Het sprookje van eerlijk duurt het kortst

Johan is vijfenzeventig jaar oud. Hij heeft zijn hele leven bij hetzelfde bedrijf gewerkt, een metaalbewerkings­bedrijf. Een goede vakman, op hbo-niveau, die altijd met plezier naar zijn werk ging en uiteindelijk als afdelingshoofd op zijn vijfenzestigste met pensioen ging.

Tekst: Rob de Brouwer

Hij heeft nu tien jaar in goede gezondheid van zijn pensioen genoten. Maar er was hem een welvaartsvaste uitkering in het vooruitzicht gesteld en alleen zijn AOW-uitkering werd aan de prijs­stijgingen aangepast. Het aanvullend pensioen is nog precies hetzelfde als wat hij tien jaar geleden ontving. Hij besluit uit te zoeken wat er toch mis is en waarom er niet meer wordt uitgekeerd. Hij weet dat zijn pensioenfonds een goed rendement heeft gemaakt over de periode dat hij werkte. Dat rendement was gemiddeld aanzienlijk hoger dan waarmee gerekend werd toen de premie moest worden vastgesteld. Waarom wordt dan niet een deel van dat over­rendement gebruikt om het aanvullend pensioen te verhogen?

Nu deze situatie al tien jaar aanhoudt, wordt het gevoel van onrechtvaardigheid bij Johan steeds groter. Daarom trekt Johan zijn mooiste pak aan en bezoekt het kantoor van zijn pensioenfonds. Het pensioenfonds staat hem uitgebreid te woord maar het resultaat van het gesprek is teleurstellend. Het blijkt dat de reden waarom de uitkering uitblijft niets te maken heeft met de voorwaarden die aan een waardevast pensioen gesteld worden. Voor Johan is voldoende premie ingelegd en het pensioenfonds heeft inderdaad voldoende rendement gemaakt, meer zelfs dan noodzakelijk om een welvaartsvast pensioen uit te keren. Maar het pensioenfonds geeft je een karige uitkering en houdt de rest in eigen zak. Als Johan blijft aandringen en vraagt waarom het pensioenfonds dat doet, wijst men naar De Nederlandsche Bank (DNB).

Johan laat zich niet met een kluitje in het riet sturen. Hij trekt de stoute schoenen aan en gaat verhaal halen bij DNB. En hoewel dat normaal gesproken nooit wordt gedaan, willen ze Johan wel ontvangen. Johan gaat naar Amsterdam en meldt zich aan het Frederiksplein. Nadat hij door de beveiliging is geloodst wordt hij ontvangen door een aardige, jonge dame. Zij vertelt dat het toegezegde waardevaste pensioen niet kan worden uitgekeerd omdat het de verwachting is dat er in de toekomst veel minder rendement zal worden gemaakt. Het ziet er zelfs zo slecht uit dat DNB van mening is dat onmiddellijk moet worden gekort op de uitkering. Anders hebben de jongeren geen goed pensioen meer. Hoe Johan ook probeert, hij komt hier niet verder. Hij wordt te veel in de hoek gedrukt van iemand die niet het beste voorheeft met zijn kinderen. Dit gesprek loopt uit in een generatie­conflict. Johan voelt aan zijn water dat hij er zo niet uitkomt. Hij voelt zich helemaal geen dief van toekomstige generaties. Hij moet zich beter voorbereiden.

Illustratie: Len Munnik©

Weer thuisgekomen gaat hij aan de eettafel zitten en maakt hij berekeningen. Hij overlegt met vrienden en zij helpen hem met zijn gecompliceerde rekensommetjes. Goed voorbereid maakt Johan een afspraak met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Wouter Koolmees. De minister heeft het druk, maar hij kan Johan wel even te woord staan. Eenmaal in zijn kamer, na opnieuw een uit­gebreide beveiligingsprocedure vraagt Johan de minister of hij niet iets kan doen aan de starheid van DNB. Wouter Koolmees legt het nog eens uit. Hij zegt dat het pensioenfonds het toekomstige rendement eerst moet verdienen voordat het mag worden uitgeven. Johan blijft geduldig, hij houdt zijn handen in zijn zakken omdat hij anders misschien handtastelijk wordt en hij vraagt Wouter waar dan al dat geld gebleven is dat het pensioenfonds voor hem heeft verdiend. Johans premie was gebaseerd op een verwacht rendement dat tot 2007 4 procent was en daarna geleidelijk is gedaald tot 2,7 procent nu. Terwijl het werkelijke rendement na aftrek van kosten over de periode dat de premie werd afgedragen 6,8 procent is geweest. Zelfs na Johans pensioen heeft het pensioenfonds goede resultaten bereikt op de financiële markten. Hij is 75 en zijn waardevaste pensioen is nooit gerealiseerd. Hij loopt bijna 20 procent achter op de verwachtingen. ‘Voor wie is dan het geld dat met mijn premie is verdiend? Hoezo mag het geld pas worden uitgegeven als het is verdiend? Het is toch al verdiend?’ Wouter Koolmees blijft Johan uitleggen dat op dit moment de risicovrije rente nu eenmaal heel laag is. En als je gaat rekenen met een hogere rente geef je geld uit dat nog niet is verdiend.

Johan kan nu eindelijk profiteren van zijn goede voorbereiding. Hij gaat er eens goed voor zitten. ‘Meneer de minister, mag ik u mijn berekeningen voorleggen? Ik ben een werknemer van een metaalbedrijf geweest, met een hbo-opleiding. Ik ben op mijn twintigste begonnen met een jaarsalaris van 20.000 gulden. En ik heb me kunnen opwerken tot een eindloon van 80.000 euro per jaar. Ik heb uitgerekend dat er voor mij 225.000 euro pensioenpremie is afgedragen. En ik heb ook uitgerekend dat die premie uiteindelijk, bij mijn pensioendatum, door het gerealiseerde rendement een kapitaal vormde van bijna 900.000 euro. Ik weet dat als er elk jaar was geïndexeerd, ikzelf – en mijn vrouw als ik ben overleden – een bedrag zouden krijgen van totaal een kleine 600.000 euro. En dan reken ik dat ik 83 jaar zal worden en dat mijn vrouw mij 5 jaar zal overleven. Hoe komt u erbij dat er niet genoeg geld is verdiend om mij een welvaartsvast pensioen uit te keren?

Het pensioenfonds houdt bijna 300.000 euro over aan mijn premie. En dan heb ik nog niet eens ermee gerekend dat het kapitaal ook gedurende mijn pensioen wordt belegd. Dat is toch niet eerlijk? Dat is toch een vorm van diefstal? Waar gaat dat overschot heen? Wie gaat er profiteren van het stelen van mijn pensioenuitkering?’

De minister sluit de deur. Hij kan nog net iets zeggen, maar je hebt het niet goed verstaan. Het klinkt als ‘Oké, boemer’, maar dat zul je wel verkeerd verstaan hebben.

Dit artikel verscheen eerder hier