Bob Ruers:

Asbestverbod bedreigd door vrijhandel

De bijeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in Seattle begin december 1999 heeft niet geleid tot verdergaande afspraken over vrije wereldhandel. Toch betekent dat niet het einde van de geldende internationale afspraken. De door Canada bij de WTO ingediende klacht tegen het asbestverbod van Frankrijk en het gelijkluidende verbod van de EU toont aan dat de bescherming van werknemers tegen het levensgevaarlijke asbest onder vuur wordt genomen. Als de Canadese klacht bij de WTO slaagt, kan het principe van vrijhandel leiden tot aantasting van het asbestverbod in Europa en zeer ernstige gevolgen hebben voor miljoenen werknemers. Zo ver moet het dan ook niet komen.

Canada heeft, als de grootste asbestexporteur ter wereld, haar klacht onderbouwd met de stelling dat het verbod op het gebruik van asbest in strijd is met de vrije wereldhandel, een schending inhoudt van de internationale verdragen en schade toebrengt aan de economie van Canada. Er kan niet ontkend worden dat Canada, en met name de provincie Quebec, de thuishaven van alle Canadese asbestmijnen, grote economische belangen hebben bij de asbestwinning en de asbestindustie. De Canadese export van witte asbest (chrysotiel) is jaarlijks goed voor 450 miljoen gulden en verschaft direct en indirect ongeveer 4.000 mensen werk. Van oudsher werd een groot deel van de Canadese asbest naar Europa geëxporteerd, maar nadat steeds meer West-Europese landen het gebruik van asbest gingen verbieden, viel deze lucratieve handel weg. Maar toen Frankrijk, ondanks grote druk vanuit Canada als achtste land in Europa besloot om per 1 januari 1997 het gebruik van asbest geheel te verbieden, legde Canada zich daar niet bij neer en deponeerde een klacht bij de WTO. Datzelfde overkwam dit jaar ook de EU toen de EU op 26 juli het besluit nam om het gebruik van asbest in de hele EU te verbieden met ingang van 1 januari 2005. Inmiddels heeft in navolging hiervan ook Engeland, na jarenlange en moeizame discussies, een asbestverbod ingesteld, dat 24 november jl. is ingegaan.

De werkende bevolking van Europa heeft sinds 1945 zeer slechte ervaringen met asbest opgedaan. Tussen 1995 en 2029 zullen naar verwachting in West-Europa 250.000 mannen overlijden aan de gevolgen van blootstelling aan asbest. Het grootste risico ligt bij de mannen die geboren zijn tussen 1945 en 1950, van hen zal 1 op de 150 sterven aan de meest voorkomende asbestziekte mesothelioom, long en buikvlieskanker. Hoewel het gevaar van blootstelling aan asbest al geruime tijd bekend is de eerst bekende asbestziekte asbestose werd in Engeland al in 1931 als beroepsziekte erkend heeft de lobby van de invloedrijke asbestverwerkende industrie het verbod op asbest lang kunnen tegenhouden. Ook in Nederland, waar asbestose weliswaar in 1949 als beroepsziekte werd erkend, maar het gebruik van asbest en asbesthoudende materialen eerst na 1950 een grote vlucht nam. In 1969 waarschuwde dr. J. Stumphius, bedrijfsarts bij de scheepswerf De Schelde in Vlissingen, op grond van zijn onderzoek onder de werknemers van de scheepswerf de regering dat het asbestgevaar zo groot was dat van een volksgezondheidsprobleem gesproken moest worden. Ondanks zijn waarschuwing duurde het nog bijna 25 jaar, tot 1 juli 1993, voordat het gebruik van asbest in ons land verboden werd. Met als resultaat dat op dit moment 600 mensen per jaar aan de gevolgen van asbestziekten overlijden. De meeste van hen zijn het slachtoffer van mesothelioom, een ziekte die zich doorgaans 20 tot 40 jaar na de blootstelling plotseling openbaart en meestal binnen één jaar tot de dood leidt. Het aantal asbestslachtoffers in Nederland bevindt zich al jaren in stijgende lijn en onderzoekers schatten dat over circa 20 jaar het hoogste cijfer wordt bereikt.

Sommige Europese landen hebben eerder dan ons land het gebruik en de import van asbest verboden, zoals Zweden, Denemarken, Finland en Duitsland, andere landen kwamen later: Frankrijk als gezegd op 1 januari 1997 en Engeland op 24 november 1999. Daarbij dient onderscheid gemaakt worden tussen het verbod op blauwe en bruine asbest enerzijds en witte asbest (chrysotiel) anderzijds. Het gebruik van blauwe asbest was al sinds 1991 in alle Europese landen verboden, maar het gebruik van chrysotiel was nog steeds niet verboden. Op dit moment is het gebruik van witte asbest binnen de EU alleen nog toegestaan in Spanje, Portugal, Griekenland, Ierland en Luxemburg. Tegelijk gaat de export van asbest, niet alleen vanuit Canada maar ook vanuit andere landen, naar derdewereldlanden zoals India, Thailand en Mexico onverminderd door. Alleen al in India produceren 15.000 arbeiders in 75 fabrieken asbesthoudende producten onder arbeidsomstandigheden die in Europa allang verboden zijn.

Het Economisch en Sociaal Comité van de Europese Gemeenschappen heeft inmiddels de Raad van Ministers gevraagd om Frankrijk bij de WTO te steunen en aangedrongen op een publieke discussie over de klacht van Canada. Dat is bitter hard nodig want op het spel staan niet meer of niet minder het recht en de plicht van landen om werknemers te beschermen tegen het levensgevaarlijke asbest, dat zelfs, als het verbod gehandhaafd blijft, in de komende decennia nog tienduizenden slachtoffers zal maken. Het draait kortom om beschaving of vrijhandel. Het verbod op asbest zal daarvoor bij de WTO de testcase zijn.

Betrokken SP'ers