Deze crisis versnelt structurele veranderingen

Terwijl de overheid het Nederlandse bedrijfsleven overeind probeert te houden, verandert de economie onder invloed van de coronacrisis in rap tempo. Dat vraagt om crisismanagement, maar ook om een houding van 'never waste a good crisis', aldus Erik Stam, hoogleraar Strategie, Organisatie en Ondernemerschap aan de Universiteit Utrecht: ‘Het is gevaarlijk om te stellen dat het straks weer 'business as usual' wordt.’

Erik Stam (1975) is hoogleraar Strategie, Organisatie en Ondernemerschap, en hoofd van de Utrecht University School of Economics. Hij was lid van de commissie-Borstlap die aanbevelingen deed voor een betere arbeidsmarkt. Foto: Nike Martens

Hoe staat de economie ervoor?

‘Vóór de coronapandemie had Nederland het beste economische jaar ooit. En toen kwam de crisis. Des­ondanks zien we dat het aantal faillissementen historisch laag is. Er zijn minder nieuwe bedrijven bijgekomen dan voorheen, maar er is nog altijd sprake van groei. Ondernemingen die toch verdwijnen, worden vaker opgeheven dan dat het tot een faillissement komt. En de werkloosheid is nog steeds buitengewoon laag.

Kortom, naar omstandigheden gaat het goed. Dat heeft natuurlijk wel een prijs: de enorme bedragen die de staat in de economie pompt.’

Zijn zulke grote steunpakketten verstandig?

‘Als crisismaatregel is het goed beleid, omdat je met deze steunpakketten onnodige schade voorkomt. Maar op een gegeven moment rijst wel de vraag of dit het allemaal waard is. Wat moeten toekomstige generaties wel niet gaan betalen en rekenen we onszelf niet rijk?

Als Mark Rutte zegt dat we samen deze strijd gaan winnen, dan doet hij het voorkomen alsof we na de crisis teruggaan naar business as usual. Dat vind ik een weinig visionaire en zelfs gevaarlijke opstelling. De eerste maanden kon je misschien nog volhouden dat er sprake was van een heftige schok van korte duur. Maar nu duurt de crisis al zo lang, dat je je echt moet afvragen hoe lang je dit nog vol kunt houden.

We moeten ons realiseren dat deze crisis structurele veranderingen versnelt. Dan moet je voorbij dat crisismanagement en toe naar een houding van never waste a good crisis. Daarmee bedoel ik dat we stappen moeten maken met goed onderwijs op afstand. En thuiswerken moeten bevorderen, om onze ecologische voetafdruk te verminderen. Dus niet zomaar al dat geld in de economie pompen, maar zaken aanjagen waar we op de lange termijn voordeel van hebben.’

Kun je Rutte verwijten dat hij perspectief wil bieden?

‘Men probeert het gedrag van mensen te veranderen. Dat is een grote opgave, waar leiderschap voor nodig is. Dan blijkt Nederland toch anders te zijn dan China of Noord-Korea, waar de grote leider zegt hoe het moet en iedereen volgt. Rutte moet dus het goede voorbeeld geven en tegelijkertijd afwegen wat haalbaar is. Dat is een enorme balanceer-act, echt een ongelooflijke uitdaging voor alle politici.

Maar dat wil niet zeggen dat je, zeker naarmate de crisis langer duurt, kunt doen alsof je zekerheid biedt. Als je zegt dat er licht aan het einde van de tunnel is, veronachtzaam je de dynamische wereld waarin we leven. En dat we met structureel andere omstandigheden worden geconfronteerd.

Op zo’n moment moet je proberen om er het beste van te maken. Daarvoor is veel lokaal experimenteervermogen en spontane collectieve actie nodig. Vooral van burgers en bedrijven, niet van de overheid. Die kan wel helpen om die experimenteerkracht in de samenleving te mobiliseren.

Ik realiseer me ook wel dat je hiermee iets heroïsch vraagt van een regering. Want alleen al het crisismanagement is a hell of a job. Maar regeren is nu eenmaal ook vooruitzien.’

Is de economische steun überhaupt wel vol te houden?

‘Ik moet hier terughoudend zijn, omdat dit niet mijn specialisme is. Van mijn collega-economen hoor ik meerdere verhalen. Er is één boekhoudkundige groep die zegt: staatsschuld is goed. Bedrijven en burgers met grote spaaroverschotten willen hun geld zonder risico kunnen stallen en de Nederlandse staat is daarvoor perfect. En als de economie straks weer groeit, loopt de schuld als percentage van de omvang van de economie vanzelf weer terug. Bovendien daalt ook het begrotingstekort dan weer, omdat de belastinginkomsten groeien als het economisch weer beter gaat.

Een andere groep is wat voorzichtiger en denkt dat de overheid op termijn wel degelijk geld moet vrijspelen om de schuld weer naar beneden te brengen. Zeker als de rente weer omhoog gaat en er een vicieuze cirkel dreigt. Er kan niet van uitgegaan worden dat de economische groei hoger zal blijven dan de rente. En een lage schuld is ook een betere startpositie voor een nieuwe schok.

