publicatie

Spanning, april 2007 :: De ethiek van de publieke sector

Spanning, april 2007

De ethiek van de publieke sector

Op 18 december 2006 hield prof. dr. Margo Trappenburg in Amsterdam de jaarlijkse Den Uyl-lezing over de ethiek van de publieke sector. Hierin kaartte zij de gevolgen van de marktwerking en de toegenomen mondigheid van de burger aan. Trappenburg pleitte ervoor op te komen voor de waarden van de traditionele professional. De meeste burgers willen helemaal geen zorg- en onderwijsconsumenten zijn die al hun eigen rechten actief moeten kunnen opeisen. Hieronder volgt een ingekorte versie van deze lezing.

Tekst: Margo Trappenburg

Het is eind januari 2010. In het personeelskamertje van basisschool De Driemaster zit juf Ingrid snikkend tegenover de directrice. “Wat is er nou toch,” vraagt de directrice meelevend. “Het gaat toch hartstikke goed dit jaar? Je hebt die klas keurig in de hand, ik schat in dat ze allemaal overgaan, en je hebt zelfs die verschrikkelijke Alexander in een bijna acceptabel ventje veranderd. Waarom ben je dan zo van streek?”

“Ik had de moeder van Alexander op bezoek vanmiddag,” legt juf Ingrid uit. “Zij vroeg wat mij in ’s hemelsnaam bezielde. Haar zoon was nu bescheiden en gehoorzaam geworden, zei ze, en ze vroeg waar ik dacht dat hij die eigenschappen later ooit zou kunnen gebruiken. Volgens de moeder van Alexander moet ik mijn leerlingen opvoeden tot mondige, assertieve burgers, die alleen maar genoegen nemen met het allerbeste. De moeder van Alexander denkt dat bescheidenheid een pathologische afwijking is, waar haar zoon later voor naar de psychiater moet.”

“De moeder van Alexander is gek,” zegt de directrice, maar haar stem klinkt een beetje onzeker. “Dat dacht ik ook, maar dat kon ik natuurlijk niet zeggen.” Juf Ingrid bet haar ogen met een zakdoekje. “Ik zat na te denken over hoe en waar Alexander profijt zou kunnen hebben van die bescheidenheid en gehoorzaamheid, die ik hem heb bijgebracht en ik wist geen enkel voorbeeld meer. Alleen het leger misschien, maar dat leek me vergezocht. Overal elders heb je veel meer aan arrogantie, opschepperij, en forse ellebogen, daar heeft Alexanders moeder gelijk in, moest ik toegeven. En toen zag ik het helemaal niet meer zitten.”

Ik wil in dit essay stilstaan bij de ethiek van de publieke sector, in het bijzonder die van de zorg en het onderwijs. Hoe zal die ethiek zich ontwikkelen als het huidige beleid, waarin de nadruk ligt op mondigheid, vraagsturing en keuzevrijheid, ongewijzigd wordt voortgezet?

Laten we de oude en de nieuwe professional eens met elkaar vergelijken.

De professional oude stijl

  • De traditionele professional wist het beter. Leerlingen wilden het liefst de hele dag voetballen, maar hun onderwijzer bepaalde dat er moest worden gewerkt aan de tafel van 6. Patiënten konden menen dat hun ontsteking na drie dagen was verdwenen, maar de huisarts bepaalde dat de antibioticakuur moest worden afgemaakt.
  • De traditionele professional was geen marktkoopman. Hij richtte zich niet primair naar de vraag van de patiënt, leerling of student, maar op wat de professional noodzakelijk achtte.
  • De traditionele professional was het niet te doen om zijn eigen marktaandeel. Hij probeerde zijn werk zo goed mogelijk te doen, maar mikte daarbij niet noodzakelijk op zo veel mogelijk patiënten, leerlingen of studenten.
  • Een klassieke professional was zuinig met publieke middelen. Voorzieningen die evident franje waren, werden nadrukkelijk als zodanig veroordeeld.
  • Ten slotte beschikten traditionele professionals over een aantal klassieke manieren om hun handelen te verbeteren. Medici leerden van elkaar uit vakbladen, op congressen en nascholingscur- sussen. Onderwijzers namen kennis van nieuwe methodes, al dan niet via de kwekelingen die achter in hun klas kwamen zitten.

