publicatie

Spanning september 2009 :: We worden iets ouder, maar niet gezónd ouder

Spanning, september 2009

We worden iets ouder, maar niet gezónd ouder

Tekst Ineke Palm

De pleitbezorgers van de verhoging van de AOW- en pensioenleeftijd gebruiken als argument dat de levensduur langer is geworden en de ouderen van nu gezonder zijn. De nadruk ligt op de vitaliteit van ouderen, het Zwitserlevengevoel. Maar over welke mensen gaat het eigenlijk, worden we werkelijk zoveel ouder en geldt dat voor iedereen in gelijke mate? Zo ja, worden we dan ook gezond ouder en wat kunnen oudere werknemers nog aan? Wat zal het effect zijn van langer doorwerken op de gezondheid? We gaan in gesprek hierover met de hoogleraren Geert Braam en Dorly Steeg.

65-jarigen slechts vier jaar meer

Geert Braam is emeritus hoogleraar onderzoeksmethoden en sociologie aan de universiteit van Twente, publiceerde onder andere boeken over ouderen en macht en is mederedacteur van het Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie. Volgens Braam worden veel mensen de dupe van een verhoging van de pensioenleeftijd: “Nu al halen 14 van de 100 mannen de 65 jaar niet. Die mensen hebben dus een leven lang voor niets AOW- en pensioenpremies betaald en worden als het ware beroofd van een stukje oude dag. Als de pensioenleeftijd verhoogd wordt, zal dat voor nog meer mannen gelden, namelijk 17 van de 100.

Het klopt dat sinds de invoering van de AOW in 1957 de levensverwachting flink is gestegen. Zeker als je kijkt naar de levensverwachting vanaf de geboorte (levensverwachting van mensen die nu worden geboren tegenover die van mensen die in 1957 zijn geboren − red.). Als je echter kijkt naar de resterende levensverwachting op 65 jaar, dan is die stijging veel minder sterk. Dan zie je bijvoorbeeld dat mannen die nu 65 jaar zijn slechts drie jaar langer leven dan mannen die in 1957 de leeftijd van 65 jaar haalden.”

Voor 65-jarige vrouwen is dat ruim 5 jaar, voor mannen en vrouwen samen vier jaar. Wie eenmaal een hoge leeftijd heeft bereikt wordt dus maar enkele jaren ouder dan 60 jaar geleden. (zie grafiek)

Braam: “Wat meestal ook niet wordt vermeld is dat er in 1957 van de 100 mannen 25 voor hun 65e jaar stierven. De vraag is dan ook of de AOW-leeftijd destijds niet veel te hoog is vastgesteld. De vakbonden eisten begin 1900 nog 55 jaar. In de discussie gingen echter de kosten al snel een belangrijke rol spelen. Zo merkte de befaamde politicus Abraham Kuyper op dat er bij 70 jaar zo veel meer zijn gestorven. De socialist Duys sprak dan ook in 1913 over pensioen voor dooien.”

Voor laagopgeleiden beeld nog ongunstiger

Braam wijst erop dat voor laag opgeleiden het beeld nog ongunstiger is, want die hebben een kortere levensverwachting. Gezondheid is inderdaad niet gelijk verdeeld. Volgens de laatste cijfers van het RIVM leven hoogopgeleide mensen 6 tot 7 jaar langer dan laagopgeleide mensen1. Als je het opsplitst naar mannen en vrouwen, leven hoogopgeleide vrouwen het langst. De levensverwachting van hoogopgeleide vrouwen is 84 jaar en voor laagopgeleide vrouwen 78 jaar. De levensverwachting van hoogopgeleide mannen is 79 jaar. Voor laagopgeleide mannen is dat 72 jaar, dus niet hoger dan die voor alle mannen in 1957.

Ook op hoge leeftijd blijven de verschillen bestaan. Hoogopgeleide 65-jarige vrouwen hebben gemiddeld nog 21,4 jaar, laagopgeleide 65-jarige vrouwen nog 18,2 jaar. Hoogopgeleide 65 jarige mannen nog 17,5 jaar. Laagopgeleide 65-jarige mannen hebben gemiddeld nog 13,9 jaar, dus niet hoger dan voor alle mannen in 1957.

Braam: “Het is zorgelijk dat de beleidsmakers niet naar de feiten kijken en daarmee zeer kwetsbare groepen negeren. Men begrijpt het niet of het gaat om botte machtsuitoefening. Het lijkt er veel op dat men er gewoon voor zorgt dat deze feiten niet op de agenda komen. Als dat zo is, is er maar één goede tegenkracht: ACTIE. Dat is geen politieke constatering maar een wetenschappelijke.”

De winst zit in de zieke jaren

Dorly Deeg is hoogleraar epidemiologie voor veroudering aan het VU Medisch Centrum en wetenschappelijk directeur van het Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA). In dit onderzoek worden vanaf 1992 gegevens verzameld over fysiek, cognitief, emotioneel en sociaal functioneren van ouderen tussen 55 en 85 jaar. Deeg kreeg op 9 juni de Federa-prijs van de Federatie van Medisch Wetenschappelijke Verenigingen ‘wegens haar bijzondere en immer in omvang, breedte en diepte groeiende gerontologische onderzoek met evident internationale uitstraling’.