Ten slotte is er nog de groep moderne monetaristen, die zegt dat de centrale bank oneindig geld kan scheppen.’

Voorafgaand aan de kredietcrisis leek er ook sprake te zijn van grote economische groei, terwijl er grote schulden werden aangegaan. Is de situatie van nu daarmee te vergelijken?

‘Toen ik in 2007 in Cambridge werkte, hoorde ik een collega al zeggen dat het economisch niet lang meer goed kon blijven gaan. Zij was toen een van de weinige economen die dit ook echt zo benoemde. Dat inzicht van dit kan niet goed gaan, krijg je nu ook weer. De beurskoersen, huizenprijzen en waarden van cryptovaluta zijn zo uit het lood geslagen. En dat terwijl de wereldeconomie op allerlei manieren stilvalt en echt een knauw krijgt. Die onevenwichtigheid, of je daar nou filosofisch of economisch naar kijkt, kan op termijn niet blijven bestaan.’

Je doet onderzoek naar de uitwerking van de crisissteun. Komt deze wel goed terecht?

‘Er lijken in Nederland maar weinig zombiebedrijven te zijn (bedrijven die eigenlijk al failliet zijn maar door de overheid in leven worden gehouden, –red.), zeker vergeleken met andere landen. Het zijn over het algemeen relatief gezonde bedrijven, die wel enorm onzeker zijn over de nabije toekomst. Van deze bedrijven mag je verwachten dat ze na de crisis relatief goed zullen herstellen. Dus zou het zonde zijn als daar nu veel organisatiekapitaal verloren zou gaan.

We zien ook dat er nog een golf van uitgestelde faillissementen aankomt, al is nog niet te zeggen hoe groot die golf precies zal zijn. Het enige wat we weten is dat die golf waarschijnlijk minder groot is dan in andere landen.’

Hoe helpt jullie onderzoek bij het vormgeven van de crisishulp?

‘Wij bekijken wat voor bedrijven wel en niet worden bereikt met dit beleid. Zo zagen we dat de eerste regelingen goed bij bestaande bedrijven terechtkwamen, terwijl nieuwe, veelbelovende bedrijven het nakijken hadden. Eén van de criteria was namelijk dat er sprake moest zijn van minimaal 20 procent omzetverlies. Maar ja, als je net gestart bent, dan verwacht je groei. Zo bevoordeelde het beleid de gevestigde orde, terwijl de nieuwe orde in de wacht werd gezet.

En bij die bedrijven zit nu juist een groot deel van de experimenteerkracht van de economie. Samen met anderen konden we gelukkig duidelijk maken dat dit soort bedrijven ook behoefte heeft aan overbruggings-regels. Dat dit ook wordt opgepakt laat zien dat de overheid in staat is om goed bij te sturen.’

Laat de noodzaak van staatssteun niet vooral zien dat bedrijven niet genoeg reserves hebben?

‘Waar het voorheen vooral over economische groei ging, gaat het nu vaker over veerkracht. Dat is een beetje het modewoord van 2020 geworden. Het mooie van de focus
op veerkracht is dat het daardoor niet alleen meer gaat over zo min mogelijk kosten maken om zo veel mogelijk te produceren. Hoewel daar op zich niet zo veel mis mee is, zeker als het gaat om schaarse middelen, betekent het ook dat je weinig vermogen aanhoudt om schokken op te vangen. Dat paradigma van groei kan dus wel wat tegenwicht gebruiken.

'Rutte zegt bijvoorbeeld dat we weer terug moeten naar een situatie van winkelstraten en meubelpleinen. Ik vraag me af of we dat wel moeten doen.' Foto: Branco de Lang©

Ik denk dat de bijvangst van dat nieuwe denken is, dat we wat meer denken in termen van rentmeesterschap. Of om het wat meer sociaal te zeggen: aandacht voor het lokale en de gemeenschap. Dat er een gezamenlijke verantwoordelijkheid is om schokken van buiten op te vangen. Dat we er niet op gericht moeten zijn om de aarde steeds verder uit te knijpen. Maar dat we ook een verantwoordelijkheid voor het geheel hebben, als collectief.

Tegelijkertijd heeft zo’n manier van denken over veerkracht ook iets naïefs. Het kan ook leiden tot een conservatieve houding van behouden wat je hebt.’

Wat bedoel je daar concreet mee?

‘Rutte zegt bijvoorbeeld dat we weer terug moeten naar een situatie van winkelstraten en meubelpleinen. Ik vraag me af of we dat wel moeten doen. Zijn er in de hele mensheid altijd winkelstraten en meubelpleinen geweest, en moeten we die altijd behouden?

Dat vind ik het grote nadeel van het denken in veerkracht. Dan proberen we toch vooral te behouden wat we al hadden, en maken we minder gebruik van het moment van een crisis. Juist nu kunnen we denken: waren die winkelstraten nou wel echt zo’n lokaal fenomeen? Of werden ze vooral gedomineerd door internationale ketens, die ook nog eens de vastgoedprijzen omhoog stuwden en arbeidsomstandigheden uitholden? Was dat nou wat we wilden?’