De professional nieuwe stijl

  • De nieuwe professional gaat uit van de vraag van de klant. Hij gaat niet uit van wat hij zijn leerlingen, studenten of patiënten te bieden heeft, hij kijkt naar hun vraag en probeert daarop in te spelen.
  • De nieuwe professional houdt rekening met oneigenlijke criteria. Waar de traditionele professional in de gezondheidszorg zich liet leiden door de medische behoeften van de patiënt, daar wordt de moderne professional gedwongen rekening te houden met andere factoren.
  • Een professional nieuwe stijl heeft geen vaste groep leerlingen, studenten of patiënten meer. Voor de professional in de zorg en het onderwijs betekent dit dat hij reclame moet gaan maken om zijn eigen marktaandeel veilig te stellen.
  • De nieuwe professional investeert in uiterlijk vertoon. De publieke sector van vroeger oogde sober. In een marktgeoriënteerde omgeving is die zuinigheid echter niet vol te houden. Het is voor bestuurders in de publieke sector lonend om fors te investeren in de buitenkant van hun organisatie.
  • De nieuwe professional houdt voortdurend aantekeningen bij van zijn eigen verrichtingen en de effecten daarvan op patiënten, leerlingen en studenten. Hij moet die gegevens namelijk op allerlei manieren aanleveren aan allerlei instanties.

Zowel de oude als de nieuwe professional moest vakbekwaam zijn. Aan deze kerncompetentie is niets veranderd. Maar verder bestaat er tussen de oude en de nieuwe professional een wereld van verschil. Wie een personeelsadvertentie opstelde voor een professional in de jaren zestig of zeventig, noemde naast vakbekwaamheid deugden die de professional destijds moest bezitten. Het ging dan om zorgzaamheid, integriteit, zuinigheid en collegialiteit.

In personeelsadvertenties voor moderne professionals treffen we een heel ander lijstje aan. Daarin gaat het om klantgerichtheid, commercieel inzicht, gevoel voor presentatie en acquisitie, administratieve vaardigheden, een ‘ruim netwerk’ en permanente zelfreflectie.

Het ergste is de onbescheidenheid die van de moderne professional wordt verwacht. Vroeger moest je zo nu en dan opscheppen. In een sollicitatiebrief bijvoorbeeld of in een sollicitatiegesprek. Maar eenmaal aangenomen mocht je gewoon jezelf zijn en je werk doen: rustig, aardig, en bescheiden. In een klimaat van permanente verantwoording is dat heel anders.

De traditionele burger en de zorg- en onderwijsconsument

Laten we nu de traditionele leerling, ouder, patiënt, burger eens vergelijken met de nieuwe zorg- en onderwijsconsument.

De traditionele burger

  • De traditionele burger was afhankelijk van professionals. In veel gevallen bestond er tussen de professional en burger een forse opleidingskloof.
  • De traditionele burger was bang om te eisen of te klagen, uit angst voor een boemerang effect: represailles van professionals.
  • Een traditionele burger stelde zich bescheiden op. Niet alleen uit angst voor het boemerang effect, maar ook omdat hij zich realiseerde dat de wereld niet alleen om hem draaide.
  • De traditionele burger vertrouwde professionals.

De zorg- en onderwijsconsument

  • De moderne burger is veel minder afhankelijk van professionals. De burger is nu veel beter opgeleid dan de traditionele burger. Dankzij de wonderen van de informatietechnologie is hij in staat zich snel in te lezen in de wereld van de professionals die hem omringen.
  • De moderne burger kan door de toegenomen keuzevrijheid bovendien steeds gemakkelijker weg als het hem niet bevalt.
  • De moderne burger weet dat het loont om te klagen en te vragen.
  • De moderne burger wil maatwerk in zorg en onderwijs, wil het beste voor zichzelf. Het idee dat zorg en onderwijs publieke voorzieningen zijn waar andere mensen ook van moeten profiteren, waar andere mensen vaak meer behoefte aan hebben en dus ook meer recht op hebben dan hijzelf, raakt voor de moderne burger steeds meer op de achtergrond.
  • De moderne burger wantrouwt professionals. Hij probeert de kwaliteit van de professional via het internet en allerlei ranglijsten te controleren.

We zien in de publieke sector aan de ene kant een opschepperige moderne professional, die reclame maakt om zijn marktaandeel te behouden, die permanent aantekening houdt van zijn eigen verrichtingen en de effecten daarvan en die soepel en flexibel probeert in te spelen op de vraag van de klant. Aan de andere kant staat de moderne zorg- en onderwijsconsument, die zorgvuldig uitkient waar hij het best terecht kan, die zijn eigen rechten en behoeften centraal stelt en de hem omringende professionals met wantrouwen bekijkt.

