publicatie

Spanning, september 2005 :: Het rijke rooie leven, deel 8: Rood gat

Het rijke rooie leven - deel 8

Rood Gat

Tekst: Ronald van Raak

Op 4 december 1950 was Finsterwolde wereldnieuws. In Time Magazine verscheen onder de titel ‘Little Moscow’ een beangstigend artikel over dit bescheiden dorp in Noordoost Groningen. De communisten konden hier rekenen op veel steun van de bevolking. Vanaf halverwege de jaren dertig behaalden zij steevast de meerderheid in de gemeenteraad, slechts onderbroken door de oorlogsjaren, toen de communistische partij door de Duitse bezetters werd verboden. Evenals in andere delen van het land speelden communisten in Groningen een belangrijke rol in het verzet, een reden waarom de partij in de eerste naoorlogse landelijke verkiezingen werd beloond met meer dan tien procent van de stemmen. Vijf jaar later was die welwillendheid met de communisten echter helemaal verdwenen.

Zonder protest van andere partijen werd in 1951 een wet aangenomen die de gemeenteraad van Finsterwolde buitenspel zette en alle bevoegdheden in handen gaf van de burgemeester. In Time Magazine stelde deze burgemeester, de PvdA’er Harm Tuin, in zijn beste Engels: ‘It isn’t nice to be a dictator. On the other hand, it makes my work simpler.’ In Finsterwolde kon begin jaren vijftig zonder al te veel problemen een democratisch gekozen volksvertegenwoordiging buiten spel worden gezet. Deze gebeurtenis zegt veel over de politieke verhoudingen in Nederland aan het begin van de Koude Oorlog en over de politieke koers van de PvdA. Bovendien laat het zien hoe moeilijk een parlementaire democratie soms kan omgaan met succesvolle critici.

De mislukte doorbraak op links

De PvdA werd kort na de Tweede Wereldoorlog de opvolger van de SDAP, maar was zeker niet dezelfde partij. De sociaal-democraten hadden lokaal succesvolle bestuurders afgeleverd, zoals in de vorige aflevering bleek, maar waren buiten de regering gebleven. Na de oorlog probeerde een aantal sociaal-democratische kopstukken een electorale ‘doorbraak’ te maken, door toenadering te zoeken tot sociale christenen en gematigde liberalen. In de Partij van de Arbeid - een politiek meer neutrale naam - ging de SDAP samen met de kleine progressieve Vrijzinnig Democratische Bond en Christelijk-Democratische Unie. De eerste landelijke verkiezing van 1946 leidden echter tot een teleurstelling; de PvdA haalde met 29 zetels minder dan de drie partijen samen vóór de oorlog hadden gekregen. Veel linkse kiezers gaven voorlopig de voorkeur aan de CPN, die met tien zetels wél sterk groeide.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden communisten in het verzet soms nauw samengewerkt met leden van andere partijen; de strijd tegen een gemeenschappelijke Duitse vijand werkte verbroedering in de hand. Na de oorlog werden de communisten al snel zélf tot vijand, toen Europa in de Koude Oorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie geleidelijk werd opgedeeld in een kapitalistisch westen en een communistisch oosten. De landelijke aanhang van de CPN liep snel terug via acht zetels in 1948 en zes zetels in 1952 tot vier zetels in 1956. Uit opinie-peilingen van NIPO blijkt dat de angst voor communisten groeide: in 1948 vond 67 procent van de bevolking dat het communisme bestreden moest worden en een jaar later zelfs 82 procent. De PvdA, die in de jaren vijftig met de kabinetten van Willem Drees (zie volgende maand) eindelijk wél aan de macht kwam, werd van potentiële bondgenoot tot felste bestrijder van de CPN.