Welke rol zie jij voor de overheid? Moet die missies gaan formuleren, zoals innovatie-econoom Mariana Mazzucato zegt?

‘Toen ik nog in Cambridge werkte, zaten Mazzucato en ik in het zelfde onderzoeksprogramma. Wat ze heel goed heeft gedaan, is het onterechte beeld rechtzetten dat ondernemers alles oplossen en de helden van de economie zijn, en dat de overheid slechts als achtervang optreedt. Mazzucato maakte duidelijk dat de overheid een belangrijke rol heeft bij het creëren van de infrastructuur, op basis waarvan al dat ondernemerschap mogelijk is. En dat waar de onzekerheid zo groot is dat ondernemers iets niet kunnen of willen oppakken, de staat de rol heeft om de eerste investeringen te doen.

Zelf ben ik ook innovatie-econoom. Ik zie de markt als een bruikbare uitvinding om dingen vergelijkbaar te maken. Om signalen op te pakken en daarmee de verdeling van allerlei dingen op een efficiënte manier te regelen. Maar de markt is een kunstmatig verschijnsel, die werkt voor zolang ze werkt. Op het moment dat de markt een te grote rol krijgt in de samenleving, te veel terreinen omvat, dan heeft de markt zelf de wortels van haar eigen destructie in zich.

Er leeft bij een grote groep economen en economisch beleidsmakers het idee dat er een markt is, die we optimaal moeten laten functioneren. Terwijl voor heel veel producten en diensten die markt nog gecreëerd moet worden, en er nog allerlei instituties en infrastructuren moeten worden opgetuigd om haar te laten werken. Denk bijvoorbeeld aan de markt voor online zoeken. Die is niet zomaar ontstaan. Daar is eerst enorm veel geld in allerlei computerwetenschappen gestopt, in hoe je al die protocollen moet maken, in glasvezel en communicatie via GPS, en ga zo maar door. Je moet enorm veel investeren in dat soort infrastructuur, voordat een markt een niveau bereikt dat zij zichtbaar is en kan gaan werken.’

Wat is volgens jou dan de rol van de overheid?

‘Waar Mazzucato volgens mij een beetje in doordraaft, is het idee dat de overheid ook echt een ondernemer kan zijn. Die goede, weloverwogen keuzes kan maken. Die zelf experimenteercapaciteit heeft en ook in staat is om te falen en te leren. Als mensen behoefte hebben aan elke dag vers brood, waarom zou de overheid dan moeten beslissen of er wel of niet wordt geïnvesteerd in winkelstraten of online verkoop? Ik denk dat je burgers en ondernemers dan onderschat in hun aanpassingsvermogen.

De overheid moet wel gaan nadenken over wat al die bezorgers betekenen voor de wijken waar zij doorheen rijden, en of het internet op orde is om die bestellingen te doen. Ik denk dus dat de overheid ontzettend belangrijk is om de infrastructuur voor al die transformaties op orde te maken.

Het mede mogelijk maken van die transformaties, dat is iets wat buiten-gewoon weinig bedrijven of burger-collectieven kunnen. Simpelweg omdat ze daar de schaal niet voor hebben. Ook moet je je afvragen of je wel wil dat bedrijven infrastructuur gaan regelen. Dat je afhankelijk wordt van Amazon voor je besteldiensten. Of van Huawei als het om 5G gaat, zoals nu het geval is.’

Hoe moet de overheid bepalen waar en in wat voor infrastructuur er geïnvesteerd moet worden?

‘Als je de laatste onderzoeken van de Rekenkamer en het nieuwe afwegingskader bij steunverzoeken van indivi­duele bedrijven bestudeert, dan kom je eigenlijk vrij ouderwetse gedachten tegen. Gaat de steun naar bedrijven die gezond zijn en naar sectoren waarvan we vinden dat ze steunwaardig zijn? Terwijl je juist nóg een stap terug moet gaan: vinden we dat dit geld terechtkomt bij domeinen waarvan we denken dat deze op de lange termijn positieve uitkomsten hebben voor de burger? Is er een publiek belang? De manier waarop we denken over dat soort zaken is nog lang niet voldoende ontwikkeld. Dat het werk van Mariana Mazzucato nu zo populair is, helpt om daarmee verder te komen.’

Heeft de coronasteun de relatie tussen overheid en bedrijfsleven veranderd?

‘Bedrijven moeten ineens weer meer rekenschap afleggen over in hoeverre zij positief bijdragen aan de maatschappij. Dat zag je bijvoorbeeld bij de steun aan KLM. Tegelijkertijd vind ik niet dat VNO-NCW en MKB Nederland het Nederlandse bedrijfsleven maatschappelijk verantwoorder hebben gemaakt. Zij zijn hooguit een intensiever contact met de overheid aangegaan om te kijken of de steunmaatregelen zo snel mogelijk konden worden uitgerold voor hun achterban.

De werkgeverslobby zegt in ieder geval niet meer dat bedrijven er voor de overheid zijn. Of dat de overheid bedrijven vooral niet moet lastigvallen, want dan functioneren zij het beste. Dat mantra is wel de wereld uitgeholpen.’