opinie

Integratie bevorderen kan niet met pappen en nathouden

De groeiende sociale tweedeling slaat met name hard toe bij allochtonen. De overheid moet erkennen dat ze er tot nu toe niet in geslaagd is hen gelijke kansen te bieden en dus heeft gefaald in haar integratiebeleid. Het is tijd voor echte maatregelen zoals voldoende adequate taallessen en bestrijding van de segregatie door een actief spreidingsbeleid van allochtonen en autochtonen, op school en in de wijk, meent Agnes Kant, woordvoerder minderhedenbeleid voor de SP in de Tweede Kamer.

Op het vraagstuk van integratie is in het verleden vaak gereageerd met een misplaatste politieke correctheid. De politiek correcte opvatting was: ‘iedereen heeft recht op het behoud van zijn culturele identiteit’. En daarin gingen sommigen heel ver. Als je twintig jaar geleden zei dat het van groot belang was dat migranten Nederlands zouden leren, kreeg je niet zelden reacties als: ‘Wat is er mis met Turks?’ Is het besef van het belang van de Nederlandse taal inmiddels doorgedrongen, als het gaat om het bestrijden van de segregatie in de wijken en het onderwijs lijkt dit nog ver weg. Iedereen heeft zijn eigen identiteit, die mede wordt gevormd door de culturele omgeving waarin je bent opgegroeid en waarin je nu leeft, en waarin je ouders en grootouders zijn geboren en opgegroeid. In die zin zijn er zeer veel verschillende ‘culturele identiteiten’ en kun je spreken van een ‘multiculturele samenleving’. Maar helaas geeft dit vage begrip aanleiding tot een belangrijke misvatting, die ook Paul Scheffer (NRC 29-1-2000) en SCP-directeur Paul Schnabel (VK 17-2-2000) constateren. Namelijk de ontkenning van het feit dat er wel één dominante cultuur in Nederland is. Het wordt tijd dat we gaan beseffen dat we geen multiculturele samenleving zijn, maar een multi-etnische samenleving, zoals ook het SCP in haar rapportage van 1998 constateert. Natuurlijk kan ook binnen één dominante cultuur een veelkleurigheid van culturele uitingen en gewoonten een plaats veroveren, wat weer een verrijking van onze samenleving kan zijn. Maar de dagelijkse praktijk is helaas een andere. 'We leven in Nederland langs elkaar heen', stelt Paul Scheffer terecht.

Autochtonen en allochtonen leven grotendeels letterlijk niet naast elkaar. Op dit moment woont 42 procent van de totale minderhedenbevolking in de vier grote steden en deze hebben 22 postcodegebieden een allochtone meerderheid (SCP 1999). Zo is er in vele wijken in ons land de situatie ontstaan waar andere culturen dominant zijn en de Nederlandse cultuur vrijwel afwezig is, waardoor de bewoners hier nauwelijks mee in aanraking komen. Integratie vindt plaats in het dagelijks leven: bij de bakker, op straat, het schoolplein. Integratie is een actief proces tussen allochtonen en autochtonen. De Turkse buurman helpen bij het invullen van zijn huursubsidieformulier. Uitgelegd krijgen wat de ramadan is. Het Marokkaanse buurmeisje leren fietsen, waarbij als vanzelf haar Nederlandse woordenschat wordt uitgebreid met ‘fietsbel’, ‘terugtraprem’ en ‘reflector’. Maar als de concentratie allochtonen in een wijk te groot wordt stokt dit integratieproces.

Politici kunnen mensen niet integreren, maar ze moeten wel de juiste voorwaarden scheppen. Zonder twee belangrijke voorwaarden, namelijk de Nederlandse taal en het actief tegengaan van segregatie, komen we er niet. Als het gaat om taal, zijn er voor nieuwkomers nu de verplichte inburgeringscursussen, die overigens aan alle kanten lijken te rammelen. Maar voor allochtonen die al langer in Nederland wonen en de taal onvoldoende beheersen moeten er voldoende taalcursussen komen. In oktober 1998 stonden er nog 7200 mensen op de wachtlijst voor Nederlandse taalles. Zwarte scholen zijn niet alleen slecht voor de integratie maar evenzeer voor de leerprestaties van de kinderen - en daarmee voor hun kansen op een fatsoenlijke toekomst. Om de groeiende apartheid in het onderwijs tegen te gaan moeten gemeenten in overleg met scholen en ouders beleid maken met als doel gemengd onderwijs. Verschillende gemeenten, bijvoorbeeld Amersfoort, Tiel en Doesburg, voeren nu zo'n 'spreidingsbeleid'. Natuurlijk is spreiding in de grote steden, waar een groot deel van de leerlingen allochtoon is moeilijker, maar daarmee zeker niet geheel onmogelijk. Want ook in Amsterdam Zuid-Oost heb je zwarte èn witte scholen.

In wijken moet segregatie worden teruggedrongen door gemeenten en woningbouwverenigingen aan te sporen tot een actief woningtoewijzingsbeleid. En door allochtonen, die nu vaak gevangen zitten in deze wijken, via het bouwbeleid en huursubsidiebeleid de kans te geven op een betaalbare huurwoning elders in witte wijken die nu voor hen op slot zitten. Helaas worden nog steeds voorstellen om beleid te ontwikkelen dat bijdraagt aan een meer evenwichtige opbouw van de wijken en schoolpopulatie in de taboesfeer geplaatst. Steevast worden deze voorstellen getorpedeerd met het argument dat mensen vrij moeten zijn in hun woon- of schoolkeuze – alsof mensen met lage inkomens – met de hoge huren en ouderbijdragen – die keuze nu wél zouden hebben. In 1992 verscheen er een onderzoeksrapport over de segregatie in het onderwijs en de aanbeveling om te komen tot een spreidingsbeleid, maar het verdween in de la van toenmalig staatssecretaris van onderwijs Wallage. En nog staat de meerderheid van de politiek klaar met de dooddoener 'dat is aantasting van de vrijheid van onderwijs'. Een fraaie vrijheid die leidt tot feitelijke apartheid. Bovendien betekent beleid gericht op tegengaan van segregatie in het onderwijs en de wijken geenszins dat mensen gedwongen worden te verhuizen of tot de keuze van een school. De keuzemogelijkheden met name voor allochtonen moeten aan de ene kant juist vergroot worden door drempels die er nu zijn te slechten. Aan de andere kant is het ook niet uit te sluiten dat keuzes – zowel voor allochtonen als autochtonen – iets ingeperkt worden. Maar dat wordt gerechtvaardigd door dat hogere doel: de integratie en daarmee uiteindelijk gelijke kansen voor allochtonen.

In Den Haag beperkt de discussie zich vooralsnog tot het falende onderwijsachterstandenbeleid. De verkokerde benadering van het kabinet blijft er toe leiden dat de echte oorzaken niet aangepakt worden. Staatssecretaris Adelmund komt in een nota over zwarte scholen niet verder dan een aantal ‘laboratorium scholen’ om te kijken hoe de kwaliteit verbeterd kan worden. In de nota wordt met geen woord gerept over de oorzaken of de bestrijding van de segregatie. ‘Taal, taal, taal,’ is het motto van integratieminister Van Boxtel. Natuurlijk is de aandacht voor taal belangrijk, maar de discussie over integratie beperkt zich niet tot het onderwijs en de taalachterstand van allochtonen. Het zou goed zijn als de Tweede Kamer daar een allesomvattend parlementair onderzoek tegenover zet, zodat er daarna samenhangende voorstellen kunnen komen die moeten leiden tot echte resultaten. Weg met het pappen en nathouden-beleid van de laatste decennia.