Het gat van Finsterwolde

Een van de doelstellingen van het eerste kabinet-Drees (1948-1951), een coalitie van de PvdA met de katholieke KVP, de protestantse CHU en de liberale VVD, was bestrijding van het ‘rode gevaar’. In de zogenoemde Truman-doctrine hadden de Verenigde Staten zich voorgenomen om elke uitbreiding van het communisme te bestrijden. Dit was ook één van de redenen voor de economische Marshall-hulp aan de landen van West-Europa, die door de PvdA dankbaar werd aangegrepen, maar door de CPN werd veroordeeld als een vorm van imperialisme. De communistische omwenteling in 1948 in Tsjecho-Slowakije werd door de PvdA veroordeeld, maar door de CPN toegejuicht. Daarmee waren de voormalige verzetsstrijders in de ogen van sommigen een nationaal gevaar geworden. Dat gold temeer toen de CPN datzelfde jaar de bloedige militaire acties in Nederlands-Indië veroordeelde en haar steun betuigde aan de Indonesische onafhankelijkheidsstrijders.

De pers deed volop mee in de hetze tegen de communisten. De NRC startte onder de titel ‘Als de communisten regeren’ een serie over Finsterwolde, en eindigde met de oproep dat wanneer ‘deze wonde in het volkslichaam blijft etteren’ de tijd was gekomen om maatregelen te nemen. Die werden gevonden in de grondwet, die het mogelijk maakte om in geval van grove verwaarlozing in te grijpen in het gemeentebestuur (het huidige artikel 132, lid 5). Eén van de voorbeelden om dit te bewijzen was de weigering van de gemeenteraad om een industrialisatieproject goed te keuren, omdat de CPN wilde voorkomen dat hier militair materieel werd vervaardigd. Ook werd de gemeente beschuldigd van oneigenlijke belastingpolitiek, door rijken hoger te belasten, en van het gedogen van steunfraude. Tijdens de debatten in de Tweede Kamer vroeg de CPN om bewijzen, maar de minister kon geen cijfers geven. De PvdA concludeerde na een bezoek aan Finsterwolde ‘dat hetgeen in normale tijden kan worden geduld, ja, hetgeen de democratie tot sterkte kan zijn, in abnormale tijden niet kan worden geduld.’ De Groene Amsterdammer kon echter níet concluderen dat de gemeente een brandhaard was van anti-democratisch verzet. Een inwoner verklaarde tegenover het weekblad: ‘’t Is ja almoal kalm hier, wie heurn der nooit wat van.’

Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1953 lieten de inwoners van Finsterwolde hun protest horen door de CPN opnieuw de absolute meerderheid te geven. Daardoor was een status aparte voor deze gemeente onhoudbaar geworden en keerde de democratie terug. Het blijvende succes van de communisten in Oost Groningen is mede te verklaren door de sociale omstandigheden in deze landbouwgemeenten. Bijna alle grond was in handen van een klein aantal ‘dikke boeren’. Door de industrialisatie vanaf het midden van de negentiende eeuw groeide snel de rijkdom van deze herenboeren, die leefden in luxe landhuizen. Zij beschikten geheel over het lot van de landarbeiders, die nog slechts als seizoensarbeiders werden ingehuurd en leefden in bittere armoede. In De Graanrepubliek (1999) heeft Frank Westerman een mooie geschiedenis geschreven van het communisme in Groningen.

De CPN zou de volgende decennia slechts een bescheiden rol spelen in de landelijke politiek en verdween in 1986 zelfs uit de Tweede Kamer. In sommige wijken in de grote steden slaagden de communisten er echter in om grote aanhang te verwerven. Het meest stabiel bleef de steun echter in Finsterwolde en in de buurgemeente Beerta, dat in 1982 zelfs een communistische burgemeester kreeg. Tegenwoordig zijn Beerta en Finsterwolde onderdeel van de gemeente Reiderland. In 1990 ging de CPN op in GroenLinks, maar twee jaar later richtten Groningse communisten de Nieuwe Com-munistische Partij Nederland op. Deze is op dit moment nog steeds de grootste partij in Reider land, waar de communisten nu samen met de PvdA in het college zitten. De SP is in dit linkse bolwerk de enige oppositiepartij, maar kan in de toekomst wellicht de rode fakkel overnemen?

Met dank aan Karla Buiskool Toxopeus, die in 2004 aan de Universiteit van Amsterdam een scriptie schreef over dit onderwerp: ‘Barbertje moet hangen. Finsterwolde als brandpunt van de Koude Oorlog’.

Inhoud