opinie
Bob Ruers en Bob Ruers:

Herbezinning privatisering elektriciteitssector noodzakelijk

Met de inwerkingtreding van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector op 1 januari jl. is de liberalisering van de elektriciteitsproductie weer een stap dichterbij gekomen. Volgens minister Jorritsma betekent dat voordeel voor iedereen. De concurrentie zal toenemen, de dienstverlening verbeteren en de prijs dalen. Een prachtige toekomst ligt in het verschiet nu de geliberaliseerde productiesector ook nog eens kan profiteren van de verruimde import- en exportmogelijkheden van elektriciteit.

Aan de andere kant neemt links en rechts de zorg over de liberaliseringtrend gestaag toe. Vorige maand besloot voor het eerst een grote overheidsaandeelhouder niet in te stemmen met privatisering van een nutsbedrijf. Ondanks de lokkende opbrengst van bijna een miljard gulden besloot een aanzienlijke meerderheid van de Utrechtse gemeenteraad, voor één derde eigenaar van het energiedistributiebedrijf REMU, om haar aandelen in dit bedrijf niet te verkopen. Daarbij speelden voor de Utrechtse raad met name mee het maatschappelijke belang van een energiedistributiebedrijf en de zorg voor een betaalbare eerste levensbehoefte.

Is het allemaal rozengeur en maneschijn bij de geliberaliseerde productiebedrijven, zoals de minister voorgaf? In de praktijk zien we een heel wisselend beeld.

Sinds de eerste liberaliseringgolf ten gevolge van de Elektriciteitswet van 1998 zijn de prijzen voor de kleinverbruikers alleen maar gestegen. Dat is niet alleen het gevolg van de verhoging van de ecotaks en de gestegen olieprijzen, zoals minister Jorritsma beweert, maar ook van een andere kostentoedeling van de infrastructuur. De distributiebedrijven moeten volgens nieuwe wetgeving de aansluitcapaciteit apart in rekening brengen. Dit werkt zeer nadelig voor particulieren, die bijna altijd een lagebenuttingfactor hebben. De grootverbruikers, die het al enkele jaren vrij staat om hun energie te kopen waar zij dat willen, is het wel gelukt hun kosten te drukken door over te stappen naar andere leveranciers, vaak buitenlandse productiebedrijven.

Tegelijk laten de interne ontwikkelingen bij de inmiddels geprivatiseerde productiebedrijven nog een andere negatieve ontwikkeling zien. Om de kosten te drukken en de winst te verhogen is fors het mes gezet in het personeel. Bij één van de vier grote productiebedrijven, de UNA, in 1998 geprivatiseerd en overgenomen door international Reliant, is in twee jaar tijd het personeelsbestand teruggebracht van 1130 naar 538. Bij distributiebedrijf REMU, recent overgenomen door het Spaanse Endesa, doen nu al geruchten de ronde over het ontslag van 500 van de huidige 1400 werknemers.

Deze saneringen zijn een direct gevolg van de privatisering. Multinationals betalen alleen dertig keer de winst als overnamesom indien ze mogelijkheden zien om het rendement te verhogen. Dat betekent dat het mes gaat in de personeelsformatie. Nu veronderstellen sommigen dat een forse afslanking ('overtollig vet') mogelijk, ja zelfs noodzakelijk is. Zo dit in het verleden ooit het geval geweest zou zijn, dan is hier al lang geen sprake meer van. Reliant zal binnenkort voor de elektriciteitscentrale Lage Weide te Utrecht overschakelen op bediening op afstand. Dat betekent dat bij een productie-eenheid met een elektrisch vermogen van 250 MW geen permanent personeel meer op locatie aanwezig is. Bij een brand duurt het dan minstens een kwartier eer er personeel ter plekke is. Voor de productie-eenheid in Purmerend wordt een vergelijkbare bediening overwogen, in dat geval vanuit de locatie Amsterdam. Dat geeft ons geen gerust gevoel over de risico's die gelopen worden in geval van een storing of calamiteit.

Maar ook de investeringen op middellange en lange termijn in de Nederlandse productiecapaciteit komen onder druk te staan, zolang er sprake is van overproductie op de Europese markt. Het is dan goedkoper om buitenlandse stroom te importeren dan je eigen productiefaciliteiten op peil te houden. Op termijn wordt daarmee de kwaliteit van een nationale basisindustrie ondermijnd, wat tot nog niet te overziene strategisch-economische effecten kan leiden.

Tenslotte ligt het voor de hand dat de bedrijven hun tarieven zullen moeten opschroeven, waarbij de kleinverbruikers het eerste aan bod komen. Voor hen is, ook na de volledige liberalisering in 2004, de drempel om van leverancier te wisselen hoog. Bij grootverbruikers, zoals DSM, Corus etc., ligt dat anders. Die kunnen tegenover de leveranciers veel gemakkelijker een vuist maken. En zij hebben nu ook nog het voordeel dat door de inwerkingtreding van de Overgangswet Elektriciteitsproductiesector de importmogelijkheden voor elektriciteit aanzienlijk zijn verruimd, waardoor zij kunnen profiteren van goedkopere elektra in het buitenland. Daar komt bij dat de bescherming van de kleinverbruikers door de Dienst Toezicht Elektriciteitswezen (DTe), waar de minister hoog van opgeeft, grotendeels van tijdelijke aard is en vervalt na de afronding van de liberalisering in 2004.

Kijken we naar de internationale energiemarkt dat valt het op dat er in korte tijd nog maar weinig grote en kapitaalkrachtige spelers over zijn. Zo is Reliant, dat de UNA opkocht, ook eigenaar van een groot Duits productiebedrijf. Dat laatste bedrijf produceert goedkoper, mede door de lagere milieueisen. Dat kan wellicht op korte termijn (door extra import) tot lagere tarieven leiden, maar de vraag is of dat zo zal blijven na de afronding van de koude sanering van de sector. En dan is, zeker na 2004 als de rol van de DTe weinig meer voorstelt en de overheid sowieso buiten spel staat, de verbruiker het kind van de rekening. De recente ontwikkelingen in Californië zijn een droevige illustratie van het lange termijn perspectief van een geliberaliseerde energiemarkt.

Tegen de achtergrond van die ontwikkelingen doet de recente uitspraak van minister Jorritsma, dat het allemaal wel goed komt als er maar genoeg concurrentie is, bijzonder naïef aan. Om een veelheid van redenen is het nodig dat het blinde marktdenken en het ongebreidelde privatiseringsgeloof ter discussie worden gesteld. Voordat het echt te laat is en de maatschappelijke schade alleen tegen een zeer hoge prijs kan worden hersteld. Het is te hopen dat het opzienbarende besluit van de Utrechtse gemeenteraad tegen privatisering een aanzet tot die herbezinning zal inluiden.

Betrokken SP'ers