publicatie

Spanning, september 2009 :: Het rijke rode leven - Deel 48

Spanning, september 2009

Het Rijke Rooie Leven

Deel 47: Frank Hindriks over Gerald Cohen (1941-2009)

Dure voorkeuren, de markt en de bibliotheek

Socialisme en liberalisme lijken elkaar uit te sluiten. De vorige maand overleden Gerald Cohen heeft laten zien dat je liberale ideeën kunt gebruiken om een socialistisch gelijkheidsideaal te verdedigen. Misschien is de markt efficiënt. Volgens Cohen is zij daarmee nog niet rechtvaardig. De openbare bibliotheek vormt een beter beeld voor een ideale samenleving.

Gerald Allan “Jerry” Cohen (14 april 1941, Montreal – 5 augustus 2009, Oxford) kwam er naar eigen zeggen pas op tienjarige leeftijd achter dat niet iedereen joods en communist is. Het Marxisme heeft een belangrijke rol gespeeld in zijn filosofische carrière. Hij heeft posities aan de universiteiten van Londen en Oxford bekleed. Het gros van zijn collega’s had niets met het Marxisme. Veel Marxistische filosofen in de tweede helft van de twintigste eeuw bedreven filosofie op een – voor Amerikaanse filosofen – vrij obscure manier met argumenten die moeilijk (en soms zelfs helemaal niet) te doorgronden waren. Cohen maakte deel uit van de groep van Analytische Marxisten die marxistische ideeën met behulp van heldere, transparante en analytische argumenten probeerden te verdedigen. Uiteindelijk heeft hij toch geconcludeerd dat het Marxisme niet te redden was. Hij bleef echter gecommitteerd aan een van de kerngedachten van Marx: van eenieder naar zijn mogelijkheden, voor eenieder naar zijn behoeften.

Een voedselallergie kies je niet

Als je aan een voedselallergie lijdt – denk bijvoorbeeld aan notenallergie of gluten-intolerantie – dan moet je goed opletten wat je eet. Daar komt nog bij dat je vaak duurdere producten nodig hebt dan iemand zonder voedselallergie. Glutenvrij brood is bijvoorbeeld veel duurder dan normaal brood. Er valt weinig aan te doen dat je je leven lang voorzichtig zult moeten zijn met wat je eet. Aan de extra kosten die een voedselallergie met zich meebrengt, is wel wat te doen. Een solidair verzekeringsstelsel kan een vergoeding bieden, zodat je uiteindelijk net zoveel aan eten kwijt bent als iemand zonder voedselallergie. Zorgverzekeraars vergoeden de kosten van een voedselallergie over het algemeen niet. Wel kunnen mensen met een minimuminkomen of bijstandsuitkering een beroep doen op de Wet Bijzonder Bijstand bij de gemeentelijke sociale dienst.

Een voedselallergie kun je beschouwen als een handicap. Die handicap maakt jouw leven duurder dan dat van een ander zonder dat je er iets aan kunt doen. Er is veel voor te zeggen dat in een rechtvaardige samenleving dit soort willekeurige verschillen in welvaart niet voorkomen. De meeste theorieën over rechtvaardigheid kennen een gelijkheidsideaal dat vervolgens per theorie verschillend wordt ingevuld. Rechtvaardigheid zou eruit kunnen bestaan dat iedereen evenveel geld krijgt om aan haar behoeften en voorkeuren te voldoen. Van een rechtvaardige verdeling zou ook sprake kunnen zijn als iedereen hetzelfde niveau van welzijn bereikt – zodat iedereen even tevreden is – of als in ieders behoeften in gelijke mate wordt voorzien – zodat niemand recht van klagen heeft.

Verschillen tussen mensen wat betreft geld, welzijn, of mate van behoeftebevrediging zijn soms terug te voeren op een verschil in inspanning. De een werkt harder dan de ander. Dat kan komen door verschillen in ambitie of doordat sommige mensen meer aan vrije tijd hechten dan anderen. Als de een meer geld heeft dan een ander doordat hij ervoor kiest harder te werken dan is daar misschien niets mis mee. Dat is dan een kwestie van eigen keuze en verantwoordelijkheid. Voor een voedselallergie kies je echter niet. Het is dan ook onrechtvaardig dat iemand daar de dupe van wordt. We treffen allerlei regelingen voor uiteenlopende handicaps. Als je er goed over nadenkt, is het moeilijk te verkopen dat we dat niet of amper doen voor voedselallergiën.

