nieuws

Vroeg of laat: De schulden van Griekenland

Het was eind 2009 toen Griekenland bekend maakte dat haar begrotingstekort en staatsschuld veel hoger waren dan eerder aangegeven. In de maanden daarna steeg de rente die het land op de financiële markten moest betalen voor leningen flink. Een faillissement dreigde. De Europese Unie (EU) besloot samen met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) een lening te verschaffen van totaal 110 miljard euro. Een belangrijke drijfveer voor het verschaffen van de lening was de angst dat anders ook andere eurolanden door de financiële markten tot een bankroet zouden worden gedreven. Ook was er onzekerheid of de banken in Europa die veel geld aan Griekenland hadden geleend, een faillissement wel zouden overleven. 

Op 7 mei 2010 debatteerde de Tweede Kamer over het leningenprogramma aan Griekenland. Toenmalig SP-Tweede Kamerlid Ewout Irrgang zei in dat debat:

‘Mijn fractie heeft in dit debat en in eerdere debatten duidelijk gemaakt niet ten principale tegenstander te zijn van het bieden van hulp aan een land in de problemen, of dat nu Griekenland is of een ander Europees land. Er is in de afgelopen weken wel iets gebeurd waardoor er toenemende twijfel is ontstaan over de houdbaarheid van de Griekse staatsschuld. Dat maakt dat de SP-fractie herstructurering van de schuld niet alleen in het belang van Griekenland acht, zodat de schuld weer houdbaar is, maar ook in het belang van Nederland. Als wij leningen verstrekken aan Griekenland, zal het in staat moeten zijn om die leningen terug te betalen. Dat is ook rechtvaardig ten opzichte van de banken, de financiële sector, die onderdeel van het probleem zijn geweest en nu ook onderdeel van de oplossing moeten zijn.’

Echter, een motie van de SP om de banken mee te laten betalen aan de redding van Griekenland door op een deel van de schulden af te schrijven, werd alleen gesteund door de Partij voor de Dieren en dus verworpen. Anderhalf jaar later bleek de voorspelling voor de Griekse economie inderdaad te rooskleurig en werd de schuld alsnog onhoudbaar geacht door de EU en het IMF. Deze besloten alsnog 50% af te schrijven op de schuld in private handen, naast een tweede steunpakket van uiteindelijk 130 miljard euro. Inmiddels hadden de banken en andere private schuldhouders alle kans gekregen om zich van de Griekse staatsobligaties te ontdoen en was minder dan een derde van de Griekse staatschuld nog maar in hun handen. Schuldafschrijving op het private deel zette dan ook minder zoden aan de dijk dan wanneer dat meteen had plaatsgevonden.

Irrgang reageerde dan ook met: ‘Het is geen oplossing want het Griekse probleem wordt niet opgelost, dit is doormodderen. Ik zie wel een stap in de goede richting, maar onvoldoende om te zorgen dat de Grieken weer lucht krijgen om zelfstandig verder te gaan. Afschrijven van 50 procent van de schuld lijkt veel, maar dat zijn alleen de schulden aan banken, de totale Griekse schuld daalt maar met 28 procent.'

De afschrijving was dus te laat en onvoldoende. In december vorig jaar kwamen de EU en het IMF ook tot deze conclusie en versoepelde de leningsvoorwaarden oa door een lagere rente te rekenen. Ook sloot minister van Financiën Dijsselbloem niet langer uit dat in de toekomst alsnog wordt afgeschreven op de Griekse schulden. Drie jaar later is de Griekse schuld bijna volledig in publieke handen en betaalt onder andere Nederland de prijs voor het niet tijdig afschrijven op de Griekse schulden.

Het IMF concludeert dan ook achteraf:

‘Eerdere schuldsanering zou de last van de aanpassing van Griekenland hebben versoepeld en hebben bijgedragen aan een minder dramatische krimp van de productie. De vertraging bood particuliere schuldeisers de kans hun blootstelling te verminderen en de schuld in publieke handen te schuiven. Deze verschuiving is op grote schaal opgetreden en liet de publieke sector aan de haak.’