1984. Of het in 1988 wereldwijd uitgezonden Free Mandela concert vanuit Wembley in Engeland. De liedtekst van deze Rijke Rooie Leven is geschreven door Hugh Masekela, een van de vele Zuid-Afrikanen die tijdens het Apartheidsbewind de wijk namen naar het buitenland.Masekela is geboren in Kwa-Guqa, Witbank, in 1939 en begon al op jonge leeftijd trompet te spelen. Met zijn talent bouwde hij een muzikale carrière op. Hij had altijd oog voor de ongelijkheid in zijn land. Na de schietpartij in Sharpeville in 1960, toen 69 mensen door de politie werden doodgeschoten omdat ze tegen de pasjeswetten van de regering protesteerden, verlieten Masekela en vele anderen het land. In de Zuid-Afrikaanse diaspora ontmoette hij onder meer zijn landgenote Miriam Makeba met wie hij optrad en ook in het huwelijk trad.

Hugh Masekela, de man met de trompet, heeft gespeeld met vele grote artiesten, van Louis Armstrong tot Bob Marley, Paul Simon (op ‘Grace-land’) en Fela Kuti. In zijn muziek heeft hij echter tot de dag van vandaag veel aandacht voor het lijden en de strijd van het volk van Zuid-Afrika. Zijn bekendste liedjes zijn ‘Soweto Blues’ (gezongen door Makeba) en ‘Bring him back home’, dat de officiële herkenningsmelodie werd van de tour die Mandela over de wereld maakte na zijn vrijlating.

Het nummer ‘Coal Train’ is van zijn album ‘Waiting for the Rain’ uit 1985. Hij bezingt daarin de zwarte mijnwerkers die uit vele landen in Afrika naar Johannesburg trokken. Hoe zij werden geronseld om diep onder de grond de rijkdommen omhoog te halen. In die rijkdommen delen was er voor hen echter niet bij.

In 1896 werden in Zuid-Afrika winbare hoeveelheden goud ontdekt en vanaf dat moment werden er arbeiders geronseld in Mozambique. Een paar jaar later was al tweederde van de arbeiders afkomstig uit die Portugese kolonie. De mannen kregen een contract voor 18 maanden, zonder enige garantie op een nieuwe overeenkomst na afloop van die periode. Omdat mijnarbeid lichamelijk heel zwaar is, werden de arbeiders streng medisch gekeurd en kregen ze ook tijdens de duur van het contract goede medische zorg. Daarna was het weer met recht hun eigen zorg en trok de mijnonderneming zijn handen van hen af. Midden jaren tachtig van de vorige eeuw waren er jaarlijks ongeveer 480.000 zwarte mijnwerkers actief in de goudmijnen van Zuid-Afrika. Een enorme massa mensen die afkomstig waren uit vrijwel heel zuidelijk Afrika, tot Zambia en Tanzania aan toe (landen die overigens niet genoemd worden in het lied van Masekela). De grootste groep kwam trouwens uit Zuid-Afrika zelf (58 procent) en het toenmalige Tuisland Transkei (31 procent). Door de regels van de Apartheidsstaat mochten ook de Zuid-Afrikanen zich niet vrij bij de mijnen vestigen. Allen werden gehuisvest in barakken en ze werden meestal naar nationaliteit gescheiden.

Zulke grote groepen ongeschoolde en vaak analfabete mannen, ver van huis en haard en vooral van hun vrouwen; dat was natuurlijk vragen om moeilijkheden. Drankmisbruik en agressie zijn van oudsher bekende uitlaatkleppen voor mannen in dergelijke omstandigheden, maar ook muziek, en vanaf midden jaren zeventig grote stakingsbewegingen.

Masekela gaf vanuit zijn ballingschap in diverse nummers uiting aan de onvrede van zijn landgenoten. Het lied ‘Coal Train’ is een prachtig voorbeeld hiervan omdat hij daarin laat zien hoe de mijnwerkers leefden, op een manier die aansprekender is dan tientallen rapporten over hetzelfde onderwerp. De 72-jarige trompettist kreeg dan ook terecht een daverend applaus toen hij op 12 augustus jl. optrad in het Amsterdamse Concertgebouw.

There is a train that comes from Namibia and Malawi

There is a train that comes from Zambia and Zimbabwe,

There is a train that comes from Angola and Mozambique,

From Lesotho, from Botswana, from Swaziland,

From all the hinterland of Southern and Central Africa.

This train carries young and old, African men

Who are conscripted to come and work on contract

In the golden mineral mines of Johannesburg

And its surrounding metropolis, sixteen hours or more a day

For almost no pay.

Deep, deep, deep down in the belly of the earth

When they are digging and drilling that shiny mighty evasive stone,

Or when they dish that mish mesh mush food

into their iron plates with the iron shank.

Or when they sit in their stinking, funky, filthy,

flea-ridden barracks and hostels.

They think about the loved ones they may never see again

Because they might have already been forcibly removed

From where they last left them

Or wantonly murdered in the dead of night

By roving, marauding gangs of no particular origin,

We are told they think about their lands, their herds

That were taken away from them

With a gun, bomb, teargas and the cannon.

And when they hear that Choo-Choo train

They always curse, curse the coal train,

The coal train that brought them to Johannesburg.

Een trein komt uit Namibië en Malawi

Een trein komt uit Zambia en Zimbabwe

Een trein komt uit Angola en Mozambique

Uit Lesotho, Botswana, en Swaziland,

Uit het hele achterland van zuidelijk en centraal Afrika.

De trein vervoert jonge en oude Afrikanen

die zijn aangenomen voor contractwerk

In de goudmijnen van Groot-Johannesburg

Zestien uur of langer per dag voor een habbekrats.

Diep, diep, diep onder in de buik van de aarde.

Als ze graven en boren in die glanzende, machtige ongrijpbare rots,

Of als ze die slappe mieliepap op hun ijzeren borden met ijzeren handvatten kwakken

Of als ze rusten in hun stinkende, vieze en van de vlooien vergeven hostels en barakken

Dan denken ze aan hun geliefden die ze misschien nooit meer zien

Omdat ze misschien al met geweld zijn gedeporteerd

Uit de huizen waar ze hen voor het laatst zagen

Of midden in de nacht zijn afgeslacht

Door rondtrekkende, plunderde benden van onduidelijke herkomst.

Men zegt ons dat ze denken aan hun land en kudden

Die van ze zijn afgenomen

Met een geweer, bom, traangas en een kanon.

En als zij de Choo-Choo trein horen

Dan vervloeken ze de kolentrein

De kolentrein die ze naar Johannesburg bracht.

Voor een live-versie van het nummer Coaltrain, Google op Hugh Masekela en klik op ‘video’s’