Belangrijkste boeken:

  • Karl Marx’s Theory of History: A Defense, Oxford1978
  • If You’re an Egalitarian, How Come You’re So Rich?, Harvard University Press 2000
  • Rescuing Justice and Equality, Harvard University Press 2008
  • Why Not Socialism?, Princeton University Press 2009

Verantwoordelijkheid en dure voorkeuren

Gerald Cohen heeft zich uitgebreid beziggehouden met de rol die voorkeuren dienen te spelen in een rechtvaardige samenleving. De twee giganten van de hedendaagse politieke filosofie – John Rawls (1921-2002) en Ronald Dworkin (1931-) – beweren dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor hun voorkeuren en de doelen die ze nastreven. Cohen stelt daartegenover dat de meeste voorkeuren geen keuzes zijn. En als iets geen vrijwillige keuze is, dan is het moeilijk te verkopen dat iemand er zelf verantwoordelijk voor is. Stel dat je erg van linksdraaiende yoghurt houdt, dat je die al jaren eet en dat ze altijd betaalbaar is geweest. Als de prijs van linksdraaiende yoghurt ineens erg omhoog gaat word je de dupe van marktomstandigheden. Ineens kun je minder in je voorkeuren voorzien dan iemand die van rechtsdraaiende yoghurt houdt. Dat is toch niet eerlijk? Hieronder wat fragmenten uit het debat tussen Dworkin en Cohen.

Voorkeur van Louis

Stel je voor dat iemand (Louis) met opzet een bepaalde voorkeur of ambitie cultiveert die hij op dat moment nog niet heeft. De kosten hiervan zullen hoog zijn in die zin dat, als hij die voorkeur eenmaal gecultiveerd heeft, hij minder welzijn heeft dan voorheen. Tenminste als hij niet meer rijkdom vergaart. Het kan hierbij gaan om nieuwe voorkeuren voor voedsel en drank (zoals champagne). Of het kan gaan (wat meer voor de hand ligt) om voorkeuren voor sporten, zoals skiën, waar je pas plezier aan beleeft nadat je er een bepaalde vaardigheid in hebt gekregen; of om opera, waar een soortgelijk verhaal voor geldt; of om een leven dat is toegewijd aan kunst of ontdekkingsreizen of politiek. Kun je Louis dan extra middelen ontzeggen, middelen die moeten komen van mensen die minder dure voorkeuren hebben ontwikkeld (of simpelweg die

de voorkeuren houden die ze al hadden) ... ?

Ronald Dworkin, Sovereignty Virtue. The Theory and Practice of Equality. Harvard University Press 2000,

p. 49-50.

Cohen: Voorkeuren, keuzes en verantwoordelijkheid

In de mate waarin mensen inderdaad verantwoordelijk zijn voor hun voorkeuren zijn tekorten in welzijn geen kwestie van (on)rechtvaardigheid. Daarom moeten we alleen die welzijnstekorten compenseren die niet te herleiden zijn tot individuele keuzes. ... Ik behandel Louis in de praktijk net als Dworkin omdat, zoals Dworkin hem beschrijft, hij zijn voorkeur niet zomaar toevallig had: hij trainde zich daarin. Maar ook al weigeren zowel Dworkin als ik Louis’ verzoek voor een speciale toelage, we baseren die weigering op verschillende overwegingen. Dworkin zegt: sorry Louis, voorstanders van gelijkheid financieren geen dure voorkeuren; terwijl ik zeg: sorry Louis, voorstanders van gelijkheid financieren geen dure voorkeuren als mensen kiezen om die te ontwikkelen. ... Ik maak onderscheid tussen dure voorkeuren naar gelang degene die ze heeft daar redelijkerwijze verantwoordelijk voor gehouden kan worden. ... Dworkins neiging om te compenseren voor pech die de middelen die iemand ter beschikking staan betreffen maar niet voor pech die de aard van zijn voorkeuren betreft is ongegrond. Mensen kunnen namelijk pech hebben niet alleen waar het een ongekozen verdeling van middelen betreft maar ook als het gaat om ongekozen gevoeligheden voor pijn en lijden en ongekozen dure voorkeuren. ... Per saldo heeft Dworkin het egalitarisme iets van onschatbare waarde meegegeven: hij heeft het krachtigste idee uit het arsenaal van anti-egalitair rechts verwerkt in het egalitarisme – het idee van keuze en verantwoordelijkheid.

Gerald Cohen, On the Currency of Egalitarian Justice, in: Ethics 99, 1989, pp. 906-44 (914, 923, 932 en 933).

Cohen: De moraal van de markt

Zaken doen is onder andere een kwestie van mensen behandelen volgens een van de normen van de markt – de norm die zegt dat ze overtollig verklaard moeten worden als ze niet voldoende produceren om winstgevend te zijn, gegeven de vraag die er bestaat naar dat wat ze produceren. Natuurlijk komt dat ten goede aan de “efficiëntie”, maar het corrumpeert ook de menselijkheid. Het bedrijfsleven verandert menselijke producenten in goederen. Maar hun werkgevers worden niet gespaard: “Want wat heeft een mens eraan als hij een wereld aan geld verdient maar zijn ziel verliest?” (Markus 8 vers 36)

Gerald Cohen, If You’re an Egalitarian, How Come You’re So Rich?, Harvard University Press 2000, p.181

Rechtse ideeën, linkse uitkomsten

Frank Hindriks over Gerald Cohen (1941-2009)

