opinie
Geert Reuten en Geert Reuten:

Aanscherping winkeltijdenwet vuurproef voor Senaat

Het aantreden van het kabinet Rutte-Verhagen lijkt de Eerste Kamer te politiseren. Bij ongeveer gelijkgestemde politieke verhoudingen in de beide Kamers concentreert de Eerste Kamer zich van oudsher vooral op grondwettelijke en EU-rechtelijke aspecten van wetsvoorstellen, en op de meer ‘technische’ kant ervan zoals de praktische uitvoerbaarheid. Maar bij ongelijkgestemde politieke verhoudingen – zoals thans – worden politieke overwegingen steeds belangrijker. Dat is niet verkeerd want ook de Eerste Kamer is een politiek orgaan. Maar van partijen mag wel politieke consistentie verwacht worden. Van politiek gekonkel zou de Senaat verre moeten blijven.

Dat geldt ook voor de aanscherping van de winkeltijdenwet die aankomende dinsdag wordt behandeld. Als alle partijen die in de Tweede Kamer vóór stemden – dat was onder Balkenende IV –de inhoud van het wetsvoorstel ook in de Senaat op zijn merites beoordelen, dan zal een meerderheid het wetsvoorstel steunen. Dit geldt ook voor onze partij, de SP. In de Tweede Kamer waren er goede redenen om voor het wetsvoorstel te stemmen en die gelden nu nog steeds. Het nieuwe kabinet mag op heel veel terreinen tegenstand van ons verwachten, maar verbeteringen krijgen onze steun.

Bij de aanscherping van de winkeltijdenwet spelen voor ons twee hoofdargumenten. Het eerste argument betreft zondagrustgevoelens bij een belangrijk deel van de bevolking. Voor de SP gaat het daarbij niet primair om religieuze overwegingen – hoewel we die respecteren. Het gaat ons vooral om de familiale en wijdere sociale consequenties van een economie die zeven dagen per week continue dreigt door te draaien. Mensen die ’s avonds of op de zondag moeten werken, raken afgesloten van allerlei sociale verbanden.

Het tweede hoofdargument is de bescherming van de kleine winkelier. Zondagopenstelling en avondopenstelling is in het belang van het grootwinkelbedrijf maar de kleine zelfstandige kan daar fysiek niet aan voldoen en dreigt zo te verdwijnen. Vrijwel continue winkelopenstelling schept ongelijke concurrentievoorwaarden en is daarom niet aanvaardbaar. Maar de consequenties strekken verder. Met het faillissement van de kleine zelfstandige winkeliers verdwijnt ook de sociale buurtstructuur. Over het belang daarvan kan in menig opzicht verschillend gedacht worden. Maar het is uiteindelijk in ieders belang dat de buurtvoorzieningen zo zijn dat oude mensen niet voortijdig het bejaardenhuis worden ingedreven.

Tegenover deze twee argumenten staat het in beginsel valide argument van de subsidiariteit: zo veel mogelijk gemeentelijke autonomie. Gemeenten zouden in dit geval zelf moeten kunnen bepalen of ze zondagsopening wensen. Maar in dit concrete geval werkt regeling op gemeenteniveau niet. Immers, als gemeente A voor zondagsluiting kiest maar de aanpalende gemeente B voor zondagopening, dan trekken consumenten uit A op de zondag naar B. Gemeente A moet B dan uiteindelijk volgen in de openstelling. Enzovoorts. Subsidiariteit is in dit geval dus vrij inhoudsloos en komt op termijn in feite neer op een staatsregeling die de zondagopenstelling verordonneert.

Zoals gezegd, tijdens de regeerperiode van Balkenende IV stemde een meerderheid van de Tweede Kamer in met het wetsvoorstel tot beperking van de zondagopenstelling. Natuurlijk staat het de partijen in de Eerste Kamer vrij om andere posities in te nemen dan in de Tweede Kamer. Maar dat zou dan wel gepaard moeten gaan met een gedegen inhoudelijke onderbouwing ervan en die hebben we nog niet gezien. Politiek opportunisme zou het aanzien van de Senaat en de Nederlandse politiek geen goed doen.

Betrokken SP'ers