Deeg maakt direct een einde aan de mythe dat de levensverwachting stijgt omdat we gezonder worden. “Juist bij zieke mensen is de levensverwachting gestegen omdat de medische zorg beter is geworden waardoor de ziekte beter onder controle is. De jaren die we winnen zit ’m dus vooral in de zieke jaren. Een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd heeft dan ook nauwelijks zin. Veel oudere werknemers hebben of krijgen te maken met gezondheidsproblemen en moeten dan toch afhaken op de arbeidsmarkt.“

De gezonde levensverwachting is dus niet toegenomen. Vooral het deel waarin lichte beperkingen overheersen is volgens Deeg uitgedijd. Beperkingen als moeite met lopen en problemen bij huishoudelijke activiteiten.

Mensen met lichamelijk werk eerder versleten

De ouderdom komt met gebreken. Dit treft vooral de grote groep minder sociaal bevoorrechte ouderen. Deeg: “Vooral ouderen met lage opleiding hebben een slechte gezondheid. Dit komt onder meer doordat zij zwaarder werk doen en vaak al op jonge leeftijd zijn begonnen met werken. We weten allemaal: iedereen die lichamelijk werk doet is eerder versleten.”

Laagopgeleiden leven niet alleen korter, maar brengen ook minder jaren door in goede gezondheid. Het verschil in het aantal levensjaren waarin mensen de gezondheid als goed ervaren, bedraagt 16 tot 19 jaar. Ook op hogere leeftijd blijven er verschillen in gezonde levensverwachting tussen hoog- en laagopgeleiden bestaan. Laagopgeleide 65-jarigen hebben naar verwachting gemiddeld nog 9 jaar zonder lichamelijke beperkingen tegen 14 jaren bij hoogopgeleiden2.

Langer doorwerken aanslag op de gezondheid

Een van de onderzoekers van de Longitudinal Aging Study kijkt naar de effecten van de pensioenleeftijd op de gezondheid. Gekeken is naar een verband tussen de leeftijd waarop mensen met pensioen gaan en de gezondheid. Deeg: “Hoe dichter de pensioenleeftijd van mensen bij 65 jaar ligt, hoe groter de kans is dat er achteruitgang is in de gezondheid. Als we mensen langer door laten werken kan dat dus leiden tot meer zorgbehoefte.”

Deeg vervolgt: “Het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd levert dus nauwelijks iets op en kost mogelijk zelfs extra geld omdat het kan leiden tot een hoger gebruik van de gezondheidszorg. Het is veel beter je te richten op de groep mensen tussen 55 en 65 jaar. Lichamelijke beperkingen komen twee keer zoveel voor bij lager dan bij hoger opgeleiden. De combinatie van fysiek zwaar werk en het hebben van een lichamelijke beperking is zwaar. Werkgevers moeten veel meer met mogelijkheden komen voor aangepast werk. Het werk aanpassen aan de 55-plussers. Meer rustpauzes, betere arbeidsomstandigheden, deeltijdpensioen.”

Komende generatie ongezonder

Deeg: “De generatie ouderen die er aan komt is bovendien een stuk ongezonder. Wij hebben onderzoek gedaan in de leeftijdsklasse van 55 tot 65 jaar. Hun leefstijl is tussen 1992 en 2002 slechter geworden, er is meer obesitas, vrouwen blijven evenveel roken, men heeft minder lichaamsbeweging, het alcoholgebruik is toegenomen. Dat voorspelt niet veel goeds voor de ouderdom.”

“Dat in Europa de levensverwachting gemiddeld is blijven stijgen, maar dat Nederland wat dat betreft is teruggevallen tot de middenmoot is niet louter te verklaren uit ongezond gedrag. Er is ook fundamenteel iets mis met ons zorgsysteem. De verschillende vormen van zorg zijn niet goed op elkaar afgestemd. Een op de zeven 65-plussers komt minstens een maal per jaar in het ziekenhuis terecht. De ziekenhuisopnamen worden steeds korter, ook voor ouderen. Er is onvoldoende besef dat het herstelproces bij ouderen langer duurt. Zij moeten thuis verzorgd worden alsof zij nog in het ziekenhuis liggen. Nou kom daar maar eens om, bij de thuiszorg van nu. De marktwerking die is ingevoerd is funest. De aanbestedingen leiden tot tarieven onder de kostprijs. Hierdoor voelen instellingen zich gedwongen goedkope krachten in te zetten en wordt het werk steeds verder versnipperd. Er vallen steeds meer gaten. Marktwerking in de zorg kan niet. De maatschappij heeft de plicht om goede zorg in te richten, dat kan niet worden overgelaten aan de markt.”

Einde aan de mythe

De beide hoogleraren maken dus een einde aan de mythe dat we met z’n allen gezond ouder worden. We worden weliswaar ouder, de extra jaren gaan echter vaak wel gepaard met meer ziekten. Mensen met lichamelijk werk zijn bovendien eerder versleten en langer doorwerken kan ook nog eens slecht zijn voor je gezondheid. Het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd heeft dus nauwelijks zin en kan bovendien leiden tot een groter beroep op de zorg. Een zorg, die toch al te wensen over laat.


  1. Jan-Willem Bruggink, Mohammed Kardal, Bob Lodder, Hoogopgeleiden leven langer en gezonder, Webmagazine CBS, 17 november 2008 (www.cbs.nl).
  2. Monitor Gezondhweidsachterstanden, 18 december 2008 (www.rivm.nl).