opinie

Laat de mensen in Europa beslissen over de toekomst van Europa

"Politici moeten voorlopig maar niet meer praten over de EMU en de Euro, want dat geeft slechts onrust en onvrede", aldus een bezorgde premier Kok vorige week. Het Nederlandse voorzitterschap en het Verdrag van Amsterdam zouden eens in gevaar komen! Maar: er ís toch alle reden tot onrust en onvrede? Met het opgaan in de EMU, het instemmen met de voorgestelde structuurwijzigingen in de EU, en het in het algemeen verder opschuiven in de richting van een federaal Europa gaat immers onze nationale soevereiniteit ten onder in het moeras van een ondemocratische, oncontroleerbare Europese superstaat - zonder dat het Nederlandse volk zich ooit daarover heeft kunnen uitspreken. Dus past zwijgen niet. Als we ons nu niet laten horen zullen we straks niets meer te zeggen hebben.

De Europese leiders hebben harde eisen gesteld aan de landen die willen toetreden tot de nieuwe muntunie in 1999. De staatsschuld mag niet meer zijn dan 60 procent en het begrotingstekort niet hoger dan 3 procent van het Bruto Binnenlands Produkt. Nederland zal waarschijnlijk daaraan kunnen voldoen, Luxemburg en Ierland ook. Frankrijk, Italië en België zijn nog lang niet zo ver en ook het rijkste en machtigste land van de Europese Unie, Duitsland, voldoet momenteel niet aan de criteria. Dus is het een drukte van jewelste in Europa om te kunnen slagen voor het toelatingsexamen, waarover in 1998 beslist wordt en waarvoor de besluiten en de resultaten van de nationale regeringen in 1997 grotendeels bepalend zullen zijn. Begrotingstekorten en staatsschulden kun je wegwerken door hogere belastingen of lagere uitgaven. In neoliberaal Europa genieten belastingverhogingen niet de voorkeur dus wordt er gesnoeid en gesneden in de collectieve voorzieningen en de sociale zekerheid om de collectieve lasten te verlagen. In Nederland leidde de aanval op de WAO tot een kwart miljoen boze mensen op het Malieveld en de electorale val van de PvdA in 1994. In Frankrijk kregen we de grootste sociale onrust sinds mei '68, en in Duitsland enige maanden later de grootste demonstratie sinds de Tweede Wereldoorlog. Maar minister-president Kok, premier Juppé en bondskanselier Kohl zijn onvermurwbaar en blijven verwijzen naar 'Europa' en de EMU-criteria. De paarse regering van Kok bezuinigt daarom in vier jaar 18 miljard - naar de eisen van het VVD-programma - en haalt het grootste deel van de buit uit kortingen op de sociale zekerheid. Dus hebben we bijvoorbeeld geen Ziektewet meer en kennen we vanaf 1 januari weer nieuwe eigen bijdragen in de gezondheidszorg. De 50 miljard D-mark die Kohl in het kader van het Sparpaket wil bezuinigen om in de EMU te mogen, komen uit een verlaging van het vakantie- en ziekengeld, een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en een aantasting van de ontslagbescherming van ambtenaren. Juppé zoekt zijn bezuinigingen voor "Europa" in pensioenregelingen, werkloosheidsuitkeringen en de gezondheidszorg. Soortgelijk beleid zien we in Italië (overheidsschuld in 1995: 125 procent van het BBP), België (134 procent) en Griekenland (115 procent). Overal in Europa hanteren de regeringen het hakmes om de staat tot de EMU-normen te kortwieken. De mensen die het minste hebben betalen daarbij de hoogste tol omdat het neoliberale geloof overheden verbiedt om het geld te halen daar waar het het meeste zit: bij rijke burgers en nog rijkere ondernemingen.

Met het verlies van onze gulden verliezen we meer dan alleen folklore. We verliezen onze zeggenschap op monetair gebied - en alles wat daarmee samenhangt. Als de euro er is, is de gulden weg en onze zeggenschap over het monetaire beleid verdwenen naar de Europese Centrale Bank in Frankfurt. Wellicht mag Wim Duisenberg daar de baas spelen (als Jacques Delors hem niet toch via een zij-ingang voorbij glipt), maar dat doet hij dan met collega's die volledig onafhankelijk zullen opereren van de Europese "regering" (wat dat ook mag worden), het Europees parlement en van de nationale parlementen. De Frankfurters zullen zich laten leiden door de monetaire eisen die "Europa" stelt - en dat is het Europa van de vrije markt, het Europa zonder grenzen met een maximale leefruimte voor de grote, multinationale Europese ondernemingen, in hun concurrentieslag met de giganten Amerika en Azië. De transfer van de monetaire macht naar de Europese Unie kan niet anders geduid worden dan het opgeven van een belangrijk deel van de nationale soevereiniteit. Zoals oud-president Holtrop van De Nederlandsche Bank in 1963 al zei: "Geld is een attribuut van soevereiniteit. Als een land zijn munt opgeeft, heft het zichzelf een beetje op."