Eén van de boeiende eigenschappen van Cohen was dat hij vaak politiek rechtse ideeën gebruikte om linkse uitkomsten te verdedigen. Het belang van keuze en het benadrukken van individuele verantwoordelijkheid tref je van oorsprong vooral aan in relatief conservatieve en liberale kringen. Socialisten en marxisten leggen meer de nadruk op de gemeenschap en onderlinge solidariteit. Cohen is op een gegeven moment ook individuele verantwoordelijkheid centraal gaan stellen in zijn ideeën over rechtvaardigheid. Verschillen in welvaart zijn volgens hem onproblematisch als ze terug te voeren zijn op verschillen in inzet als die verschillen vrije keuzes zijn. Maar de meeste van onze voorkeuren en behoeftes kiezen we niet. Als verschillen in voorkeuren en behoeftes leiden tot verschillen in welzijn dan is dat volgens Cohen onrechtvaardig. Hij ziet geen relevant verschil tussen iemand die een glutenintolerantie heeft en iemand die nou eenmaal een voorkeur voor rechtsdraaiende yoghurt heeft. Ze kunnen allebei extra kosten met zich meebrengen. Als dat zo is dan moeten mensen daarvoor gecompenseerd worden.

Eén van de bekendste voorbeelden in het debat over deze kwesite – het probleem van dure voorkeuren – gaat over Louis die op een gegeven moment een voorkeur voor champagne heeft ontwikkeld. Dit voorbeeld komt van Ronald Dworkin. Die neemt niet voor niets een dergelijk voorbeeld (en een denkbeeldige persoon met een koninklijke naam). Als we aan champagne denken dan denken we al snel aan rijke mensen die het breed kunnen laten hangen en hun hand niet omdraaien voor een extra fles champagne. Cohen laat zich hierdoor niet in de luren leggen en beargumenteert dat in principe ook iemand als Louis voor compensatie in aanmerking komt. Dat geldt alleen niet als Louis bewust een voorkeur voor champagne heeft ontwikkeld. Zijn voorkeur is dan een keuze en hij is zelf verantwoordelijk. Binnen het type rechtvaardigheidstheorie waar Cohen aan heeft gewerkt, is er niets op tegen als je een verschil in uitkomst aan jezelf te danken hebt. Toch zijn er volgens Cohen omstandigheden denkbaar waarin iemand er niets aan kan doen dat hij een hekel heeft aan goedkope wijn en alleen blij wordt van dure champagne. Dan is zo iemand meer te vergelijken met iemand die een gluten-intolerantie heeft dan met een rijkaard die aan verspilling doet. Cohen stelt dat we dan een goede reden hebben die persoon voor zijn dure voorkeuren te compenseren.

De markt en de bibliotheek

Achter Cohens analyse gaat een bepaalde opvatting over de markt schuil. Hij ziet de markt als een doorgaans efficiënt middel om vraag en aanbod samen te laten komen. De vraag op de markt voor een bepaald product wordt bepaald door de voorkeuren van mensen. Het is heel handig als producenten weten of mensen liever een LCD tv hebben dan een plasma tv. Dat kunnen ze min of meer afleiden uit de hoeveelheid producten die verkocht worden bij een bepaalde prijs en uit het effect dat een verandering in de prijs heeft. Als producten de prijs zo bepalen dat zij er het meest aan verdienen dan worden ze in principe geprikkeld het efficiënst te werken.

Natuurlijk is er op dit verhaal veel aan te merken. Maar om te begrijpen wat voor rol voorkeuren zouden moeten hebben in een rechtvaardige samen-leving is het niet nodig om dergelijke complicaties aan de orde te stellen.

In relatie tot het probleem van de dure voorkeuren is Cohens kernthese dat zelfs als de markt efficiënt is ze daarmee nog niet rechtvaardig is.

De markt voorkomt verspilling. Maar de prijzen die op een markt totstand-komen, leiden niet zonder meer tot een rechtvaardige verdeling van welzijn en behoeftebevrediging.

Om die te bereiken moet de overheid ingrijpen, bijvoorbeeld door mensen met dure voorkeuren financieel te compenseren.

Cohen zet zijn argumentatie kracht bij door middel van een analogie. Stel je bent lid van een bibliotheek. Je houdt erg veel van science fiction uit Kazachstan. En om de een of andere reden is science fiction uit Kazachstan relatief duur. Zou het niet oneerlijk zijn als jij meer moest betalen dan iemand die van de boeken van Dan Brown of J.K. Rowling houdt? In de praktijk is de prijs van een bibliotheekabonnement onafhankelijk van welke boeken je graag leest. Kennelijk vinden we met zijn allen dat je voorkeuren er niet toe doen. Volgens Cohen is dit omdat we het onrechtvaardig vinden dat sommige mensen de dupe worden van hun voorkeuren omdat die toevallig duur zijn. Vervolgens kun je je afvragen of het niet onrechtvaardig is dat toevallige voorkeuren wel een rol spelen bij producten die via de markt worden aangeboden. Cohen denkt dat het antwoord al in de vraag besloten zit: ja, dat is onrechtvaardig; we moeten de samenleving zo inrichten dat de uitkomsten meer lijken op die van een bibliotheek dan op die van een markt.


Frank Hindriks is universitair docent aan de faculteit wijsbegeerte van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij houdt zich daar bezig met rechtvaardigheid in een multiculturele samenleving.