Geen plaatje om vrolijk van te worden en de vraag dringt zich op of het werkelijk zo erg is. Zijn we tegenwoordig echt allemaal eisende, assertieve zorg- en onderwijsconsumenten?

Het Nederlandse Huisartsengenootschap liet onderzoek doen naar de moderne patiënt. De voornaamste conclusie was dat de patiënt van nu verrassend veel lijkt op de patiënt van vroeger. De moderne patiënt heeft geen problemen met een beetje paternalisme. Van de gemiddelde patiënt mag de huisarts zelf beginnen over overgewicht, roken, onvoldoende beweging, te veel alchohol, stress en veilig vrijen.

In menig rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg komt naar voren dat bewoners van verpleeghuizen tevreden zijn over de daar geboden zorg. Veel hedendaagse patiënten zijn helemaal geen moderne zorgconsumenten. Sterker nog: er moeten in de zorgsector trainingen worden aangeboden om de patiënten daartoe op te voeden. Moderne zorginstellingen sturen hun cliënten naar empowerment-cursussen waar zij moeten leren een hulpvraag te formuleren en feedback te geven aan hulpverleners.

Ook in het onderwijs is lang niet iedere ouder of leerling een moderne, zelfsturende, kiezende burger. Een SCP rapport uit 2002 telde ongeveer 6 procent wisselaars uit onvrede op de basisschool en 4 procent in het middelbaar onderwijs. Een ruime meerderheid van de ouders was tevreden over de basisschool van hun kind. Ook over het middelbaar onderwijs waren ouders behoorlijk te spreken.

Je zou kunnen zeggen dat sommige burgers mondige, klagende, kiezende consumenten zijn en velen niet. Vele professionals zijn nu nog geneigd om zorg en onderwijs te verdelen volgens de daarbij horende criteria. Lang niet alle professionals hebben zich omgevormd tot commercieel denkende ondernemers.

Het grote meedenken

Niettemin ben ik bang dat de aardige, bescheiden burgers en de traditionele professionals de strijd zullen verliezen en dat heeft te maken met een fenomeen dat in kaart is gebracht door de historicus James Kennedy en dat we zouden kunnen aanduiden als ‘het grote meedenken’. Kennedy publiceerde in 1995 een belangwekkende studie over de veranderingen in de Nederlandse samenleving vanaf de jaren zestig. In ‘Nieuw Babylon in aanbouw’ stelt hij zich de vraag hoe het komt dat de hang naar democratisering, vernieuwing en verandering, die in heel West-Europa en Noord- Amerika werd gevoeld, in Nederland zoveel sterker aansloeg dan elders.

Volgens Kennedy moet dit verschil voor een groot deel worden verklaard uit de houding van de Nederlandse elites. In andere landen bood de heersende elite tegenwicht tegen de progressieve democratiseringsbeweging. Men bestreed daar de nieuwe ideeën en verdedigde de status quo. In Nederland deed men dat niet of nauwelijks. Niet omdat de Nederlandse elite over de hele linie sympathiseerde met de ideeën van de democratiseringsbeweging, maar omdat zij het idee had dat de door die democratiseringsbeweging nagestreefde veranderingen onvermijdelijk waren.

In de onderwijspraktijk kwam direct waardering voor ‘moderne onderwijskundige en psychologische inzichten’, gebaseerd op een ‘meer begrijpende benadering’ van jonge mensen. Provo’s werden door bewindslieden uitgenodigd voor overleg in Den Haag en geprezen voor hun bijdrage aan ‘de ontwikkeling van de menselijke geest’.

Als er in Nederland een bepaald soort vernieuwing in de lucht zit, dan snuiven de elites – politieke, culturele, godsdienstige, intellectuele elites – deze vernieuwing op en passen zij hun gedrag onmiddellijk aan.