En daar blijft het niet bij. Ook op terreinen als het buitenlands- en veiligheidsbeleid, binnenlandse zaken en justitie dient "Brussel" meer te zeggen te krijgen en moeten minderheden zich schikken in de besluiten van meerderheden. Alle grote politieke partijen, de een wat meer dan de ander, zijn vóór verdergaande monetaire en politieke integratie van Europa. Wanneer hen gevraagd wordt of dat niet op gespannen voet staat met de breed levende scepsis onder de bevolking, verwijzen zij steevast naar hun verkiezingsprogramma's. Op basis van die programma's zijn zij tot volksvertegenwoordiger gekozen, en dus is hun standpunt inzake "Europa" gelegitimeerd. Maar hoeveel kiezers nemen daadwerkelijk kennis van de inhoud van die verkiezingsprogramma's? En hoevelen van hen zouden hun keuze uiteindelijk laten bepalen door wat daarin staat over "Europa"? Wie de enquête-resultaten serieus neemt, kan maar tot één conclusie komen: zeer weinigen. Desalniettemin weigeren de grote politieke partijen hardnekkig om over "Europa" een volksraadpleging te houden. Dat is een slechte zaak en een heroverweging van het "nee" tegen de kans voor de bevolking om "ja" of "nee" te zeggen in een zo'n wezenlijke kwestie is meer dan ooit op zijn plaats. Als Nederland het nu als voorzitter althans formeel een beetje voor het zeggen heeft in de Europese Unie dan is het tijd dat de Nederlanders op zijn minst een keertje mogen zeggen wat zíj vinden van die Unie. Laat de mensen in Europa beslissen over de toekomst van Europa. Dat is toch wel de eerste democratische eis die we mogen stellen. Een Europa dat daaraan niet kan of wil voldoen is een Europa dat beter niet tot stand kan komen. En politici die zeggen dat zo'n volksoordeel niet kan omdat zíj dat recht al weggegeven hebben bij het Verdrag van Maastricht, zónder het volk te raadplegen, moeten in de categorie super-hypocrieten ingedeeld worden. We hebben het hier immers over de meest ingrijpende politieke verandering sinds de grondwetsherziening van 1848. Toen werd de macht van het parlement uitgebreid ten koste van de koning, nu levert het parlement weer bevoegdheden in ten faveure van het geconstrueerde "Europa".

Natuurlijk zijn socialisten internationalisten en dus niet tegen Europese samenwerking, zelfs niet tegen een bepaalde mate van geïnstitutionaliseerde samenwerking. Maar de vorming van een economische en monetaire unie zou de bekroning moeten zijn van een proces van eenwording-van- onderaf, en niet, zoals nu, een opgelegd en ongevraagd juk. De EMU, inclusief het in Dublin overeengekomen stabiliteitspact, draagt alle kenmerken van een monetair strafkamp. Europa anno 1997 is geen land, het is geen natie waarmee mensen zich kunnen identificeren, een plek waar ze zich begrepen voelen. Ze hebben er gewoon niets mee, ook al beslissen regeringsleiders dat er vanaf 1999 een monetaire unie is en vanaf 2002 één munt. Europa is slechts een geografisch begrip, en verder een abstractie. Er bestaat geen Europees volk, geen Europese taal, en geen Europese cultuur. Zeker, er bestaat een Europese geschiedenis, een geschiedenis die Europa onder andere als beginpunt kende van twee wereldoorlogen. In die zin is er een Europa dat ons vooral zou moeten leren de voorwaarden te scheppen voor een vreedzaam samenleven en -werken. Er is geen plausibele reden om de natie-staat het recht op een eeuwig leven toe te delen. Maar het gaat ook veel te ver om nu de natie-staat te offeren op het hakblok van de geo- economische belangen van het Europese bedrijfsleven. Wie de wereld niet beschouwt als een slagveld waarop een klein aantal economische machtsblokken elkaar op leven en dood bestrijden, maar als een bonte verzameling van landen, volkeren en culturen, die met behoud van eigenheid en eigenwaarde willen streven naar een vreedzaam samenleven, die zal tot een volstrekt andere vorm van Europese eenwording komen. Daarin zullen nationale televisiebestellen niet omver worden geworpen door multinationale mediamagnaten als Berlusconi en Murdoch. Daarin zullen kleinschalige openbaarvervoersnetten belangrijker zijn dan megalomane projecten als de kanaaltunnel en het flitstreinen-net, waarvan de normale burger nauwelijks, maar het internationale zakenleven des te meer profiteert. In zo'n wereldbeschouwing is er respect voor de sociale en culturele verworvenheden van anderen, en zullen die niet worden gesloopt en opgeofferd aan een niets-ontziende concurrentiestrijd en een vaag ideaal over een gelijkgeschakeld "Europa".