Een van de grote problemen van de Nederlandse samenleving is dat we ons niet realiseren dat het zo werkt. Kennedy heeft het glashelder uitgelegd, maar het is onvoldoende doorgedrongen en zo zitten wij nog steeds met het volgende patroon van maatschappelijke veranderingen:

  • Er is een maatschappelijke toestand (een norm, een stelsel, een institutie) waar iets op aan te merken valt.
  • Een kleine groep critici stelt vast waar het aan schort.
  • De bewakers en behoeders van de bekritiseerde institutie zien direct in dat de critici een punt heb ben. Zij passen hun gedrag aan, nemen de kritiekpunten van de critici over en gaan ook streven naar verandering van hun institutie.
  • De door de critici nagestreefde veranderingen komen razendsnel tot stand.
  • De omringende samenleving heeft inmiddels ook nota genomen van de wensen van de critici, zij vindt dat er wat in zit en zij stelt die kritiek in bredere zin op de agenda. Zij realiseert zich echter niet dat de gewenste veranderingen al goeddeels hebben plaatsgevonden en zij blijft kritiseren. De aangevallen maatschappelijke institutie moet dus verder gaan dan de meteen al gerealiseerde aanpassingen, en blijft voortgaan met steeds verdergaande wijzigingen, die allang niet meer nodig zijn. Het rechtzetten gaat net zolang door tot de bekritiseerde maatschappelijke institutie is dolgedraaid en men zich realiseert dat het nu echt allemaal te ver doorgeslagen is.

Het is een patroon dat je op veel terreinen kunt waarnemen. Er was best kritiek mogelijk op het klassikale onderwijs van vroeger: te weinig aandacht voor individuele behoeften van kinderen, te weinig mogelijkheden voor getalenteerde kinderen. Critici van het klassikale onderwijs vonden voor deze geluiden een willig oor en binnen korte tijd werd er aan alle kanten gewerkt met niveaugroepjes en remedial teaching. De critici bleven echter volhouden dat er te weinig kindgericht gedacht werd in het onderwijs. Zo bleef men daar veranderen, zodat we nu geconfronteerd worden met middelbare scholieren die smeken om ouderwetse lessen.

Er was best kritiek mogelijk op de paternalistische artsen van vroeger. Ouderwetse artsen verzwegen diagnoses, en beslisten vaak voor en over de patiënt. Deze houding werd terecht aan de kaak gesteld. De gezondheidszorg aanvaardde deze kritiek en paste haar gedragsregels onmiddellijk aan.

Maar de critici bleven volhouden dat er onvoldoende aandacht was voor de autonomie van de patiënt, dat er nog steeds te paternalistisch en te aanbodgericht gewerkt werd en zo bleef men veranderen en veranderen en veranderen, zodat we nu zitten met rondzwervende psychiatrische patiënten, die we niet gedwongen mogen laten behandelen uit respect voor hun autonomie.Wij kunnen nergens maat houden in dit land. Kritiek gaat almaar door, ook als die allang niet meer op z’n plaats is.

Conclusie

Laten we breken met dit patroon. Het was nodig dat de traditionele professional zijn leerlingen, hun ouders, studenten en patiënten ging behandelen als een meer gelijkwaardige gesprekspartner. Maar die correctie heeft allang plaatsgevonden. De gewenste verandering is gerealiseerd en we hoeven niet meer te pleiten voor verdere cliëntgerichtheid, kindgerichtheid, studentgerichtheid, vraaggerichtheid.

Het was wenselijk dat de patiënt, leerling, zijn ouders en de student mondiger werden, maar dat is gebeurd. Dat is klaar, dat is af, en daar hoeven we niet meer voor te pleiten. Het was wenselijk dat er meer verantwoording, openheid en transparantie kwam in de publieke sector, maar dat hebben we nu en we hoeven niet te streven naar nog meer.

De ontwikkeling naar nog meer vraagsturing, nog meer mondigheid en assertiviteit, en opschepperige, reclame makende professionals is geen natuurverschijnsel dat zich aan ons voltrekt. Het is al helemaal geen natuurverschijnsel dat wij moeten faciliteren, aanmoedigen en uitvergroten. We hoeven niet mee te denken. We kunnen ertegen zijn. We kunnen opkomen voor de waarden van de traditionele professional, zoals de vereniging Beroepszeer en aanverwante denkers en clubjes doen. We kunnen ook opkomen voor het belang van de zwijgende, vriendelijke, bescheiden meerderheid van burgers die niet willen worden aangesproken als zorg- en onderwijsconsumenten en die zeker niet willen worden weggezet als gekke Henkies die de tijdgeest niet aanvoelen.

Laten we dat gewoon eens doen.

De hele tekst is hier na te lezen.

Inhoud